Retro-fenomeen of cultureel striperfgoed?
De stripreeks Piet Pienter en Bert Bibber verschijnt integraal in betaalbare, fraaie boekbanden. Een prachtige uitgave van dit striperfgoed.
Striperfgoed goed uitgeven is een kunst. Bij Piet Pienter en Bert Bibber Integraal 1 kan zonder bijgedachten worden gesteld dat die kunst tot een meesterwerk leidde. Hoewel Standaard Uitgeverij de laatste uitgever is waar stripliefhebbers een dergelijk initiatief van zouden verwachten, moet gezegd dat het opzet perfect is geslaagd. De stripliefhebber kan een driewerf hoera slaken.
Gebrek aan erkenning
Geen enkele populaire Vlaamse stripreeks worstelde met zo’n gebrek aan erkenning. Geen enkele populaire Vlaamse stripreeks groeide uit tot de hype zoals Piet Pienter en Bert Bibber nu al enkele jaren is. De reden voor het succes is dezelfde reden waarom de krantenstrip zo geliefd was bij de lezers van Gazet van Antwerpen tussen 1955 en 1980. De tekeningen zijn meticuleus, de dialogen zijn hilarisch en de scenario’s zijn onnozel maar uitermate vermakelijk.
Dat de krant ooit stopte met de strip is vandaag onbegrijpelijk. Tussen 1980 en 1995 verschenen nog 8 albums die nooit werd voorgepubliceerd. Striptekenaar Jozef Van Hove (pseudoniem Pom) kampte in de jaren 1950 echter met een burn-out. Daar bovenop kreeg hij ook nog eens ruzie met de uitgever. Daarom stopte hij halverwege een verhaal. De krant moest een tijdelijke strip ‘op zoek naar Pom’ publiceren. De boze lezersbrieven bleven namelijk binnenstromen. Toen de plooien opnieuw werden gladgestreken, ging het verhaal door alsof er nooit een vuiltje aan de lucht was geweest. De krant voerde wel een regime in waarbij Pom enkel werd betaald en de publicatie enkel aanvatte nadat hij een compleet verhaal had ingeleverd.
Pom kreeg de naam een onuitstaanbaar moeilijke mens te zijn. Iets dat enkele stripliefhebbers en striptekenaars die hem ooit ontmoetten, stellig ontkennen. Pom was wel zeer op zichzelf en werd niet graag gestoord omwille van onzin. Uiteraard zullen het gebrek aan erkenning en de povere opbrengsten van de verkoop van stripboeken niet vreemd zijn aan enige verongelijktheid. Terwijl collega’s goed konden leven van hun stripverhalen door albumverkopen moest Pom het doen met de voorschotten van de krant en auteursrechten.
Povere albumuitgaven
Bij de stripalbums van Piet Pienter en Bert Bibber vormde het bindwerk van de boeken steeds een bron van ergernis en frustratie. De oudste albums met nietjes die verschenen bij Uitgeverij De Vlijt, bleven nog aan elkaar hangen, ondanks het slechte karton van de slappe kaften. De tweede generatie, die warm gelijmd waren, vielen uiteen en klapten anders dicht als muizenvallen zodat kinderen de rug van die strips kraakten. De derde generatie bij uitgeverij Keesing zorgde naast een ondertussen derde en weer groter formaat dat de stripbibliotheek van de liefhebbers haar symmetrie ontnam, opnieuw voor ergernis betreft de ruggen. Tot dan verliep de verkoop hoofdzakelijk via de krantenwinkel. Het publiek van de stripreeks verouderde ook zienderogen.
Standaard Uitgeverij deed vervolgens een poging met weer een ander formaat om via de boekhandel en speciaalzaak een ruimer publiek aan te boren. Helaas was dat initiatief ook al geen lang leven beschoren. De jongeren vermeden niet-ingekleurde stripalbums massaal in de jaren 1990. De heruitgave hield op en de reeks verdween uit de cataloog van Standaard Uitgeverij.
Financiële moeilijkheden
De jonge striptekenaar Ben Seys raakte bevriend met geestelijke vader Pom en nieuwe albums zouden verschijnen bij uitgeverij ’t Mannekensblad. Seys kreeg de belofte dat hij de reeks mocht voortzetten. Buiten prachtige nieuwe covers van Seys ging het om heruitgaven en enkele verhalen die voor 1955 in de Antwerpse krant Het Handelsblad waren verschenen. Het voortzetten van de reeks kwam er nooit, nadat Pom het eerste scenario had geweigerd. Seys tekende wel enkele verhalen die nooit verschenen.
