Reizen tussen Rijn en Oder
Titel | Duitse passages |
---|---|
Subtitel | Een reis door twee eeuwen Duitsland |
Auteur | Lo van Driel |
Uitgever | Wereldbibliotheek |
ISBN | 9789028450172 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 302 |
Koop dit boek |
Lo van Driel neemt ons mee op een cultuurhistorische reis door Duitsland, naar plaatsen waar Duitse kunstenaars hun sporen nalieten.
Waar kan een liefhebber van cultuur en geschiedenis zijn of haar reis door Duitsland beter beginnen dan in Weimar? De letterkundige Lo van Driel koos de stad van Goethe en Schiller als vertrekpunt voor zijn tocht door het land tussen Rijn en Oder. Wat voor Goethe de ‘Italienische Reise’ was, is voor Van Driel mits enige overdrijving zijn cultuurhistorische reis langs plaatsen waar Duitse kunstenaars hun sporen nalieten. Maar de auteur schuwt ook niet die oorden waar de schaduw van dictaturen voor eeuwig blijft rondwaren en tot bezinning noopt.
Ontdekkingsreis
Duitsland roept dubbelzinnige gevoelens op en nergens kristalliseren ze zich schrijnender dan in Weimar. Niet ver van het huis Am Frauenplan, waar Goethe als dichtervorst zijn gasten ontving, ligt op de Ettersberg het beruchte concentratiekamp Buchenwald. Licht en duisternis contrasteren met elkaar in dat kleine stadje aan de Ilm. Weimar symboliseerde de cultureel gedachte grootsheid van Duitsland. In de tweede helft van de 19de eeuw zette de industrialisering in die van Duitsland een politieke en militair-economische grootmacht zou maken.
De journalist Paul Lensch vatte de verandering zo samen ‘daß das neue Deutschland seine Zelte von der Ilm an die Ruhr verlegt hat’: Het nieuwe Duitsland verplaatste onder Bismarck zijn tenten van de Ilm (de cultuur van Weimar) naar de Ruhr (het Ruhrgebied als het industriële hart van Duitsland). Van Driel wijdt zijn aandacht echter aan de exponenten van de Duitse cultuur vanaf Weimar tot heden en bezint zich waar nodig over de politieke achtergrond van de tijd waarin ze leefden en schiepen.
Berliner Luft
De 43 hoofdstukken van het boek Duitse passages spelen zich af op een tijdslijn van twee eeuwen. Naarmate de lezer vordert, komt het heden dichterbij. Berlijn is goed voor bijna twee derde van deze cultuur-historische ontdekkingsreis. De ‘Berliner Luft’ inspireert de auteur tot meeslepende verhalen, bijvoorbeeld over Russische emigranten in het Berlijn van de jaren 20 van de vorige eeuw. We komen in dat verband te weten welke tragische gebeurtenis er haar stempel drukte op Vladimir Nabokov – jawel, de wereldberoemde auteur van Lolita. En hoe zat het weer met Albert Speer, die van Hitler de opdracht kreeg het centrum van Berlijn te herscheppen tot ‘Germania, de hoofdstad van het Duizendjarige Rijk’ (p. 156)?
We dwalen in gedachten over het Dorotheenstädtischer Friedhof, de laatste rustplaats van de grote filosoof Hegel, van componisten als Hanns Eisler en dichters als Bertolt Brecht. Even stilstaan bij het graf van Christa Wolf, de DDR-auteur die in haar boek Der geteilte Himmel uit 1963 haar ‘twijfels over het leven in de heilstaat voelbaar’ (p. 183) maakte. Van Driel groet haar graf en prevelt: ‘Wie nah sind uns manche Tote’ (p. 184) (‘Hoe nabij zijn ons sommige doden’).
