JavaScript is required for this website to work.

Op safari naar armoedeland

Luckas Vander Taelen17/8/2019Leestijd 4 minuten
TitelOp safari naar armoedeland
AuteurDarren McGarvey
UitgeverEpo
ISBN9789462671553
Onze beoordeling
Aantal bladzijden260
Prijs€ 22.5

‘Op Safari naar armoedeland’ is een dreun van een boek. Het zet de vooroordelen van links en van rechts over armoedebeleid op losse schroeven.

Darren McGarvey is een Schotse rapper en columnist die met Op safari naar Armoeland vorig jaar de prestigieuze Engelse Orwell Price won. Het is een understatement dat het boek in Engeland insloeg als een bom. J.K. Rowling, auteur van de Harry Potter-reeks, zei dat ze zich moeilijk een noodzakelijker boek kon voorstellen.

Leeggedronken flessen in de haag

Het is dan ook een hard boek, niet alleen omdat McGarvey zijn eigen leven in de marginaliteit beschrijft. Hij groeide op in een torenflat in een van de moeilijkste wijken van Glasgow met een alcoholische moeder die bovendien aan drugs verslaafd was en haar eigen zoontje met een broodmes bedreigde. De minst slechte herinnering die hij aan haar heeft, is toen zij een spelletje verzon waarbij ze samen hem leeggedronken flessen over de haag gooide. Of toen hij een avondje mee mocht naar het casino en hij kon toekijken hoe zij al het geld van het gezin verspeelde. Ze liet Darren in de steek toen die tien jaar oud was.

De marginaliteit van zijn jeugdjaren maakt McGarvey tot een scherpe criticus van iedereen die denkt een oplossing te hebben voor problemen als armoede en uitsluiting. Mensen zoals hij ‘worden genegeerd door beleidsmakers die denken dat ze het beter weten, ook al hebben ze het helemaal mis’. Hij pleit voor een radicale verandering, waarbij het verfrissende element in zijn pleidooi is dat hij niet alleen de bestaande politiek aanvalt, maar het vanuit zijn eigen ervaring ook over de individuele verantwoordelijkheid durft te hebben. Dat uitgangspunt maakt dat Op safari in Armoeland niemand spaart. Het is geen voorspelbare aanval op het neoliberalisme van de  conservatieven, maar dat betekent niet dat McGarvey de ongevoeligheid van die partij voor sociale problemen aanvaardt. Maar tegelijk valt hij de systematiek aan waarmee linkse politici de verantwoordelijkheid van problemen als armoede steeds bij hun politieke tegenstanders leggen.

De armoede-industrie

McGarvey verloor snel zijn geloof in sociale werkers die zichzelf boven gewone mensen zetten, een onbegrijpelijk eigen jargon spreken en als enige motivatie het vrijwaren van hun eigen situatie en subsidies leken te hebben. Hij is hard voor wat hij de ‘armoede-industrie’ noemt, waar ‘zelfs mensen met goede intenties munt slaan uit sociale achterstand‘. Succes betekent ‘dat er net genoeg sociale problemen overblijven om iedereen aan het werk te houden en hogerop te helpen’. En waar je vooral niet mag zeggen dat een project zinloos of mislukt is, om toch niet het gevaar te lopen subsidies te verliezen. McGarvey heeft geleerd niet te geloven in projecten die boven de hoofden van werkloze jongeren gebeuren. Het komt er in de eerste plaats op aan om ze te vertrouwen en dat zij jou vertrouwen: met hen te werken en hen een gevoel van eigenwaarde te geven. Als mensen voelen dat ze paternalistisch worden behandeld, worden ze sceptisch en passief.