Ondertussen woedde een ruzie over de uit te betalen auteursrechten. ’t Mannekensblad was een uitgeefinitiatief van een Deurnese stripboekhandel en blijkbaar zwaar ondergefinancierd. Toen de erfgenamen van de op 2 mei 2014 overleden Pom het contract met ’t Mannekensblad verbraken en wilden laten ontbinden, volgde nog een reeks rechtszaken. Uiteindelijk verbrak het Hof van Beroep te Antwerpen in 2018 het uitgeefcontract. Het leek over-en-uit met de stripreeks Piet Pienter en Bert Bibber. In 2019 volgde nog een eenmalige uitgave door Gazet van Antwerpen om de honderdste geboortedag van Pom te eren.
Revival van een reeks onder hipsters
Nochtans waren de strips van Pom in de 21ste eeuw aan een merkwaardige revival begonnen. De oude drukken stegen in prijs. Op Radio 1 bleek dat de reeks bij de luisteraars de allerbeste werd gevonden. Tussen alle Vlaamse boeken uit de literatuurgeschiedenis scoorde een album van PP en BB onverwacht hoog. Een grap volgens de ene, een uitwas van internetpolls volgens de ander. De buzz rond de reeks zou nooit meer uitdoven. Zelfs in kringwinkels in heel Vlaanderen prijsde men de albums €3 of meer. Terwijl andere tweedehands strips in betere staat gewoonlijk €1 of €1,50 kostten. Dat zou een Vlaamse uitgever toch als muziek in de oren moeten klinken?
Eén van de grote problemen van de reeks bleek dat uitgevers terugschrokken om albums uit te geven die niet waren ingekleurd. Als krantenstrip sedert 1951 waarvan één of twee plankjes of strips (vandaar de naam) verschenen, was kleurendruk uitgesloten. Vlaamse kranten verschenen na de Tweede Wereldoorlog decennialang niet meer in kleur. Het populaire en niet-partijgebonden dagblad De Dag, dat wel in kleur verscheen, was immers verboden na sekwestratie wegens collaboratie. Niet dat andere Antwerpse kranten zo zuiver waren uiteraard, maar die hadden een politieke zuil achter zich. De druktechniek ging twintig jaar terug in de tijd en krantenuitgevers zagen de nood voor kleur pas weer in tijdens de jaren 1980, waar door snobisme het bij de kwaliteitskranten nog zou duren tot de jaren 1990 alvorens alle Vlaamse kranten foto’s en illustraties in kleur drukten.
To color of not to color, that’s the question
De krantenuitgever kon bovendien goedkoop zwart-wit albums uitbrengen dankzij de eigen handelsdrukkerij, maar inkleuren kon er niet af. Suske en Wiske en Bessy waren wat dit betreft tot ver in de jaren 1990 een uitzondering (Bessy omwille van de markt in Duitsland). De Rode Ridder bijvoorbeeld bleef in zwart-wit verschijnen. Zelfs Kiekeboe moest het bijna twintig jaar zonder kleureneditie stellen. De jeugd die de prachtige kleurendruk van de Franco-Belgische strips van Franstalige origine gewend was, wilde de monochrome strips niet meer lezen en kranten lazen ze helemaal niet meer.
In 2020 waagde Standaard Uitgeverij het toch om een heruitgave te lanceren in zwart-wit. Reeds enkele jaren bestond de rage om oude reeksen van onvindbare strips in gekartonneerde integrales uit te geven. Zo’n integrale bestaat uit boeken met telkens meerdere albums die als een reeks verschijnen. Dupuis begon ermee en andere uitgeverijen zoals Arboris en Glénat volgden met verdeeld succes. Standaard Uitgeverij nu dus ook. Een prachtige editie onder het label Matsuoka (een verwijzing naar een slechterik uit de stripreeks Nero).
Niet de eerste verhalen van 1951 tot 1955 uit het Handelsblad maken deel 1 van de integrale uit. Standaard Uitgeverij begint met de strips uit de Gazet van Antwerpen. De stroken of strips staan verder uit elkaar zodat een pagina het formaat krijgt van de courante strips bij Standaard Uitgeverij. De druk is zwart-wit (al zijn enkele pagina’s eerder grijs en lijkt bij de drukker het zwart bij enkele vellen bijna op geweest te zijn). Niettemin is de kwaliteit van het zwarte lijnwerk werkelijk prachtig. De keuze van het papier is ook zeer geslaagd. Mat en zeer tactiel papier dat aangenaam aanvoelt. De harde gekartonneerde kaft is degelijk en mat gelamineerd. De bindwijze laat perfect toe om 294 pagina’s leesplezier te hebben zonder veel zorgen. Samengevat: puik werk.
