JavaScript is required for this website to work.

Meeslepend boek over de Geuzen en de Opstand tegen de Spaanse koning

Lode Goukens20/1/2023Leestijd 5 minuten

Pieter Serrien schreef een prachtig boek over de Opstand tegen Spanje en de Geuzen. Zeer leesbaar, zonder veel drukdoenerij.

Pieter Serrien schreef een geschiedenis van de Geuzenopstand in de Lage Landen tussen 1565 en 1578. Een zeer toegankelijk boek voor een ruim publiek. Een zeer objectief boek ook. Een publieksgeschiedenis met aandacht voor kopstukken en voor gewone getuigen. Een aanrader.

Publieksgeschiedenis

In Opstand! Geuzen in de Lage Landen 1565-1578 door Pieter Serrien in een bijzonder interessant boek. Het is ook een lijvig boek van meer dan 620 pagina’s. Voetnoten, biografietjes van de belangrijkste personages, bibliografie enzovoort inbegrepen. Het had gemakkelijk 200 pagina’s dikker kunnen zijn als de laatste vier jaar van de beschreven periode even ruim aan bod waren gekomen als de eerste vier jaar. Deze laatste opmerking is zeker geen kritiek.

De verdienste van In Opstand! zit in het feit dat het boek een publieksgeschiedenis is. Zoals een publieksgeschiedenis betaamt, leest het boek vlot weg. Een beklijvend verhaal wars van te veel details. Vaste personages die gevolgd worden waar mogelijk. Een beetje duiding hier en daar.

Nationalisme

Wat is nu zo opmerkelijk aan In Opstand!? Twee dingen: Ten eerste de auteur beperkte zich doelbewust tot de geschiedenis van de Geuzen. Ten tweede de auteur dweept niet met de Geuzen of identificeert zich niet met de Geuzen. Waarom dit zo opmerkelijk is laat zich allicht raden? Tot voor enkele jaren vatten historici de Geuzen nooit op als een groep rebellen, terroristen of religieuze fanatici zonder dit te plaatsen binnen een nationalistisch discours. Hetzij het Nederlandse protestantse nationalisme, hetzij het Vlaamse nationalisme, hetzij het Belgische vrijdenkende of liberale nationalisme. Een vaak vergoelijkend of heroïserend betoog.

Uitmuntende cultuurhistorici zoals A. Th. Van Deursen zagen zelfs in de 21ste eeuw de Geuzen nog steeds door een in zijn geval partijdige protestantse bril. Omgekeerd zagen katholieke historici eeuwenlang de Geuzen als de beestachtige oorlogsmisdadigers die niet moesten onder doen voor de Spaanse bezetters. Aan al die recuperaties van de Geuzen deed Serrien niet mee. Hij besteedde er ook geen enkele aandacht aan. Zijn boek gaat droog over de Geuzen. Nergens lees je meer dan een vage sympathie voor bepaalde motieven van de Geuzen.

Het volstaat om recente en zeer geprezen biografieën van Willem van Oranje te lezen om te beseffen dat objectiviteit over deze periode nog altijd zeer moeilijk blijft.

Nieuwsprenten

Alvorens dieper in te gaan op de inhoud is het belangrijk de aanpak van Serrien even te schetsen. Serrien vat aan de hand van enkele protagonisten chronologisch de opstand van de Geuzen samen. Die klassieke bijna politieke of militaire geschiedenis illustreert hij door dagboekfragmenten van min of meer gewone tijdgenoten over die specifieke voorvallen in zijn tekst te verwerken. Die dagboekschrijvers kunnen huurlingen zijn, maar ook burgers zoals een Godevaert Van Haecht of een Marcus van Vaernewijck. Of een pastoor zoals Wouter Jacobsz. Serrien noemde hen zijn getuigen. Op de huurlingen na behoren die getuigen meestal tot de welstellende burgerij.

Die korte hoofdstukken worden steevast geïllustreerd met prenten van Frans Hogenberg. Als er één kritiek is op dit boek dan gaat die over de kwaliteit van de reproducties van de nieuwsprenten van Frans Hogenberg en Georg Braun die in Keulen verschenen. Gezien de bronvermelding Rijksmuseum had de uitgever zich van veel betere scans kunnen voorzien en de drukkwaliteit ook beter kunnen bewaken. Dat laatste is echt een gemiste kans.

Geuzen

Ondertussen vragen sommige lezers zich misschien af wie die Geuzen zijn waarover dit boek gaat. Serrien hanteerde een zeer duidelijke definitie of categorie om zijn onderwerp af te bakenen (al schreef hij die niet met zoveel woorden neer). Geuzen zijn opstandelingen tegen het centrale gezag tijdens Spaanse overheersing in de periode tussen pakweg de hagenpreken, de beeldenstorm of het Eedverbond der Edelen en het einde van de Vredehandel of de Unie van Atrecht.

