Het virus heet Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa
‘De dokter is uw kameraad niet’ van Louis Van Dievel is voor iedereen met het hart op de juiste plaats, maar er gedwongen afstand van nam.
De dokter is uw kameraad niet is de jongste roman van Louis Van Dievel, en – ik val met de deur in huis – het is een mustread voor wie van Vlaanderen houdt, en het net daarom beter wil leren kennen. Het is een mustread voor iedereen met het hart op de juiste plaats en dus voor wie ooit links heeft gedacht, maar gedwongen is door de werkelijkheid om daarvan afstand te nemen. Het is een mustread voor wie een goed verhaal wil lezen: het gaat vooruit, het is vaak zeer geestig. Het is een mustread voor wie gelooft in mensenliefde, en in wijsheid, kracht en schoonheid.
Louis Van Dievel is een journalist. Een heel goeie – ik was jarenlang, zoals hij dat zelf noemt, ‘zijn hiërarchische meerdere’. Hij is een oerverteller: als hij de werkelijkheid in een roman giet, dan wordt die hoe dan ook interessant, verschrikkelijk (mooi), ontroerend. Maar bovenal: wat hij schrijft is juist. Waar gebeurd, ‘echtig-techtig’. Ook al is het een roman. Maar gek genoeg is die vaak juister dan zogeheten betrouwbare kwaliteitsjournalistiek. De dokter is uw kameraad niet is het resultaat van gedegen, uitgebreid, kritisch en langdurig onderzoek.
De broer van Dirk Van Duppen
De dokter doet denken aan het werk van Robbert Harris over Cicero, of over Dreyfus. Een goed verhaal, maar ook helemaal juist, tot in de details. Al vind ik Van Dievel beter: vanwege zijn wisselende vertelperspectieven die de vele kanten van een en dezelfde realiteit laten zien. Van Dievel mengt de rol van de verteller met documenten, met antwoorden van het hoofdpersonage op maar liefst 200 vragen.
Dat hoofdpersonage is Guust Van Mol, aka Jan Van Duppen. Broer van Dirk Van Duppen, de onlangs overleden PVDA-dokter. Jan is ook lang Amadees geweest. En socialist. Vandaag is hij een ‘Dalrympliaan’, ’a compassionate conservative’. Daarover gaat De dokter. Over die evolutie.
De grote thema’s van de wereldliteratuur vind je ook onder de kerktoren, zei Hugo Claus. Dat klopt. De Vlaamse versie daarvan wordt altijd gekruid met een saus waarin ‘Vlaamsgezind’ en ‘katholiek’ de hoofdbestanddelen zijn. In een boutade: de Vlaamse wereldliteratuur gaat eigenlijk al tientallen jaren over de strijd om los te komen uit de verstikkende greep van ‘Onze Moeder de Heilige Kerk’.
Dat bleek trouwens ook in de vorige (ook steengoede) roman van Van Dievel, De onderpastoor. Ook die is gedocumenteerd tot en met, en ook daar: herkenbaar Vlaams en katholiek. Gevolg: op vandaag al vier herdrukken. Tegelijk niet goed genoeg voor enige regels in De Standaard der Letteren…
Eens gelovig, altijd gelovig
De dokter is uw kameraad niet begint met een fresco van het Kempische dorp Gierle, aka Vlaanderen in de tweede helft van de 20ste eeuw. Waar de woorden van Remco Campert (‘Verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden’) nog niet gelezen waren, maar wel heel goed bekend. Het verstoren van de H. Mis is een vast gegeven.
Vlaanderen dus. Het verhaal van de burgemeester die de andere kant (er waren witten en zwarten) gerust laat met de onsterfelijke woorden ‘dat er al genoeg miserie is in de wereld.’ Het verhaal van de 19-jarige die bezwangerd wordt door de stadsontvanger en eindigt als Mère Supérieure van de Grauwzusters uit Zoutleeuw, en wordt rondgereden in een auto met chauffeur. Het verhaal van het onbestuurbare Gierle omdat er als gevolg van een ruzie over onderpastoors geen lijsten zijn ingediend, en de vrouw van de onderwijzer, de moeder van Guust Van Mol, dan maar van hogerhand wordt aangewezen als lid van de gemeenteraad. In een paar hoofdstukken schetst Van Dievel een prachtig fresco van een universum, ons universum.
De dokter is uw kameraad niet toont ook wat het geloof kan aanrichten met een mens, ook als die niet meer ter kerke gaat. Eén keer geïndoctrineerd, meer keer geïndoctrineerd. Wie anders dan een diep gelovig jongmens kan, zelfs als hij zijn geloof al kwijt is, zeggen dat ‘Als je alles van Marx, Engels en Lenin, Stalin en Mao gelezen hebt, dan weet je toch alles over alles’.
Het Walhalla van Albanië
De 18-jarige communist Van Duppen gelooft de partijleiding als ze zegt dat de revolutie nog hooguit 15 jaar op zich kan laten wachten. Geloof, het is een gave, en die is wat waard. Alles eigenlijk. Een ijzeren discipline en extreme persoonlijke soberheid, 7 dagen op 7, 24 uur op 24. En ook de bijna dagelijkse biecht. Lange vergaderingen worden afgesloten met zelfkritiek: waar ben ik tekortgeschoten in de strijd?
