Wilders de maat genomen
Titel | Wilders gewogen |
---|---|
Subtitel | 15 jaar reuring in de Nederlandse politiek |
Auteur | Gerrit Voerman en Koen Vossen (red.) |
Uitgever | Boom |
ISBN | 9789024433277 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 390 |
Een nieuwe wetenschappelijke bundel wil een analyse geven van 15 jaar Wilders, maar komt niet verder dan politiek activisme.
Je hoeft geen nazi te zijn om als historicus iets zinnigs te kunnen zeggen over Adolf Hitler noch stalinist als het Jozef Stalin betreft. Zo hoef je ook geen PVV-er te zijn om een wetenschappelijke analyse te kunnen maken van de partij van Geert Wilders. Het gaat mis als de ‘wetenschapper’ zich (ook) de rol aanmeet van activist. Dat is het probleem van de bundel Wilders gewogen die onlangs verscheen.
‘Wilders de maat genomen’ was een betere titel geweest voor het boek, waaraan bijna twintig Nederlandse academici onder eindredactie van de Groningse hoogleraar Voerman en de Nijmeegse historicus Vossen bijdroegen. Mensen die zich in de auteursomschijvingen uitsluitend laten voorstaan op hun wetenschappelijke functies en publicaties. De auteurs in deze bundel zijn links tot extreemlinks en hebben een dubbele pet op, namelijk ook die van activist. Een combinatie die aan Nederlandse universiteiten steeds normaler wordt.
Weerzin uiten
Voor alle auteurs geldt dat ze mijlenver afstaan van hun onderzoeksobject, namelijk de persoon Geert Wilders en de door hem opgerichte Partij voor de Vrijheid. En dat ze hun weerzin tegen partij en partijleider vaak niet kunnen verbergen, zoals wanneer Breivik erbij wordt gehaald (p. 64), partijen die zich tegen ongebreidelde migratie verzetten xenofoob worden genoemd en we in dat kader beschouwingen krijgen over het welvaartschauvinisme en nativisme van de PVV.
De auteurs hanteren het bronnenmateriaal naar gelang het uitkomt en spreken elkaar daardoor soms ook tegen. De aan GroenLinks gelieerde auteurs Akkermans en Oudenampsen stellen in hun bijdragen dat Wilders respectievelijk steeds geïsoleerder staat wat zijn standpunten betreft dan wel dat partijen als CDA en VVD het gedachtegoed en met name de taal van Wilders overnemen in afgezwakte vorm. Akkermans doet dit door punten toe te kennen aan uitspraken in achtereenvolgende verkiezingsprogramma’s over immigratie en Europese integratie. Oudenampsen trekt op basis van de HJ Schoolezingen van partijprominenten Buma (CDA) en Schippers (VVD) zijn conclusies.
Oudenampsen steekt veel moeite in het formuleren van een beoordelingskader op basis van zijn eigen linkse gedachtegoed. Wilders voldoet daar natuurlijk niet aan. Pleiten voor nationale soevereiniteit is in dit opgelegde frame een aantasting van de internationale rechtsorde (zo die al bestaat). Waaraan hij voorbijgaat is dat, in tegenstelling tot de internationale rechtsorde, de nationale soevereiniteit wel democratisch is gelegitimeerd.
Deplatformen
In een bijdrage over taalgebruik, die meer het karakter heeft van een opiniestuk, verwijt hoogleraar Te Velde Wilders verantwoordelijk te zijn voor de sterke toename van onfatsoenlijk taalgebruik in het parlement. Voor iemand die zowel binnen als buiten het parlement voortdurend als extreem-rechts wordt neergezet en bij wiens critici de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog nooit ver weg is, een eenzijdige kwalificatie. Ook zou Wilders vooral poneren en zelden argumenteren. Het laatste kan ook van deze bijdrage worden gezegd.
Voerman en Mazzoleni nemen voor hun bijdrage over de PVV en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht als uitgangspunt dat in de liberale democratie media, rechterlijke macht, cultuur, de economie en het onderwijs grotendeels onpartijdig zijn en niet gepolitiseerd. In de huidige Nederlandse situatie blijkt steeds weer dat de mensen die hier werkzaam zijn en de lakens uitdelen, met uitzondering van de economie, voor het overgrote deel op linkse partijen stemmen en in toenemende mate andersdenkenden de mond snoeren (‘deplatformen’). De cultuurmarxisten zijn (met opzet?) vergeten dat hun succesvolle opmars in juist deze instituties hun politieke en maatschappelijke dominantie tot stand heeft gebracht en dat het beheersen hiervan instrumenteel is voor het behouden van deze macht. Dan is het ook logisch dat de auteurs elke kritiek als ongewenste inmenging en een aantasting van de onafhankelijkheid en autonomie van deze instituties zien.
Uitzondering
Een positieve uitzondering is het hoofdstuk waarin Koen Damhuis in gesprek gaat met PVV-stemmers. Ook Damhuis ontkomt niet aan het bezigen van denigrerend taalgebruik en het neerzetten van de aanhang als verongelijkt. Toch bevat dit hoofdstuk enige interessante analyses, al is het maar de driedeling in verschillende typologieën die enigszins recht doet aan de diversiteit van de PVV-kiezer. Het gaat dan om veelal laagopgeleide ‘verongelijkten’, middelbaar opgeleide ‘contributionisten’ die willen dat ook anderen een bijdrage leveren aan de samenleving en vaak hoogopgeleide ‘radicaal conservatieven’ die zich zorgen maken over sociaal culturele thema’s zoals de oprukkende islam.