Minibiografie
Deel 1 van de integrale start met een geïllustreerde minibiografie. Een geautoriseerde biografie zodat enkele pijnlijke zaken zoals Jozef Van Hove (de echte naam achter het pseudoniem Pom) zijn opleiding in Duitsland tijdens de oorlog, zijn gevangenisstraf na de bezetting, zijn scheiding en zijn botsingen met zowat iedereen waar hij ooit mee samenwerkte, nauwelijks of zeer omfloerst aan bod komen. De kinderen zeggen zelf dat Jozef Van Hove in een tijd leefde toen etiketten zoals autisme of ADHD nog niet bestonden. Dat was een zeer wijze opmerking van een dochter.
Het heeft ook geen zin om grote stripauteurs hun privéleven van naaldje tot draadje te gaan documenteren om sensatie te maken of nutteloze processen te voeren. Bepaalde auteurs zoals de Franse literatuurcriticus Pierre Assouline zochten zelf bekendheid over de rug van bijvoorbeeld Hergé en Simenon. Een oorlogsverleden, hoe banaal ook, blijkt dan gefundenes Fressen voor de deugmensen. Zolang het geen enkel belang heeft voor het begrip van het œuvre, is het mijns inziens zinloos om stil te staan bij de biografie van de striptekenaar of scenarist. Dat Poms kinderen vaak niet wisten hoe hun vader zou reageren en hij soms heel nors en soms heel liefdevol kon zijn, zegt meer over de periode waarin Jozef Van Hove leefde. Het verleden is een vreemd land. Vaders van toen zijn niet te vergelijken met vaders van nu.
Vijf avonturen in één band
De vijf avonturen in dit album van de integrale verschenen tussen 1955 en 1957 in de krant en als album. Het is verbazingwekkend hoe goed de stripverhalen de tand des tijds doorstonden. Enerzijds stralen ze een onbetaalbare retro uit, maar anderzijds zijn ze nog steeds ongedwongen humoristische avonturen zonder oubollig te worden.
De trend van de integrales is een positieve ontwikkeling. Uitgevers molken jarenlang verzamelaars uit met heel dure speciale luxe-edities en luxe-reeksen die voortijdig eindigden omdat zelfs die schare veelkopers uiteindelijk afhaakte. Betaalbare degelijke boeken met fraai uitgegeven klassiekers zijn een zegen voor wie het striperfgoed wil ontdekken of wie nostalgisch de strips uit zijn jeugd wil herlezen. Het feit dat de stroken van de stripplaten werden vergroot en opnieuw als pagina werden gezet is zonder twijfel een goed idee, aangezien het formaat van de integrale anders is dan bij de oude edities.
Staande ovatie
De verhalen hier gaan bespreken lijkt onzinnig. De sfeer en het leesplezier van die verhalen in een degelijke boekband met harde kaft en aangenaam aanvoelend papier lijkt een veel beter argument. Van alle edities van Piet Pienter en Bert Bibber is dit de eerste die werd uitgegeven in een boekvorm waar de lezer zich niet aan hoeft te ergeren. Het feit dat de strips niet werden ingekleurd, is een goede zaak. Wie de pracht van het in inkt zetten van Pom niet kan waarderen, moet gewoon andere strips lezen (of strips links laten liggen omdat hij er toch niks van snapt).
Kortom, het is geen toeval dat Piet Pienter en Bert Bibber Integraal 1 al aan de derde druk toe is op amper enkele maanden. Nu zullen die oplages allicht niet enorm zijn geweest, maar het bewijst dat de markt voor degelijke en ouderwetse (jawel) stripverhalen bestaat. De uitgeverij verdient een staande ovatie voor het borgen van dit cultureel erfgoed. Deze fraaie boekband leverde voor ondergetekende alvast een hele namiddag leesplezier op. Een aanwinst voor elke boekenkast.
Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur.
Europa stevent op een nieuwe energiecrisis af. En dit keer tijdens de winter. Ondertussen speelt Rusland met de gaskraan.