JavaScript is required for this website to work.

‘Tactische overwegingen mogen niet opwegen tegen een overtuiging’

Koen Dillen6/3/2018Leestijd 5 minuten
TitelFils de la Nation
AuteurJean-Marie Le Pen
UitgeverEditions Muller
ISBN9791090947214
Onze beoordeling
Aantal bladzijden444
Prijs€ 22.90

Je kan Jean-Marie Le Pen bezwaarlijk een gevoel voor cynische humor ontzeggen. Aan een journalist antwoordde hij enkele weken geleden dat hij de memoires van de zoon van Pablo Escobar aan het lezen was, waarin deze met afschuw en schaamte terugkijkt naar zijn kinderjaren en afkomst. De allusie op de aversie die zijn eigen dochter Marine voor hem is beginnen koesteren sinds ze partijvoorzitter werd in 2011, lag er vingerdik op.

En die aversie zal deze dagen zeker niet verminderen, nu le vieux ­­– Jean-Marie Le Pen wordt op 20 juni negentig – de aandacht van alle Franse media haalt met de publicatie van het eerste deel van zijn memoires: Fils de la Nation’ Ik heb geluk gehad nog een exemplaar op de kop te kunnen tikken in de Antwerpse Fnac, want het weekblad L’Express wist vorige donderdag te melden dat de eerste oplage van 40.000 exemplaren al uitverkocht was, nog voor ze goed en wel in de boekhandels lag. De tweede druk is voor volgende week.

Natuurlijk is het geen toeval dat Guillaume de Thieulloy, een kleine uitgever die doorgaans niet meer dan 500 à 1000 exemplaren drukt van wat hij publiceert, Fils de la Nation vlak vóór het congres van het FN, dat op 10 en 11 maart plaatsvindt in Rijsel, op de markt brengt. Op dat congres zal wellicht duidelijk worden of de partij van naam verandert, om definitief te breken met het verleden. Jean-Marie Le Pen, die er niet welkom is, ook al oordeelde Justitie vorige maand in beroep dat hij de titel van erevoorzitter mag houden, steelt zo andermaal de show en de Franse media lijken er een duivels genoegen in te scheppen om dat dik in de verf te zetten. Verschillende tijdschriften brachten uittreksels van deze memoires in voorpublicatie. Alsof diezelfde media Marine Le Pen hebben afgeschreven. Alsof ze weten dat haar rampzalige campagne vorig jaar haar zwanenzang inluidde, de kroniek van een aangekondigde dood. Alsof na zeven vette jaren de zeven magere jaren aanbreken. Als het partijcongres achter de rug is, kom ik hier nog op terug.

Maar niet alleen daarom verschijnen er lovende recensies over de herinneringen van de medestichter en jarenlange voorzitter van het Front national (FN). Dit eerste deel van Fils de la Nation gaat niet over de partij, maar over Le Pens leven vóór de stichting van het FN, van zijn geboorte in het Bretoense vissersdorp Trinité-sur-Mer in 1928 tot 1972. Marine Le Pen als politica komt er niet in voor en het wordt dus wachten tot eind dit jaar wanneer het tweede deel verschijnt en dat over de geschiedenis van het FN zal gaan om te weten hoe Jean-Marie Le Pen terugblikt op de partij die hem uiteindelijk aan de deur zette. Vandaag wil Le Pen enkel kwijt dat hij ‘medelijden voelt voor zijn dochter’, nu gebleken is dat ze noch intellectueel, noch menselijk geschikt is om een grote politieke partij te leiden, laat staan president van Frankrijk te worden.

Anticommunisme en antigaullisme

Jean-Marie Le Pen zal ongetwijfeld wel plezier hebben in de verrassend positieve toon waarmee journalisten als Saïd Mahrane van het weekblad Le Point en Olivier Beaumont van de krant Le Parisien zijn memoires ontvangen. Dat zijn om het met een eufemisme te zeggen niet direct journalisten die zijn politieke mening delen. En toch, schrijven beiden, ben je tijdens het lezen van deze memoires bij momenten zo gecharmeerd dat je haast zou vergeten dat Le Pen de pen vesthoudt. Ze zijn goed geschreven – hier is geen ghostwriter aan het woord – en vormen, zeker voor de naoorlogse periode van de Vierde en het begin van de Vijfde Franse Republiek, een subjectief, maar interessant getuigenis. Memoires horen ook niets anders te zijn. Historici zullen wel uitmaken of Le Pen zaken verzwijgt of verdraait. Ik denk bijvoorbeeld aan de discussie of hij al dan terreurverdachten gefolterd heeft tijdens de Algerijnse Oorlog. (Zijn laatste kritische biograaf Pierre Péan denkt van niet.) Maar je kan er niet omheen : Als parlementslid voor de poujadisten in 1956, als officier in het Frans leger en als campagneleider van presidentskandidaat Tixier-Vignancour in de jaren 60 heeft Le Pen een prominente rol gespeeld.