McGarvey is bij wijlen ongemeen scherp voor zichzelf. Het meest radicale dat een mens kan doen, schrijft hij aan het eind van zijn boek, is te veranderen. Hij raakte van zijn drankverslaving af toen hij aan zichzelf toegaf dat zijn eigen ellende niet altijd de fout van een ander, van het systeem was. Over de strijd tegen de armoede stelt hij: ‘De pathologische overtuiging dat alleen de staat dit probleem kan oplossen, verzwakt en ondermijnt ons op korte en middellange termijn.’ Als je jezelf niet kan of wil veranderen, dan heeft het geen zin te pleiten voor een verandering van het systeem, besefte hij. Maar dat was ‘een taboe voor links’.  Hij was het beu steeds dezelfde teneur te lezen in stukken over de kwalijke gevolgen van het kapitalisme. Hij durft ook toe te geven dat niet alles slecht is aan het systeem. ‘Mij begon het pas beter te gaan toen ik niet langer andere mensen de schuld gaf voor de dingen die fout liepen.’ En hij zelf zocht ‘welke stukjes van de puzzel wij zelf kunnen leggen.’

De schuld van de samenleving?

Om dit uit te leggen geeft hij als voorbeeld zijn vroegere verslaving aan fastfood. Je kan dat dan verklaren door de sluw doordachte reclamecampagnes waarvan je het slachtoffer ben en waaraan je niet kan weerstaan. Maar hij zag in dat je ook je jouw eigen verantwoordelijkheid met nemen en eigen keuzes moet durven maken. En je eigen leven veranderen. Zolang hij de waarheid over zijn eigen manier van leven niet onder ogen durfde te zien, zoals zijn alcoholisme, was zijn verzet tegen sociaal onrecht in feite ongeloofwaardig omdat hij elk contact met de realiteit had verloren. Hij noemt het ‘hypocriet’ dat hij zichzelf niet confronteerde met zijn eigen tekortkomingen.

Door zijn drankmisbruik leidde hij aan depressies en kwam hij terecht in de geestelijke gezondheidszorg. ‘Terwijl ik hoopte dat het kapitalisme ten val zou komen, was dit een periode waarin het systeem er alles aan deed om mij te helpen.’ Hij werd met veel zorgen omringd, maar hij was daar blind voor omdat dit niet paste ‘in mijn verhaal over een maatschappij zonder integriteit of medeleven.’ Zijn linkse vrienden juichten hem toe, omdat ‘zij geleerd hadden om te geloven dat alles in de wereld moest veranderen, behalve zijzelf.’

Dat betekent allerminst dat McGarvey zijn linkse overtuiging helemaal heeft afgezworen. Hij gelooft nog altijd dat het de verdienste is van links om onrechtvaardige toestanden aan te klagen. Maar de zwakte van links is dat het nuance mist en in de kritiek op het systeem de voordelen van datzelfde systeem ontkent. En links mag volgens hem extreem rechts niet als alibi gebruiken ‘om de hypocrisie en de excessen in onze eigen politieke gelederen te negeren.’ Hij pleit er dan ook voor om afwijkende standpunten te tolereren en elke vorm van geweld ondubbelzinnig af te wijzen. McGarvey weet dat zijn standpunten bij zijn linkse vrienden niet goed vallen, omdat ze ‘een pathologisch geloof hebben in de legitimiteit van onze eigen wrok.’ Velen hadden van hem verwacht dat hij tot een revolutie zou oproepen en ‘dat ik de schuld voor de armoede zou leggen bij een politieke partij. Als dit zo is, spijt het me dat ik jullie teleurstel.’

Op safari naar Armoeland is een dreun van een boek, met de kracht van een rapsong. McGarvey heeft een boek geschreven dat voelt als een klap in je gezicht en vele zekerheden van links én rechts op losse schroeven zet. Zijn pleidooi is een biecht, een nietsontziende kritiek en bijzonder geloofwaardig omdat McGarvey zichzelf bloot geeft, aan een virulente zelfkritiek onderwerpt. In tijden van polarisatie voelt dit bijzonder verfrissend.

Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.

Commentaren en reacties