Steenkolenengels voor gevorderden
In Nederland is de verengelsing al verder gevorderd dan in Vlaanderen, maar ook het verzet ertegen neemt toe.
‘Een boek geboren uit verzet’, zo omschrijven de Nederlandse initiatiefnemers van Against English — Pleidooi voor het Nederlands zelf hun manifest. Dat levert een vaak even pijnlijke als hilarische bloemlezing op aan ervaringen, levenslessen en opinies, die soms te breed uitwaaiert om er ook een zwaar wetenschappelijk en feitelijk onderbouwd werkstuk van te maken. Al was dit misschien ook helemaal niet de bedoeling.
Het is historicus en docent Franse geschiedenis Niek Pas die ergens halverwege dit boekje de kat écht de bel aanbindt. Hij beschrijft in zijn bijdrage hoe het collectief Langue française in juni vorig jaar in de krant Le Parisien opriep om de dictatuur van le tout anglais te weigeren. Tientallen Franse organisaties ondertekenden de oproep. Meer nog: ze riepen president Macron op om op zijn buitenlandse reizen enkel Frans te spreken.
Enkele maanden eerder was er al een gelijkaardige petitie gelanceerd bij onze zuiderburen, en ook een honderdtal Frans(talige) schrijvers hadden het gebruik van het Engels op het Parijse Salon du Livre eerder al ‘un acte de delinquance culturelle’ genoemd. Het contrast met wat je de voorgaande negentig pagina’s en de volgende honderd pagina’s in dit boekje te lezen krijgt, kan amper groter zijn. In een dertigtal bijdragen strooien evenveel auteurs kwistig met voorbeelden en persoonlijke anekdotes die aantonen hoe het Engels de voorbije jaren een almaar meer prominente plaats is gaan innemen in de Nederlandse samenleving. ‘Het verschil met de Fransen is dat Nederlanders meer vastzitten in een soort mercantiel utiliteitsdenken. Verengelsing levert nou eenmaal meer geld op. Het is efficiënter en het heeft meer nut,’ ziet Niek Pas zelf als mogelijke verklaring.
Academische monocultuur
Against English focust volledig op de situatie in Nederland — die zonder twijfel nog een stuk schrijnender is dan in Vlaanderen — maar het zou al te naïef zijn te denken dat we in Vlaanderen niet dezelfde weg kunnen opgaan. Wie in het bedrijfsleven werkt, wordt er ook bij ons al dagelijks mee geconfronteerd: het even bloedeloze als inhoudsloze managementjargon dat intussen wijd en zijd aanvaard lijkt in onder professionals. Zij praten vol overgave over de targets die we moeten halen, en hebben de mond vol over content die niet up to date is, de flow die niet volledig goed zit of de goals die aligned moeten worden.
Een van de auteurs in Against English heeft het over de Engelse ziekte: we wauwelen elkaar maar wat na, in de hoop er zo bij te horen. Kan je dit verschijnsel met wat goede wil nog afdoen als een haast onvermijdelijk gevolg van de voorthollende globalisering, dan toont dit Nederlandse manifest op overtuigende wijze aan hoe vlug ook andere maatschappelijke sectoren besmet raken. Net nu de Vlaamse regering — nota bene geleid door een Vlaams-nationalistische minister-president — ernstig overweegt om de deur voor het Engels ook in ons hoger onderwijs een stuk verder open te zetten, is dit geen onbelangrijke boodschap.
Terwijl Nederlandse leerlingen en studenten vaak amper het Nederlands al deftig onder de knie hebben, krijgen ze het Engels almaar vroeger en vaker door de strot geduwd. En ironisch genoeg zijn het niet zelden die heren en dames die anders de mond vol hebben van diversiteit die er blijkbaar geen graten in zien om Nederland een academische monocultuur door de strot te duwen waarin enkel publicaties in het Engels nog meetellen.
Welke absurde dimensies die blinde adoratie voor het Engels in het onderwijs soms kan aannemen, illustreert onder meer de bijdrage van Özcan Akyol, een Nederlandse schrijver en columnist met Turkse roots. Hij groeide op in een achterstandswijk waar hij met zijn vriendjes voornamelijk Turks sprak, en verwierf zijn Nederlands vooral op school. Toen hij later doorstootte naar de universiteit, waar hij — o ironie — Nederlandse taal en cultuur studeerde, kreeg hij daar de opdracht om een roman van Arnon Grunberg te ontleden. Alleen: het bleek om een Engelse vertaling van Grunbergs werk te gaan. Veel hallucinanter dan dit kan het niet worden.
Mercantiel pragmatisme
De verleiding is groot om dit soort geïsoleerde voorvallen als haast anekdotisch te beschouwen, maar NRC-journaliste Floor Rusman legt in haar bijdrage de vinger op een pijnlijk etterende wonde. Net doordat in Nederland steeds meer universitaire opleidingen in het hoger onderwijs in het Engels worden gegeven, wordt ook het onderhoud van de taal op de proef gesteld, argumenteert ze. Bovendien staan almaar meer onderzoekers met hun Engelstalige publicaties eenvoudigweg ook niet meer in verbinding met het Nederlandse publiek. Op termijn zaait de verengelsing van onder meer het onderwijs en het onderzoek de kiem voor iets veel groters: het dedain van vele Nederlanders voor hun eigen taal.
Als dit pamflet al één grote verdienste heeft, dan is het wel dat de bijdragen van een dertigtal bevoorrechte getuigen uit de meest uiteenlopende sectoren en maatschappelijke geledingen aantonen dat die verengelsing zich de voorbije jaren als een olievlek over de gehele Nederlandse samenleving verspreid heeft. Managers maken zich gewichtig in het Engels, professoren hengelen in het Engels naar internationale erkenning, maar ook politici overal te lande, kelners of winkelbedienden in Amsterdam bedienen zich maar al te graag van een soort globish. Steenkolenengels om mee te zijn, zeg maar. En haast iedereen in dit pamflet vraagt zich af: waar komt die onderdanige houding van de Nederlanders toch vandaan? Is het inderdaad een soort van plat mercantiel pragmatisme — zoals sommige auteurs suggereren — of is het vooral toch die enorme angst om als dom en kleingeestig te worden afgeschilderd?
Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".
De meeste EU-inwoners zitten niet te wachten op de toetreding van nieuwe landen, maar de Europese Unie hoopt nog vóór 2029 enkele Balkanlanden aan te sluiten.