JavaScript is required for this website to work.

Uiterst boeiende geschiedenis van de naziroofkunst uit België

Lode Goukens15/4/2023Leestijd 5 minuten

De nazi’s roofden in heel Europa kunst. Die naziroofkunst is nog steeds een heet hangijzer.

Naziroofkunst spreekt tot de verbeelding. Niet enkel de Duitse diefstal van het Lam Gods van Jan Van Eyck. Een deel van die geroofde kunst kwam na de oorlog terug naar België en hangt vaak anoniem in Vlaamse musea. Geert Sels, journalist bij De Standaard schreef na een bekroonde reeks artikelen een fenomenaal boek over alle facetten van naziroofkunst. Het boek zet de gouden standaard qua onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen en verdient absoluut meer aandacht.

Normaal schrijf ik mijn recensies van boeken in de derde persoon. In het geval van Kunst voor das Reich op zoek naar naziroofkunst uit België door Geert Sels maak ik daar een uitzondering op om mijn uitzonderlijke bewondering als kunstwetenschapper en journalist extra in de verf te zetten. Een tweede reden om dat te doen is dat Sels in zijn boek een paar dossiers uitspitte waar ik in het verleden mijn tanden op stuk beet als kunstwetenschapper of journalist. Daarbij komt dat een paar hoofdstukken handelen over het gebouw waar ik jaren woonde.

Beste onderzoeksjournalistiek

Zelden verschijnt een boek van een journalist dat onterecht veel te weinig aandacht kreeg van collega’s in de Vlaamse media. Kunst voor das Reich is helaas zo’n boek. Misschien schrokken recensenten terug van de vierhonderd bladzijden tekst (bronnen en index niet meegerekend). In dat geval is dat niet enkel jammer, maar ook ontzettend onrechtvaardig.

De journalist Sels werd in het onderwerp gezogen in 2014 en werkte 8 jaar als onderzoeksjournalist op het onderwerp. Dat onderzoek kreeg een sluitstuk in dit prachtige boek. Een boek dat gerust zonder zin voor overdrijving het beste boek qua onderzoeksjournalistiek van Vlaanderen mag genoemd worden.

Bovendien leidde het boek tot wel vier parlementaire vragen en werd het ondertussen in het Frans vertaald. De verdienste van Sels is dat hij niet enkel ontzettend veel bronnen wist te confronteren en verbanden te leggen, maar dit in een elegante, sierlijke en onderhoudende schrijfstijl en taal deed. Ondanks de hoeveelheid feiten en namen wist hij die berg informatie en onthullingen telkens in vlot leesbare en onderhoudende hoofdstukken te componeren.

Jodenwetten

Een andere lovenswaardige verdienste van Sels is dat hij twee conclusies poneert over roofkunst. Ten eerste bewijst hij zeer overtuigend dat naziroofkunst niet begon in 1940 bij de Duitse inval in België, maar in 1933 bij de eerste Jodenwetten in Duitsland. Ten tweede illustreerde en beargumenteerde hij dat roofkunst niet enkel op kunstbezit van Joodse verzamelaars of kunsthandelaars slaat, maar op elke transactie met de bezetter. Beide stellingen moeten voor de overheden in België voor een keerpunt zorgen. Daar is na de lezing van Kunst voor das Reich geen ontkomen aan.

Het boek herijkt dus de officiële houding qua roofkunst in België en is verplichte literatuur voor eenieder die zich durft bezig te houden met herkomstonderzoek in de kunsthandel, museologie of restitutiebeleid.

2 halve Rubensen

In deze recensie ga ik enkel voorbeelden beschrijven die ik persoonlijk goed ken en waar ik zonder schroom toegeef dat ik ze met een gezonde dosis professionele jaloezie gelezen heb. Het eerste voorbeeld is het verhaal van de Joodse kunsthandelaar Samuel Hartveld. Een schimmige figuur die bij kunstwetenschappers vooral bekend is omdat hij naar de Verenigde Staten vluchtte en daar een doek van Rubens in twee sneed en vervolgens als twee doeken verkocht. Die twee halve schilderijen hangen momenteel in twee verschillende Amerikaanse musea als ‘hun’ Rubens.

