Welke toekomst voor onze politieke partijen?
Het DNA van Vlaanderen doorgelicht: een data gedreven blik op het kiezerspotentieel. Welke toekomst hebben Vlaamse politieke partijen?
Beleid uittekenen gebeurt nog te weinig op basis van harde cijfers. Terwijl het in de politiek aan zo’n datagedreven aanpak ontbreekt, is dit in het bedrijfsleven nochtans wél gangbaar bij het nemen van belangrijke beslissingen. Het was onder meer deze vaststelling die het onderzoeksbureau Why5Research ertoe dreef om de schouders te zetten onder een ambitieus meerjarenproject.
Samen met de VRT werd de voorbije tien jaar een diepgravend waardenonderzoek bij Vlamingen uitgevoerd. Een jaar na de laatste verkiezingen van mei 2019 komen initiatiefnemers Ivan De Vadder (VRT) en Jan Callebaut (Why5Research) nu naar buiten met hun belangrijkste bevindingen. Deze staan gebundeld te lezen in Het DNA van Vlaanderen: wat willen de Vlamingen echt?
Oppervlakkige opinies versus dieperliggende waarden
Callebaut is als specialist marketingonderzoek een pleitbezorger van het adagium ‘meten is weten’. Groot was zijn verbazing toen hij destijds bij CD&V een duidelijk gebrek in het gebruik van statistische gegevens opmerkte bij het bepalen van de partijstrategie. Die werkmethode heeft Callebaut succesvol geïntroduceerd in het politieke marktonderzoek – en werd door verscheidene andere Vlaamse politieke partijen opgepikt.
De Vadder voegt daar de mediagenieke ambitie aan toe om de opvattingen van de Vlaamse kiezer meer diepgaand in kaart te willen brengen. Getuige daarvan ook de recente beslissing van de VRT om het gevestigde format van terugkerende opiniepeilingen te verlaten. Die laatste meten namelijk enkel de oppervlakkige meningen van burgers uit het recente verleden. Opinies fluctueren bovendien sterk doorheen de tijd waardoor ze eigenlijk al achterhaald zijn op het moment dat de resultaten ervan bekend gemaakt worden.
In de plaats daarvan rolt de VRT nu dus een grondiger waardenonderzoek (‘De Stemming’) uit. Enkele eerste bevindingen werden al gelost in de berichtgeving. De nieuwsredactie voert daarbij aan dat waardenonderzoek minder onderhevig is aan dagelijkse schommelingen. Het betreft immers bevragingen naar meer diepgravende opvattingen die Vlamingen koesteren, waardoor je met de resultaten wat meer over de toekomst kunt zeggen. Vanuit de politieke wetenschap kun je evenwel ook bij deze keuze kritische bedenkingen plaatsen – maar daarover later meer.
Geordende stoet
Voor dit boek werden Vlamingen op drie sleutelmomenten in de afgelopen tien jaar (2009, 2014 en 2019) grootschalig bevraagd. Telkens gebeurde dit voorafgaand aan de Vlaamse regionale verkiezingen. Omdat het onderzoek drie maal plaatsvond, verspreid over één decennium, kon door de herhaling een uniek portret van de politieke wensen van de Vlamingen geschetst worden. De leefwereld en het verwachtingspatroon van de Vlaamse burger werden in kaart gebracht. Het ‘DNA van Vlaanderen’ dus. Daarmee werd de lat hoger gelegd en is het ook uitgegroeid tot één van de kwalitatief hoogstaandere onderzoeken over politiek Vlaanderen.
Het resultaat is een geordende stoet van gerapporteerde data. Die is zo rijk dat het zelfs voor de aandachtige lezer een beproeving is om door de vele bomen het bos te blijven zien. Bovendien splitsen de auteurs hun opgedane inzichten uit over drie tijdstippen, zeven afzonderlijke Vlaamse partijen en tussendoor zelfs aparte maatschappelijke thema’s. De Vadder en Callebaut pogen opnieuw eenvoud in het verhaal te brengen door de geïdentificeerde kernwaarden te ‘poolen’ en te linken aan partijen. Het resultaat zijn zeven coherente kiesvijvers die elkaar deels overlappen (zie figuur: De Vadder & Callebaut, 2020, p. 235).