Over Joden, intellectuelen en anarchisten
Hij troont ons mee naar de Wannsee, het beroemde meer helemaal in het westen van Berlijn, waar de beroemde dichter Heinrich von Kleist zijn geliefde op een herfstige dag in 1811 mee de dood in nam. Rond het meer bevinden zich ook heel wat villa’s die de Berlijnse elite zich rond het begin van de 20ste eeuw had laten bouwen als ‘Sommersitz’, een buitenhuis waar de familie de zomer kon doorbrengen’ (p. 122).
De impressionistische schilder Max Liebermann was een van hen. In 1940 werd zijn weduwe door de nazi’s gedwongen het huis te verkopen zonder dat ze één Pfennig zou zien. De Liebermanns waren immers Joods. In de geschiedenis van de villa – thans het museum van de Max-Liebermann-Gesellschaft – evenals van die andere villa waar in januari 1942 de beruchte Wannsee-Konferenz plaatsvond over de ‘Endlösung’ (de ‘definitieve oplossing’) weerspiegelt zich het gruwelijke lot van de Duitse én Europese Joden.
Interessant is ook de link die Van Driel legt naar wat bekende (en voor ons vaak ook minder bekende) Nederlanders naar Duitsland bracht. Johann Rudolph Thorbecke (1798-1872) bijvoorbeeld. Bij Vlamingen zo goed als onbekend, door de Nederlanders geroemd als de grondlegger van hun parlementaire democratie. De ontmoeting van deze grote staatsman en professor met ‘de intellectuele wereld van de Duitse filosofie [leidde] tot inzichten die ver afstonden van wat aan de Nederlandse universiteiten leefde’ (p. 25). Met de dichter Hendrik Marsman trekken we naar Hiddensee. Het eiland aan de Oostzee inspireerde hem ‘als de boeg van een schip’. In Berlijn vertoefde hij met de anarchist Artur Lehning. Als u me een kleine anekdote toestaat: Het moet in 1980 geweest zijn dat Lehning in het ICC in Antwerpen kwam spreken. Toen hij herinneringen ophaalde aan Marsman — ‘de vriend van mijn jeugd’ —, barstte de hoogbejaarde anarchist in tranen uit.
Vrijgevochten vrouw
Multatuli mag niet op het appel ontbreken. De geëngageerde schrijver blies op 19 februari 1877 zijn laatste adem uit in Ingelheim aan de Rijn, niet ver van Mainz. Overigens bevond zich in dat dorpje een palts van de Frankische koningen, waar ook het verhaal van Karel ende Elegast gesitueerd is. Dat vermeldt Van Driel niet, evenmin als hij aandacht heeft voor Vlamingen in Duitsland. Al citeert hij een versregel van Paul Van Ostaijen, verder zegt hij niets over het verblijf van onze grootste expressionistische dichter in het Berlijn van vlak na de Eerste Wereldoorlog.
Onze contreien komen aan bod met Oostende dat in de jaren 30 was uitgegroeid tot ‘een kleine Duitse kolonie’ (p. 145). Van Driel laat er onder andere Joseph Roth, Stefan Zweig, Felix Nussbaum en Arthur Koestler de revue passeren. Zijn bijzondere aandacht gaat uit naar de relatie van Irmgard Keun, toentertijd een bekende romanschrijfster, met Roth. Helemaal vergeten stierf ze in mei 1982 in Keulen. Van Driel wekt in het naar haar genoemde hoofdstuk de herinnering aan deze vrijgevochten vrouw weer op. Er verschijnen verder nog veel andere groten uit de Duitstalige wereld voor ons geestesoog zoals Theodor Fontane in Brandenburg, Rainer Maria Rilke in de kunstenaarskolonie Worpswede, Martin Heidegger en Hannah Arendt in hun ‘Liebschaft’ (p. 268).
Lo van Driel laat de lezer delen in zijn fascinatie voor de geschiedenis, literatuur en kunst van Duitsland. Wie het land niet kent, wil er na het lezen van Duitse passages met het boek als reisgids spoorslags naartoe; wie ermee vertrouwd is, leert altijd weer bij over kunstenaars en hun stedelijke of landelijke omgeving.
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.