JavaScript is required for this website to work.

Meer dan ammunitie voor westerse ‘zelfhaat’

Erik Bruyland15/3/2020Leestijd 4 minuten

Mathieu Zana Etambala bundelde in ‘Congo 1876-1914, Veroverd, Bezet, Gekoloniseerd’ – soms nooit eerder gepubliceerde ooggetuigenverslagen.

Mathieu Zana Etambala maakt de wandaden van Leopolds Congo Vrijstaat toegankelijk voor het ruime publiek, maar historische fouten erkennen moet daarom niet uitmonden in zelfhaat.

Voor wie de Congolezen een voortdurend slachtofferschap aanpreekt en de blanke (tegenwoordig is het ‘witte)man/vrouw een eeuwigdurend schuldgevoel aanpraat over westerse imperiale wandaden, is de fraai uitgegeven kanjer Congo 1876-1914, Veroverd, Bezet, Gekoloniseerd, van Mathieu Zana Etambala — historicus en onderzoeker aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA, Tervuren, ook genoemd AfricaMuseum) — gedroomde ammunitie.

Toch is de verdienste van dit boek dat het ooggetuigenverslagen en bevindingen uit de archieven voor een ruimer publiek toegankelijk maakt. Het gaat om documenten van zowel naaste medewerkers van Leopold II, als van Congolezen die aangeven hoe ze het aan flarden scheuren van hun samenlevingen ervaren hebben. Slechts sporadisch laat Etambala zich verleiden tot een persoonlijke noot, hij laat hoofdzakelijk de bronnen zelf spreken.

Ooggetuigenverslagen

De auteur zegt vanuit de archiefstukken antwoorden te zoeken op de vraag ‘hoe de Leopoldiaanse en Belgische of exogene dynamiek van verovering, bezetting en exploitatie de Congolese of Afrikaanse endogene dynamiek heeft gebroken, op politiek, economisch, religieus en cultureel vlak.’

In 425 bladzijden (aangevuld met een uitgebreide bibliografie) citeert de Vlaming van Congolese afkomst uit soms nooit eerder gepubliceerde geschriften van pioniers, staats- en handelsagenten, militairen en missionarissen: bedenkingen over hun ‘beschavingswerk’, over de pacificatie van ‘onderling vijandige, oorlogszuchtige zwarten’ en ‘de bevrijding van de duivelse Arabische slavenhandelaars.’ Maar uit die eigen getuigenissen — brieven, dagboeken, rapporten en reisverslagen — van de pioniers en bezetters blijkt dat ze zich vaak gedroegen als moordenaars. Al kregen ze van Brussel voor hun ‘heldhaftig beschavingswerk’ des citations élogieuses (vandaag zou men zeggen: medailles).

Koloniale rampspoed

Etambala focust op het ontstaan en het functioneren van Congo Vrijstaat vanaf 1876, het jaar waarin Henry Morton Stanley zijn eerste expeditie onderneemt, tot bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (nadat de persoonlijke kolonie van Leopold II in 1908 werd overgenomen door België).  De Belgische kolonisering komt dus nauwelijks aan bod; evenmin gaat het over het gehele Congolese territorium. De aandacht gaat naar vier bewust geselecteerde regio’s die het zwaar te verduren hebben gehad: de moeizame onderwerping van het Kuba-rijk in Kasaï, het Mai-Ndombe-meer dat behoorde tot het Kroondomein/de Kroonstichting, de rubberoorlog in de Evenaarsstreek en de zoektocht naar goud en strafexpedities in de Ituri-streek.

Als oud-koloniaal ben ik ervan overtuigd dat het kolonialisme hoofdzakelijk rampspoed heeft gebracht, precies omdat het interne dynamieken grondig heeft verstoord. De archiefstukken laten daar geen twijfel over bestaan: de Europeanen introduceerden een moordende chaos. Maar ze leken zelf niet te beseffen welk onheil ze aanrichtten.

Verstoorde dynamiek

In de tijdsgeest van toen twijfelden westerse denkers en beleidsmakers niet aan hun superioriteit: zelfs Karl Marx prees het koloniale beschavingswerk; Victor Hugo, schrijver van Les Misérables, keek in zijn ‘Discours sur l’Afrique’ hoopvol uit naar ‘de nieuwe wereld die Europa van Afrika zou maken’ en in 1880 legitimeerde jurist Carlos Calvo ‘het recht tot kolonisering’ als een ‘humanitaire opdracht’.

