Rutger Bregman en de naïviteit van links
Het laatste boek van Rutger Bregman berust vooral op wensdenken en dient als onderbouwing van een activistische, linkse politieke filosofie.
Rutger Bregman is een van de belangrijkste Nederlandse denkers. Althans te oordelen naar de aandacht in de media, de verkoopcijfers van zijn boeken en het aantal volgers op Twitter (bijna 400.000). Afgelopen maand won Bregman de NS Publieksprijs (‘Boek van het Jaar’) voor zijn vorig jaar verschenen werk De meeste mensen deugen.
Negatief mensbeeld?
Het belang van dit boek is dat Bregman ons laat zien hoe links denkt. De titel van het boek vat het punt dat hij wil maken goed samen. Het huidige mensbeeld is volgens hem overwegend negatief. Dat komt omdat iedereen denkt dat de ander denkt dat het klopt. Aan de hand van een bespreking van vooral sociaalpsychologisch onderzoek pleit Bregman voor een nieuw, positief mensbeeld.
Vertrekpunt van zijn verhandeling zijn de uitersten zoals verwoord door Hobbes en Rousseau. Waar de eerste stelt dat beschaving nodig is om de oorlogszuchtige natuur van de mensen in te perken, meent de tweede dat beschaving juist de goede natuurstaat van de mens heeft verpest. Het zal duidelijk zijn dat de sympathie van Bregman bij Rousseau ligt .
Hij beschrijft de homo sapiens als een ‘homo puppy’: de mens is vriendelijk en sociaal, en op samenwerking gericht. Uiteraard is Bregman niet zo naïef om het hierbij te laten: die sympathie is wel gericht op de eigen soort. Dat vindt zijn oorsprong in de tijd dat de mens ging settelen. Hierdoor ontstond het privébezit (volgens hem ‘de wortel van alle kwaad’). Ook begon de mens vreemden te wantrouwen. We leven mee met onze naaste en krijgen daardoor een nog grotere afkeer van het vreemde.
Waarom mensen kwaad doen
Beginnend bij de oertijd stelt hij dat er geen bewijs is dat de jagers en verzamelaars elkaar permanent afslachtten, zoals lang gedacht. Integendeel. Het beruchte Stanford Prison Experiment en de welbekende schokmachine van Stanley Milgrom komen langs. Een nadere bestudering hiervan en later onderzoek wijzen volgens Bregman juist uit dat het kwaad diep zit verborgen in de mens. En dat het eruit moet worden getrokken. Mensen doen het kwaad omdat ze denken dat ze het goede doen.
Angst voor het vreemde en het verkeerde doen omdat je denkt dat het goed is? Dat lijkt mij een vrij magere verklaring voor bijvoorbeeld de tijdens de Tweede Wereldoorlog begane misdaden. Het bieden van een sluitende verklaring hiervoor is niet het belangrijkste motief voor dit boek. Op blz. 218 schrijft Bregman: ‘Als de meeste mensen niet deugen, dan hebben verzet en engagement ook niet veel zin’. Bewijs voor een negatief mensbeeld haalt het linkse verhaal onderuit.
Bregman is afkomstig uit een gereformeerd vrijgemaakt gezin. Zijn vader is dominee in deze kerk, die erom bekendstaat andere gelovigen graag de maat te nemen. In de afgelopen twee decennia zijn de opvattingen van veel vrijgemaakten gaan schuiven. De jongere generatie heeft de afslag naar links genomen en haar mensbeeld sterk ‘positief’ bijgesteld. Men focust minder op het hiernamaals en meer op het verbeteren van de huidige wereld.
Hoewel Bregman de kerk achter zich heeft gelaten, is ook hij een duidelijke wereldverbeteraar. Hij schreef eerder over de wens iedereen te voorzien van een basisinkomen, al mocht dat niet zo heten. En hij baarde opzien door zijn aanwezigheid op het World Economic Forum in Davos. Daar vertelde hij de rijken der aarde dat ze meer belasting moesten betalen. Ook Tucker Carlson had te laat door met een socialist van het zuiverste water van doen te hebben.
Drie leemten in zijn mensbeeld
Er zijn drie punten die Bregman in al zijn ijver om een ander mensbeeld te bewerkstelligen over het hoofd ziet.