Voor mensen die meer interesse hebben in politieke geschiedenis dan in actuele politiek zal dit eerste deel ongetwijfeld veel boeiender zijn dan veel van wat Le Pen in het tweede deel van zijn memoires gaat vertellen. Jean-Marie Le Pen kreeg zijn politieke overtuiging niet van thuis mee. Zijn vader, een arme visser, verdronk tijdens de oorlog op zee en zijn moeder moest hard knokken om haar zoon na de Bevrijding naar de universiteit te kunnen sturen. Neen, Le Pens politieke bewustwording kwam er door het spektakel van de naoorlogse repressie dat hem medelijden deed krijgen met de incivieken. Dat communistenleider Maurice Thorez, die na het afsluiten in augustus 1939 van het niet-aanvalspakt tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie deserteerde en naar Moskou vluchtte, in 1945 amnestie kreeg van De Gaulle en minister kon worden, ging er bij de jonge Le Pen niet in en legde de wortels van een levenslang anticommunisme en antigaullisme. Om die reden ook weigert hij Maarschalk Pétain, die tijdens de oorlog aan het hoofd stond van de collaborerende Vichy-regering, een verrader te noemen.

Wie deze memoires leest, leert echter niet alleen de extreemrechtse politicus kennen, maar ook een man die uitermate gecultiveerd is, een student die zich in het Parijs van de late jaren veertig kon bezatten met Boris Vian, een parlementslid die bevriend kon zijn met de linkse zanger Mouloudji of met de Italiaanse linkse politicus Marco Pannella, een liefhebber van poëzie die zijn Bretagne in lyrische termen kan beschrijven en zijn klassiekers kent. François Mitterrand merkte tegenover Franz-Olivier Giesbert van Le Nouvel Observateur ooit op dat hij ‘Le Pen boven Jacques Chirac verkoos omdat Le Pen tenminste nog weet wanneer en hoe je de subjonctif de l’imparfait moet gebruiken.’ Een boutade natuurlijk, maar ze zegt wel iets over het respect waarop Le Pen binnenskamers mocht rekenen, ook bij politieke tegenstrevers. Roland Dumas, wiens vader door de nazi’s vermoord werd in 1943 en die onder Mitterrand jarenlang socialistisch minister van Buitenlandse Zaken was, vertelde mij jaren geleden zelf dat hij regelmatig bij Le Pen thuis ging eten. Ook Dumas wist dat niemand de literaire en historische cultuur van de rechtse volkstribuun moet onderschatten. ‘Dat waren andere tijden hé, de Vierde Republiek! Wij deden aan politiek zonder haat.’

Robert Brasillach

De stalinisten mochten het mooie weer uitmaken in 1945. De dichter, journalist en literaire criticus Robert Brasillach kwam voor het vuurpeloton wegens collaboratie, ook al had De Gaulle aan François Mauriac beloofd dat hij Brasillach gratie zou verlenen. ‘Ik heb het De Gaulle nooit kunnen vergeven’, schrijft Le Pen. Toen hij begin jaren 60 een eigen platenfirma oprichtte, nam Le Pen de Franse filmlegende Pierre Fresnay onder de arm om de Poèmes de Fresnes, die Brasillach in de gevangenis schreef voor hij gefusilleerd werd, op plaat te zetten. Een van de beklijvende momenten uit mijn leven, klinkt het in de memoires.

Laat het nu net het feit zijn dat Marine als nieuwe partijvoorzitter haar vader een eerste keer verloochende nadat deze op een meeting van het FN in 2012 een gedicht van Brasillach had voorgelezen, en je begrijpt welke generatiekloof hier gaapt. Marine Le Pen wist wellicht niet eens wie Brasillach was. Maar haar entourage fluisterde haar in het oor dat het tactisch ‘fout’ is om een collaborateur te citeren. Dus vond ze het haar plicht om zich van haar vader te distantiëren. Zonder er expliciet naar te verwijzen sluit Le Pen dit eerste deel van zijn memoires af met een bedenking hierover. Tactische overwegingen mogen niet opwegen tegen een overtuiging. ‘Ik weet het wel, de hand van Léon Degrelle drukken of weigeren de revisionist Robert Faurisson naar de gevangenis te sturen, is verkeerd, slecht voor uw reputatie, maar ik trek mij daar niets van aan.’ (‘Je m’en sur-contrefiche’.) Iedereen mag daar het zijne over denken, maar je kunt Le Pen bezwaarlijk plat opportunisme verwijten. Ik denk niet dat we later over zijn erfgename hetzelfde zullen schrijven.

De linkse cineast Claude Chabrol, die samen met Le Pen aan de universiteit zat, antwoordde ooit het volgende aan een journalist die hem verbouwereerd vroeg waarom hij sympathie koesterde voor de voorzitter van het FN: ‘Je déteste Le Pen, mais j’aime Jean-Marie.’ Misschien zullen sommige lezers die het eerste deel van deze mémoires lezen, begrijpen waarom.

Koen Dillen (1964), studeerde in 1987 af als vertaler Frans-Duits en heeft een passie voor Frankrijk. Hij schreef onder pseudoniem opgemerkte biografieën over Nicolas Sarkozy en François Mitterrand en publiceerde, in samenwerking met Frank Vanhecke, Al bij al heb ik gelukkig geleefd', het levensverhaal van wijlen Marie-Rose Morel.

Commentaren en reacties