De tweedimensionale voorstelling roept echter op zijn beurt problemen op. Ten eerste is het slechts een vereenvoudigde weergave van de electorale realiteit. Naast het ‘ik/wij’ en het ‘angsten/vertrouwen’ dilemma zijn er veel burgers die andere existentiële vraagstukken van primordiaal belang achten. De twee assen zijn dan een selectieve maar gemotiveerde keuze van de auteurs zelf. Ten tweede is dit partijlandschap geenszins een electoraal kompas: niet iedereen die uitgesproken in ‘wij’ gelooft en ‘vertrouwensvol’ is, stemt PVDA. Er spelen nog heel wat andere factoren (contextuele, institutionele, persoonsgebonden en zelfs inhoudelijke) een rol. Een derde — meer fundamenteel — probleem raakt aan het onderzoeksopzet zelf. Nogal wat kritisch politicologisch onderzoek betoogt evenzeer dat de koppeling tussen waardenvoorkeuren en partijpolitieke voorkeuren eerder los en onzeker is. De feitelijke band tussen beide aspecten is desgevallend helemaal niet zo sterk als de auteurs denken.
De vlakke figuur suggereert voorts dat de geïnventariseerde waarden onderling op gelijke voet staan. Maar dat is in de realiteit geenszins het geval: het politieke belang dat individuele kiezers aan één specifieke waarde hechten varieert net zeer sterk, ook binnen eenzelfde cluster. Sommige mensen willen bijvoorbeeld vooral plezier in het leven beleven waarbij het hen niet uitmaakt of hun leider al dan niet charismatisch is. Toch zitten beide kernbegrippen volgens het uitgekiende model in dezelfde kiesvijver.
Toekomstbeeld
Als de kritiek van de auteurs luidt dat opiniepeilingen enkel het verleden meten, wat zeggen hun eigen onderzoeksresultaten dan over de toekomst van de Vlaamse partijen? De Vadder en Callebaut delen de zeven Vlaamse partijen op in twee grote groepen: de pragmatische en de utopische partijen. In de eerste groep zitten de ‘traditionele’ partijen CD&V, Open Vld en sp.a die al jarenlang het politieke bestuur vormgeven. Tot het andere kamp behoren de meer ‘radicale’ partijen VB, PVDA en Groen die zich positioneren aan buitenzijde van het politieke spectrum. En opvallend: de N-VA zit daar middenin. In haar ideologische fundamenten is ze een asystemische partij, maar ze probeert via deelname aan het bestaande politieke systeem de gewenste verandering door te voeren.
Opvallend is dat de auteurs ronduit kritisch zijn voor de drie traditionele partijen: hun samengetelde marktaandeel slonk tot amper 38,6% in 2019. Het toekomstbeeld oogt voor elk van de drie ‘traditionele’ partijen onzeker: hun ideeëngoed wordt als star en achterhaald ervaren. Ze sluiten minder goed aan op het ideaalbeeld dat Vlamingen hebben van onze samenleving.
Voor de drie utopische partijen liggen de kaarten anders. Hun duidelijke standpunten connecteren beter met de ideaaltypische oplossingen die de burger in gedachten heeft. Maar op hun beurt worden de utopische partijen als minder geloofwaardig en bekwaam beschouwd om deze ideeën ook effectief in de praktijk te brengen.
Tussen beide groepen in staat de N-VA. Een positie die opportuniteiten schept maar tegelijk ook bedreigend is. De partij staat als het ware tussen twee vuren. Ze is groot geworden als anders-partij maar groeide de laatste jaren uit tot beleidspartij. Volgens het waardenonderzoek is N-VA de enige partij die momenteel een duidelijk ideaalbeeld aan competente bestuurskracht koppelt.
Niettemin verloor N-VA in 2018 en 2019 een pak stemmen. De partij bestuurt momenteel in Vlaanderen maar voert federaal oppositie – dat schept waarschijnlijk verwarring onder vele kiezers. In die situatie zal het een moeilijke uitdaging blijven voor de partij om het verwachtingspatroon van leiderschap en bekwaamheid in te vullen. Dit zeker vermits het Vlaamse bestuursniveau toch vaak onzichtbaar blijft, terwijl de federale besluitvorming wel veel aandacht geniet.