Ook is er een hoofdstuk met de titel ‘De strijd om de middelvinger’. In dit hoofdstuk wordt die middelvinger nadrukkelijk opgestoken richting het electoraat van de PVV, dat in zoveel mogelijk hokjes met negatieve kwalificaties wordt gedrukt in vergelijking met alle andere kiezers. Merkwaardig is dat die rest als een homogene groep wordt behandeld.
Hoofdstuk 11 analyseert het optreden van de PVV in het parlement. Methodologisch schort daar nogal wat aan. Zo kwantificeert men het aandeel populistische woorden in bijdragen van Kamerleden, waarbij de PVV hoger scoort dan het gemiddelde van de andere partijen. Of het verschil tussen 0,06 procent en 0,02 procent significant afwijkt van het toeval en hoe groot de spreiding rond het gemiddelde van die andere partijen is, wordt niet vermeld. Ook zou uit de cijfers blijken dat de PVV relatief vaak moties en amendementen indient, die alleen door de eigen fractie worden gesteund. De vraag naar causaliteit gaat men daarbij uit de weg en de conclusie is dat de PVV het liefst opereert in ‘splendid isolation’. Met name linkse partijen hebben echter lange tijd het standpunt ingenomen dat, ook al zijn ze het inhoudelijk eens met een PVV-voorstel, ze toch tegen stemmen.
Reformatief
In een hoofdstuk over de invloed van de PVV op het Nederlandse buitenlandse beleid maken de auteurs zich vooral zorgen over de reputatieschade die Wilders en de PVV hebben veroorzaakt in islamitische landen. Ze noemen daarbij expliciet Saudi-Arabië en Pakistan en gaan eraan voorbij dat deze landen zelf een nogal bedenkelijke reputatie hebben. Niet alleen in dit hoofdstuk heeft men het over de vermeende relatie tussen islam en terrorisme.
Een ander hoofdstuk dicht de media een belangrijke rol toe in het electorale succes van de PVV, maar levert daarvoor geen bewijs. De geconstateerde correlatie tussen media-aandacht en populariteit wordt als causaal verband gepresenteerd, maar kan ook omgekeerd lopen. Dat komt niet op in de auteurs.
In het laatste hoofdstuk mag hoogleraar James Kennedy inhakken op Trump. Deze man is voorzitter van de commissie die in opdracht van minister Van Engelshoven van Onderwijs de Nederlandse canon gaat herzien. Het consequente gebruik van het woord ‘wit’ in plaats van ‘blank’ doet al vermoeden welke richting dat uitgaat.
Veel auteurs kunnen het niet laten ook Forum voor Democratie (FvD) nog even een veeg uit de pan te geven. Allemaal zien ze de kiezers van PVV en FvD als communicerende vaten, waardoor hun uitspraken onverkort ook van toepassing zouden zijn op FvD. Dit blijkt echter nergens uit.
Waarom toch?
De vraag is natuurlijk waarom je een bundel van ruim 300 pagina’s samenstelt over een politicus die je veracht. Als het niet uit bewondering is, dan moet het wel als aanklacht zijn. Je hoeft als lezer geen PVV-er te zijn om je daaraan te ergeren. Dit boek is geschreven voor de club van uitgesproken tegenstanders van Wilders en wil munitie aandragen voor het debat met hem. Het hoopt en passant de meer neutrale lezer op te voeden in diens afkeer van de PVV-voorman en zijn standpunten. Door de PVV te framen als een extreemrechtse partij die almaar verder radicaliseert in een zelfgekozen oppositierol, levert de bundel een bijdrage aan het weghouden van de tweede partij van het land qua Kamerzetels van enige bestuurlijke functie.
Het voortdurend positioneren van de PVV als extreem- of radicaal-rechts vormt ook de rechtvaardiging voor extreemlinkse activisten om de partij met alle mogelijke middelen uit het openbare leven proberen te verbannen. Geen PVV-er kan buiten het parlement openlijk voor zijn/haar voorkeur uitkomen. Een carrière voor de PVV sluit elke volgende carrièrestap buiten de PVV uit. Werkgevers maar ook zaalverhuurders worden benaderd en geïntimideerd. Niet alleen Geert Wilders wordt voortdurend bedreigd, dat geldt voor elke enigszins bekende PVV-er. Zie de ervaringen van Els op Twitter. Bij het Eindhovense raadslid Tjerk Langman vloog een steen door de ruiten toen daar een PVV-poster hing. Al deze acties staan overigens in een lange traditie. Over die context waarbinnen de PVV moet opereren, vinden we nauwelijks een woord terug in deze bundel. Alleen de permanente beveiliging, die Wilders ernstig in zijn doen en laten als politicus beperkt, wordt genoemd.
Niks nieuws
Het meest verbazingwekkende aan dit boek is niet dat er nieuwe feiten over Wilders in staan. Voor de gemiddelde volger van het nieuws voegt deze bundel weinig toe aan de berichtgeving in de reguliere media. Verbazingwekkend is juist hoeveel mensen zich aan Nederlandse universiteiten bezig houden met onderzoek naar ‘populisme’ en ‘extreem-rechts’. En hoeveel van deze mensen banden onderhouden met (extreem-)linkse partijen. En hoezeer hun werk wordt gekleurd door hun eigen mening. (Extreem-)linkse activisten hebben een lucratief verdienmodel ontwikkeld met het bestuderen van wat zij noemen extreemrechts.
Wouter Roorda is econoom. Hij werkte 20 jaar bij verschillende Nederlandse ministeries, vooral op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Tegenwoordig is hij actief als onafhankelijk columnist, investeerder en rentmeester.
Amerikaanse miljardairs doneren elk jaar tientallen miljoenen euro aan organisaties die ons een radicaal klimaatbeleid willen opdringen.