Bregman vergeet dat de mens gemakzuchtig is. Inderdaad is het zo, zoals Bregman illustreert met diverse voorbeelden, dat in noodgevallen mensen op elkaar kunnen rekenen. In het verkeer zullen mensen dus wel helpen als iemand met pech langs de weg staat. Die ander is echter geen beletsel voor het overtreden van de verkeersregels. Dat laat ook zien dat wat begint met een klein groepje zich al snel als een olievlek kan verspreiden. De meeste moslims deugen, maar een relatief beperkte groep kan de rest niet alleen in zijn greep houden. En ook meetrekken in de verkeerde richting.
Waar Bregman dan ook geen oog voor heeft, zijn verschillen in belangen. Vandaar ook zijn miskenning van de homo economicus, het economisch-wetenschappelijk equivalent van de bekende uitspraak ‘You can’t fool all of the people all of the time’. Mensen willen incidenteel hun eigen belang nog weleens opzijzetten, maar vroeg of laat hebben ze door dat ze worden bedot.
Tegengestelde belangen kunnen ook tot de situatie leiden waarin twee mensen, die beide heel erg ‘deugen’, elkaar naar het leven staan. Aan menig conflict ligt bij beide partijen de overtuiging ten grondslag dat zij gelijk hebben en volledig in hun recht staan.
Mijn belangrijkste bezwaar tegen Bregman is dat je regels en beleid niet kunt ophangen aan de notie dat de meeste mensen deugen. Gevoegd bij de voorgaande twee punten is dat b.v. funest als het gaat om het innen van belastingen. Bregman beschrijft hoe het gevangeniswezen in Noorwegen is georganiseerd. Hij stelt dat het uitgangspunt van strafoplegging altijd resocialisatie van de dader moet zijn. Dat is een naïef standpunt dat heeft geleid tot draaideurcriminaliteit van geharde criminelen, die voortdurend in hun oude fouten vervallen.
De mensen deugen, meestal
Het punt dat de meeste mensen deugen kan ik nog volgen, zij het met de toevoeging ‘meestal’. Als het gaat om mensen die altijd weer vervallen in crimineel gedrag, mensen die weigeren te werken, te integreren of wat dan ook, zelfs als het gaat om het opvoeden van kinderen, is er maar één aanpak die werkelijk werkt: de relatief kleine groep die niet van goede wil is, moet je aanpakken en niet negeren.
De meeste mensen zullen uit zichzelf het gewenste gedrag laten zien, omdat ze ervan overtuigd zijn of makkelijk te overtuigen, dat dit voor henzelf en de maatschappij beter is. Bij de rest moet je laten zien dat het je menens is door altijd verder te escaleren. Niet alleen dwing je hen zo in het gareel, ook voorkom je dat hun gedrag anderen negatief beïnvloedt.
Dat is geen pleidooi voor een politiestaat of het inperken van vrijheden. Integendeel, het overgrote deel van de mensen kun je met rust laten. Je richt je op het kleine groepje dat het voor de rest verpest. Tegelijkertijd is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan. De oplossing die Bregman kiest is dan maar iedereen te vertrouwen en het gedrag van dit groepje als nevenschade te zien. Dat is een aanpak die niet werkt. Daarvan hebben we genoeg voorbeelden gezien, met name na ‘1968’.
Al met al blijft het in dit boek bij mooi vertelde verhaaltjes die verder weinig algemene zeggingskracht hebben. Op een gegeven moment heb je ook genoeg van het steeds herhalen van dezelfde boodschap. Te meer daar Bregman is van het politiek correcte taalgebruik (‘wit’ i.p.v. blank) en venijnig meent te moeten uithalen naar ‘populisten’.
Zijn vaak herhaalde observatie dat de ander net zo is als wij, geldt duidelijk niet voor de ruim 74 miljoen Amerikanen die op Trump stemden. Contact leidt volgens hem tot compassie, maar heel veel mensen kun je blijkbaar beter volledig negeren.
Daarmee haalt Bregman de boodschap van zijn boek onderuit. Zijn overtuiging berust dan ook vooral op wensdenken en er zijn velen die hem maar wat graag daarin volgen. Dat effent immers de weg voor het realiseren van hun ideeën, wat verder de realiteitszin daarvan ook is.
Wouter Roorda is econoom. Hij werkte 20 jaar bij verschillende Nederlandse ministeries, vooral op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Tegenwoordig is hij actief als onafhankelijk columnist, investeerder en rentmeester.
Amerikaanse miljardairs doneren elk jaar tientallen miljoenen euro aan organisaties die ons een radicaal klimaatbeleid willen opdringen.