Aanpalende kiesvijvers
Aan N-VA wordt impliciet het advies gegeven om mee te besturen vanuit een centrumpositie eerder dan de flanken van het politieke spectrum te gaan opzoeken. Dat spoort met de intentie van partijvoorzitter Bart De Wever om de rol van leidende Vlaamse volkspartij over te nemen van CD&V. Ten andere geldt voor de utopische partijen dat geloofwaardig politiek personeel opstellen en haalbare beleidsdoelstellingen formuleren de prioritaire aandachtspunten vormen. Voor de traditionele partijen luidt het harde devies om dringend beter aansluiting te proberen vinden met de denkbeelden van de Vlaamse burger.
Aan alle politieke partijen bevelen de auteurs aan om vooral te vissen in de electorale vijvers die in hun onmiddellijke nabijheid liggen — m.a.w. daar waar electoraten elkaar dus overlappen. Die kiezers vallen namelijk het gemakkelijkst te overtuigen. Vervolgens moeten in een meerpartijensysteem ook coalities gesmeed worden. Daar stelt het boek een samenwerkende vennootschap voor tussen N-VA en Groen: een combinatie die de bestaande maatschappelijke verschillen zou overbruggen in één complementair project. Het klopt dat ‘homogene’ coalitieregeringen met partijen die inhoudelijk dicht bij elkaar liggen soms net de concurrentie en competitie importeren in het bestuur. Maar bestaat een samengaan van progressieve en conservatieve invalshoeken al niet onder de vorm van de huidige CD&V? En is een geelgroen verbond niet vooral een theoretische gedachte-experiment die in de huidige politieke omstandigheden nog onvoldoende gerijpt is?
Onderbouwd en beredeneerd
Ik had u vanuit het oogpunt van de politieke wetenschap een belangrijke kritische bedenking over waardenonderzoek aangekondigd. Welnu: menselijke gevoelens zijn steeds wat ‘flou’ om te rapporteren. Persoonlijke sentimenten vallen moeilijker te operationaliseren in duidelijk meetbare en helder afgelijnde termen. Daardoor ontstaat meer ruimte voor (her-)interpretatie van de data en resultaten tijdens het verwerkingsproces. Nochtans moeten onderzoekers in de regel ‘afstand houden’ en vooral de antwoorden en cijfers voor zich laten spreken.
Niet toevallig blijven opiniepeilingen daarom internationaal gezien wel dé thermometer om partijpolitieke verhoudingen op te meten op een bepaald ogenblik. Misschien zien we daarom met de introductie van ‘de Stemming’ pakweg een eventuele verdere doorbraak van de Vlaams-nationale partijen in het vervolg minder goed aankomen. Varen we dan niet een beetje blind?
Ook het aangekaarte gebrek aan aangewend cijfermateriaal door de politiek mag naderhand stevig genuanceerd worden. Zeker op het Vlaamse bestuursniveau zijn de principes van New Public Management goed ingeburgerd geraakt. Op lokaal niveau heeft de BBC-cyclus de bewindsvoering gevoelig geobjectiveerd. Zelfs intern bij de partijen is een mentale omslag naar meer outputgerichte management- en organisatievormen merkbaar. De kritiek blijft vooral geldig op federaal niveau, alwaar politieke discussies vaak wat meer emotioneel en minder cijfermatig geïnspireerd zijn.
Het DNA van Vlaanderen is een prikkelend boek dat sommige van onze intuïtieve buikgevoelens bevestigt en belangrijke gedetecteerde trends verder onderbouwt met betrouwbaar cijfermateriaal. Politieke partijen kunnen met deze kennis in het achterhoofd meer beredeneerd hun volgende zetten op het schaakbord uitdokteren. Sterker zelfs, de architectuur van de zeven kiesvijvers is eigenlijk al jaren gekende leerstof, aangezien ze ook al bij vorige meetmomenten gebriefd werden aan de verschillende partijhoofdkwartieren. Er is nu voor partijen werkelijk geen excuus meer om de volgende maatschappelijke trein te missen wanneer deze passeert.
Het DNA van Vlaanderen is momenteel ‘Boek van de week’ en kan u in de Doorbraak online boekhandel bestellen, zonder verzendkosten.
Lorenzo Terrière is doctoraatsonderzoeker en geeft les aan de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit Gent. Voorheen werkte hij o.m. op het kabinet van Defensie (N-VA).
De manier waarop de rector besparingen aan de UGent wil opleggen is laakbaar. Een zo structurele hervorming mag geen heimelijke oefening zijn.