Maar uit de rapporten en verhalen van de blanke agenten — commerciële, militaire en administratieve — blijkt dat ze zich gedroegen als wilden en barbaren. Zelfs de missionarissen spaarden de zweep niet. De Belgen hadden het over rubberexploitatie, de zwarten spraken over de rubberoorlog. Afrikaanse handelshuizen, bijvoorbeeld van de Bobangi, met hun eigen netwerken, kredietsystemen en georganiseerde transporten om producten naar de kustgebieden te brengen, werden rond 1893 ontwricht en overgenomen door blanke handelshuizen van Leopolds inhalige Vrijstaat.

De verovering van centraal Afrika botste op inlands verzet, maar de gifpijlen konden niet wedijveren met de kogels van de nieuwe blanke meester en zijn zwarte hulpkrachten. De meeste blanken leefden met het gevoel van totale straffeloosheid. Sporadisch greep het gerecht in, als het te gortig werd of na zware buitenlandse druk. Er waren onderzoekscommissies, maar de meeste blanken werden voor hun wandaden haast systematisch vrijgesproken. Etambala verhult niet dat de koloniale administratie na de overname van Congo door België haar imago wenste op te poetsen en het beleid sociaal en economisch bijstuurde.

Brandend actueel

Voor wokes (zoals Mia Doornaert politiek correcte beroepsklagers omschreef in haar door Vlaams minister Benjamin Dalle gewraakte column ‘Generatie watjes’  klinkt dit allemaal als gefundenes fressen. Voor wokes of voor ‘dekoloniale stemmen in een ‘postkoloniaal Europa, sympathisanten van de ‘Afropese community of aanhangers van ‘Dis-othering zijn dit soort historische naslagwerken  hapklare brokken om westerse zelfhaat te propageren. Tegelijk blijven medestanders van de ‘Afrodescendente zaak’ stekeblind voor Afrikaanse democraturen (democratisch verkozen/gemanipuleerde dictaturen) die vandaag op eenzelfde Leopoldiaanse manier omgaan met hun eigen volk.

Vervang rood rubber uit Congo Vrijstaat door rode kobalt en coltan (basis-ingrediënten voor uw smartphone en elektrische wagen) en dezelfde praktijken blijven meer dan een eeuw later brandend actueel in de Democratische Republiek Congo. De Congolese jurist Marcel Yabili argumenteert dit in zijn onlangs verschenen boek Chine-RD Congo, Chronique d’une colonisation choisie (L’Harmattan): een gekozen kolonisering, waarbij de huidige Congolese machthebbers omzeggens de wandaden uit Leopolds Congo Vrijstaat overdoen.

Eeuwige boetedoening

Dat kolonisering generaties lang op vele vlakken nazindert, is een feit. Maar kolonisering was geen Europees alleenrecht, de slavenhandel evenmin. In Congo koloniseerden onder andere volkeren afkomstig uit Soedan (de Azande en de Mangbetu van vandaag) de oorspronkelijke Bantoe-populatie en richtten ze daar vóór de Belgische kolonisatie sultanaten op; M’siri, koning van de Bayeke, vestigde zich in 1850 in Katanga en was afkomstig uit Tabora (Tanzania), terwijl vóór de expedities van Leopold II het Lunda-rijk in het zuiden van de latere Congo Vrijstaat (1885-1908)  gegrondvest was op militaire veroveringen van buurvolkeren en razzia’s voor Arabische slavenhandelaars.

Hoelang nog kan men het falen van de Congolese leiders toeschrijven aan de wandaden die Zana Etambala uit de archieven opdiste? Kolonisering laat sporen na, maar intussen heeft ze onderhand minder lang geduurd dan de periode na de onafhankelijkheid van de meeste Afrikaanse staten. Koloniale schuldgevoelen en slachtofferschap vertroebelen het Congo-debat. In L’Afrique sans la Francewierp de Centraal-Afrikaanse essayist en politicus Jean-Paul Ngoupandé op dat het gemakkelijke discours om alles wat misgaat in Afrika toe te schrijven aan de kwaadaardigheid van de blanke en de kolonisering mag stoppen.

Albert Camus waarschuwde in zijn Chroniques algériennes: ‘Het siert een natie dat ze een sterke traditie heeft om onbevreesd eigen wandaden aan te klagen. Daarnaast mag ze echter niet voorbijgaan aan redenen om trots te zijn op zichzelf. Het is hoe dan ook vermetel te verlangen dat een natie zichzelf als de enige schuldige ziet en zich tot eeuwige boetedoening laat veroordelen.’

Erik Bruyland is beroepsjournalist en auteur van 'Kobalt blues - de ondermijning van Congo (1960-2020)', Uitgeverij Lannoo. Hij is geboren en getogen in Congo, waar hij van 1978 tot 1984 de familiale onderneming leidde en woont nu deels in Indonesië en België.

Commentaren en reacties