En er moet geofferd worden. En wat kan een mens meer offeren dan zichzelf? Volgens een klassiek patroon: studies worden stopgezet, de fabriek wacht. Tussendoor is er ook nog een huwelijk: in de Kerk, met teksten van Mao. Maar het is bekend: wij kunnen allemaal lang de werkelijkheid ontkennen; helaas doet de werkelijkheid dat nooit met ons.
Ook niet met Jan Van Duppen. Albanië, het blijkt niet te zijn wat hem was gezegd. Een artikel voor het partijblad waarin kameraad Kris M. schrijft dat homoseksualiteit een ziekte is die door en onder het socialisme genezen wordt. ‘Kameraad Kris schrijft geen onnozele praat’, zegt hij (tegen beter weten in) op de redactievergadering. Maar dat vreet natuurlijk aan zijn geloof. Idem als hij ziet dat in de partij niet iedereen gelijk is, ook niet financieel. Idem met het rechtpraten van wat krom is. Idem als hij besluit geneeskunde te gaan studeren. De partijleiding en met name kameraad Kris M. – zelf arts – verzetten zich: het was niet gemeld aan de partijleiding…
Een incestueuze familie
Twijfel, bij Van Duppen, én bij anderen die opstappen. De warmte van het nest verlaten, zelfs als dat een verblindende sekte is met ijzeren regels en zeer twijfelachtige praktijken, dat is wel wat. En wat opvalt: de meeste kameraden hebben verstand, denken ook na, maar ze combineren dat met de gave om dat verstand in het belang van de partij en het hogere ideaal uit te schakelen.
Maar wat moet, moet; ook als dat heel lastig is. Van Duppen verlaat na een titanenstrijd de PVDA, maar AMADA zit nog helemaal in zijn lijf. Hij is intussen arts, gaat uiteraard niet naar Geneeskunde voor het Volk, maar wil krek hetzelfde onder de paraplu van de Socialistische Mutualiteit. De praktijk in Turnhout loopt als een trein, ondanks het verzet van de lokale medische gilde.
Van de mutualiteit naar de partijpolitiek is bij ons maar een kleine stap. Maar ook dat wordt, ondanks alweer groot geloof, een grote desillusie. Wie wil weten hoe partijpolitiek in Vlaanderen wordt bedreven, en in de SP in het bijzonder, moet De Dokter lezen. Van Duppen wordt zelfs parlementslid. Maar zit net daarom op een positie om te zien dat zijn partij een ‘incestueuze familie’ is, ‘waarin iedereen het weet en iedereen zwijgt’. Alleen: Van Duppen zwijgt niet; hij zegt het. Hij zegt over fractieleider Bruno T. dat hij even geniaal is als zijn vader, maar met te korte beentjes. Hij ziet dat de partijvoorzitter zeer fors betaald wordt via een managementvennootschap. Zijn opvolger, de heilige Steve S., noemt hij ‘de populistische compensatie van intellectuele onbenulligheid’. Exit sp.a.
Dalrymple experience
Van Duppen wordt arts in een Rotterdamse achterstandswijk: drugs, criminaliteit, 75% van de patiënten van allochtone origine waarvan een groot deel moslims. En ook hier loopt de praktijk als een trein. In dat universum (met een hele serie hilarische verhalen) ondergaat hij zijn Dalrymple Experience. Hij leest, studeert, en ziet wat hij ziet: Dalrymple heeft gelijk. Zijn jarenoud geloof over het belang van sociale achterstand slaat om: het gaat om ‘sociale verslaving die aangekweekt werd en wordt door hulpverleners die goed willen doen en zichzelf vooral goed willen voelen bij al dat goeddoen.’ De conclusie is schokkend: armoede neemt toe naarmate meer middelen worden vrijgemaakt om ze te bestrijden; links houdt mensen bij voorkeur in een afhankelijkheidspositie, dan hebben ze die mensen ook in hun macht.
Op het eind van Louis Van Dievels pageturner vinden we de versleten, kapotgewerkte Van Duppen. Ook zijn inwijding als vrijmetselaar heeft hem geen rust gebracht. Want diep in hem zit wat de kinderen van een Kempische onderwijzer is ingelepeld: we doen het niet voor onszelf, maar voor anderen, en voor God en Vaderland natuurlijk. God is wel weg, het Vaderland eigenlijk ook, maar de biecht (nog) niet: ik heb veel verkloot, maar ik ben wel altijd eerlijk geweest.
La condition humaine, gelijk we zeggen. En ja, de een wordt communist, de ander conservatief, een enkeling christen-radicaal. Maar altijd – ik wil in de geest van deze tijd afsluiten – heet het virus Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Er is geen vaccin of medicament. Alleen herd immunity kan helpen. Een beetje. Meer moet dat ook niet zijn.
Siegfried Bracke was voor de N-VA Kamervoorzitter en gemeenteraadslid in Gent. Voordien was hij journalist bij de VRT.
Voorwaar, voorwaar, daar komt finaal een staatshervorming van. Een echte.