Sels schreef dat ie vaak voor het Otto Venius-gebouw van architect Gustave Fierens uit 1927 stond en dit gebouw van de beroemde architect bewonderde. Hij had moeten aanbellen. Ik woonde er jaren boven de vroegere kunstgalerij waar tegenwoordig een Zara Home in huist. Het art deco-gebouw is met beschermde antieke lift en eclectische interieurs een kunstwerk op zich dat niemand zou verwachten van de modernistische architect die bekend werd met de Fierens-buildings.

Hartveld

De kunstrestaurator en ex-kompaan van Hartveld, René Van de Broek verwierf tijdens de oorlog het gebruik van het gebouw. Van de Broek kocht voor 200.000 frank de collectie van meer dan zestig schilderijen van Hartveld van de Verwalter in opdracht van de bezetter. Na de oorlog ontsprong Van de Broek de dans dankzij een vervalste brief van Hartveld waar ie mee op de proppen kwam. Alleen al omwille van de paar hoofdstukken over Hartveld, Van de Broek (restaurator/kunsthandelaar), de Duitse ‘beheerder’ en die collectie loont het boek zeker de moeite. Ik wist al best veel over het dossier Hartveld, maar de puzzelstukjes die Sels bij elkaar zocht en vond om ze vervolgens netjes in elkaar te passen tot een duidelijke reconstructie sloegen me met verbazing. Verbluffend goed onderzoek. Hij haalde er zelfs een grafoloog bij om de handschriften en de opbouw van brieven op schrijfmachine te vergelijken!

Hetzelfde speurwerk deed Sels met andere dossiers. Zo ging hij ook op zoek naar de schilderijen uit de verslagen van het krijgsauditoraat, internationale databanken over roofkunst, fiches van de vreemdelingenpolitie, afschriften van de emissiebank voor internationale betalingen enzovoort. Indrukwekkend.

Kunst in ruil voor een visum

Sels nam ook een kijkje bij de collecties schilderijen in Vlaamse musea. Hier stootte hij op een paneel waar ik jaren geleden mijn tanden op stukbeet betreft de herkomst. De Sint-Joriskermis door Gillis Mostaert van het Museum Schone Kunsten Gent (MSK). Ik heb dat paneel destijds onderzocht en er meermaals over geschreven. Op de website van het MSK staat het als langdurige bruikleen van de Vlaamse Gemeenschap sinds 1952. Het paneel behoort tot de door de Dienst Economische Recuperatie (DER) van de Belgische Staat gerecupereerde kunst in 1945. Dankzij het onderzoek van Sels is nu duidelijk dat de grootste kunstcollaborateur Maurice Lagrand het in 1943 verkocht aan de Nazi’s waarna het in Koblenz belandde. Hoe Lagrand aan het schilderij raakte dat hij aan de Duitsers verkocht, blijft een mysterie.

Sels vertelt hoofdstuk na hoofdstuk welke kunsthandelaars aan de bezetter verkochten en hoe ze te werk gingen. Het gaat dan niet altijd om dwangverkopen van Joodse verzamelaars of kunsthandelaars. Een dwangverkoop is een verkoop waarbij dikwijls aan belachelijk lage prijzen kunst in Duitse handen belandde. Sels merkt daarbij terecht op dat dit in Duitsland vanaf 1933 begon. Tevens kaart hij aan dat ook de Belgische Staat wat dit betreft niet zo’n fraaie rol speelde. Duitse vluchtelingen (merendeels Joden) ‘schonken’ collectiestukken in ruil voor een verblijfsvergunning of visa. Een ander fenomeen was het in depot geven van kunst bij Belgische musea. Sels behandelde zorgvuldig alle varianten van het leegroven van meubelopslag bij verhuisbedrijven, handelszaken en woningen tot diverse vormen van dwangverkoop. Hij verhaalde ook de moeilijke strijd van voormalige eigenaars of hun erfgenamen om na de oorlog kunst terug te krijgen.