De Geuzen dankten hun naam aan dat Eedverbond en de mythe dat de hoge Franstalige edelman Berlaymont tegen Madama (landvoogdes Margareta van Parma) zou gezegd hebben ‘ce ne sont que des gueux’. Het zijn maar een bende bedelaars. Die bende bedelaars waren vooral lagere edellieden. Zowel katholieken als hervormden. Die vernedering kozen enkele zeer gewiekste figuren, waaronder de heer van Lummen (Lumey genoemd in dit boek zoals ook in de meeste historische bronnen), om propaganda mee te maken. Ze kleedden zich in het grijs zoals bedelmonniken, droegen insignes of penningen met een houten bedelnap enzovoort. Die slimme propagandatruc heet vandaag nog altijd een geuzennaam.

Rebellen

Lumey (of de vossenstaart zoals Serrien hem vaak noemt) was niet enkel één van de beruchtste, hij was ook één van de weinigen in dit boek die bijna de hele periode van amper dertien jaar overleefde. Een andere overlever was Filips van Marnix heer van Sint-Aldegonde, waarvan Serrien terecht opmerkte dat hij eigenlijk van 1574 ophoudt een Geus te zijn en meer een trouwe medewerker van Willem van Oranje of de Staten blijkt. Een belangrijk facet in het complexe karakter van Marnix, dat Serrien als één van de weinige schrijvers over die periode aanhaalt, is diens plotse voorkeur voor vredesonderhandelingen vanaf zijn detentie te Utrecht in 1573. Die drang tot vredesonderhandelingen is iets wat de calvinistische Marnix als Antwerps buitenburgemeester in 1585 de onterechte reputatie van verrader zal opleveren. Daarom trok hij zich gedegouteerd terug op zijn landgoed West-Souburg.

Onder al die adellijke geuzen dienden fanatici, rabauwen, piraten enzovoort. Die bendes rebellen, die zich soms nauwelijks van protestantse doodseskaders onderscheidden kregen de namen bosgeuzen, watergeuzen, stadsgeuzen enzovoort. Serrien verbloemde zeer weinig. Zeker niet de terreur van de geuzen tegenover de meerderheid van de bevolking (die katholiek bleef) en in het bijzonder tegen de clerus.

Serrien beschreef de ontluisterende wreedheden, de domheden, de strategische miskleunen… Vooral Willem van Oranje komt terecht heel slecht uit dit boek naar voren als gemankeerde manipulator van de Geuzen. Van de drie momenten dat de Opstand succesvol bleek en leek aan te slaan bij de bevolking waren er twee te danken aan de Geuzen en één aan de Spaanse muiterij (inclusief Spaanse furie in Antwerpen).

Malcontenten

De keuze om deze geschiedenis te laten eindigen met de malcontenten (Franstalige katholieken die de opstand als reactie op Gents calvinistisch fanatisme deden omslaan in een burgeroorlog tussen protestanten en katholieken) is zeer verdedigbaar. Logischer dan de val van Antwerpen in 1585 of het Twaalfjarig Bestand in 1609.

De specialistische geschiedkundige zal misschien klagen dat het boek geen unieke nieuwe inzichten of onbekende getuigenissen bevat. Dat is wellicht zo en voor de kommaneukers staan er ook een paar foutjes in zoals achteraan bij de biografie van Don Juan van Oostenrijk waar die plots bastaardzoon van Filips II is in plaats van diens bastaardbroer (en dus zoon van Keizer Karel). De lezer kan zich ook ergeren aan enkele anachronismen of onnauwkeurigheden zoals de kleine ijstijd tussen 1563-1578 telkens ‘klimaatverandering’ noemen.

Het grote verhaal

Persoonlijk vindt de recensent het jammer dat sommige protagonisten soms zeer vaag benoemd werden. Zo noemde Serrien ‘de gouverneur van Antwerpen’ niet bij één van zijn bekende namen: Champagney of Frédéric Perrenot de Granvelle. Temeer omdat hij zowel tijdens de Spaanse Furie als tijdens zijn gevangenneming door het Gentse Calvinistische bestuur een hoofdrol speelde. Wanneer Serrien de Achtienmannen van de Calvinistische Republiek beschreef, noemde hij ook geen namen, maar omschreef één als een ‘humanist’. Helaas is dat een persoonsverwisseling tussen de humanist Karel van Utenhove, heer van Nieuwland en een gelijknamige Gentse achterneef. De humanist en taalkundige zat in die periode veilig in Duitsland aan een hof of een universiteit.

Dergelijke details zijn voor het grote verhaal van geen belang. Serrien vertelde dat grote verhaal duidelijk, behapbaar en zorgde voor een tamelijk strakke chronologie. Wat dat betreft voorziet het boek in een lacune, namelijk een boek over ‘de Geuzen’ en het begin van de opstand. Serrien hield zich bewust nergens bezig met de complexe motieven van Willem van Oranje of de hoge functionarissen. Zelfs Alva behandelde hij sec. Hij somde diens acties en reacties op. Wees op fouten en successen. De aandacht bleef bij de Geuzen. Dat maakt het boek zeer coherent, zeer rechtlijnig en zeer duidelijk. Uiteraard zal de context veel complexer zijn. Uiteraard kan een auteur ook zeer diep ingaan op de theologische geschillen of de economische conjunctuur. Serrien houdt zich echter aan zijn onderwerp zodat het voor de geïnteresseerde lezer een klaar beeld en ruim 500 bladzijden leesgenot oplevert. Dat verdient zeker lof.

Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur.

Commentaren en reacties