Lam Gods

Sommige kunsthandelaars, veilingmeesters en verzamelaars profiteerden ook royaal van de hausse in de kunstmarkt die door de onverzadigbare honger naar oude kunst bij de bezetter ontstond. Tussen die verzamelaars zaten causes célèbres zoals de collectie Renders. Emile Renders was een bankier die samen met restaurator en kunstvervalser Jef Van der Veken een beruchte collectie opbouwde. Van der Veken was de schilder van het paneel van de Rechtvaardige Rechters dat het in 1934 gestolen paneel vervangt sedert 1941 (toen het Lam Gods zelf door de Duitsers geroofd en afgevoerd was naar Duitsland).

Een tweede cause célèbre is de collectie van extreemrechtse journalist, kunstcriticus en collaborateur Paul Colin. Hoewel Colin al in 1943 vermoord werd door communistische verzetslieden aasden diverse musea na de oorlog op stukken uit diens collectie die onder sekwester was geplaatst. Vooral de melancholische viswijven van James Ensor trok de aandacht. De Belgische staat veilde het werk voor de neus van de musea. In 2015 kocht een verzamelaar het voor 7 miljoen dollar in New York waarna het als bruikleen in het MSK terecht kwam.

Van een familielid van Colin vernam ik ooit dat ettelijke jaren na de Tweede Wereldoorlog nog een schilderijencollectie van Paul Colin opdook in de kluizen van de Kredietbank. Niemand weet exact wat daarmee gebeurde. Ik beet er de tanden op stuk en hoopte dat Sels hierover meer geschreven zou hebben, maar helaas nog niet in het boek. Sels heeft dus nog werk. Ik kijk er alvast naar uit.

Nazi-elite

Een andere boeiende figuur waar Sels veel over schreef was verzamelaar Dr Frans Heulens met zijn voorliefde voor de Bruegel-dynastie. Een hele stoet kunstminnaars van divers pluimage passeerde de revue: conservators, galleristen, restaurators, verzamelaars… De korte portretjes van de Duitse kunstjagers vormden ook telkens een boeiende inkijk op de verzamelwoede en de verjaardagscultuur van de Nazi-elite.

Sels stelde terecht de vraag waarom België zo slordig met de kunstcollaboratie, de recuperatie van roofkunst en de restitutie omsprong. Waarom hangen nog zoveel aan België toekomende kunstwerken in Frankrijk, Nederland en Tsjechië? Waar blijven de Belgische en Vlaamse databanken om de herkomst te onderzoeken en te ontdekken? Waarom zijn musea zo terughoudend om hun collectie onder de loep te nemen? Vragen die Sels stelde en in sommige gevallen ook terdege beantwoordde. Kunst voor das Reich is een fenomenaal boek dat ik elke liefhebber van kunst, geschiedenis of onderzoeksjournalistiek absoluut kan aanraden.

Dit boek is verkrijgbaar in onze webwinkel tegen een tijdelijke voordeelprijs én gratis verzending:
bestel hier uw exemplaar

 

Lode Goukens is master in de journalistiek. Zijn masterproef behandelde de journalistieke cartografie. Voordien was hij jaren beroepsjournalist en schrijver. Begonnen als officieel IBM multimedia developer in 1992 en één van de eerste professionele ontwikkelaars van DVD’s (dvd-authoring) schreef hij ook het eerste Belgische boek over het Internet in 1994. Hij behaalde ook al een master in de kunstwetenschappen en archeologie en een master filmstudies en visuele cultuur.

Commentaren en reacties