Salman Rushdie’s kwelgeest preekt aan Universiteit Antwerpen
Lezing over multiculturele dialoog zonder dialoog
Rushdie tijdens de voorstelling van zijn fatwa-memoires
foto © Reporters
De universiteit van Antwerpen nodigde een van Salman Rushdie’s intellectuele tegenstanders uit voor een avond over multiculturele dialoog. Het bleek echter een avond zonder echte dialoog, maar wel met relativering van de doodsbedreigingen voor de auteur van de ‘Duivelsverzen’
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Universiteit Antwerpen (UA) nodigde op 19 februari een van de meest bekende hedendaagse denkers over multiculturalisme en identiteit uit: Tariq Modood. Modood staat bekend als grote believer in multiculturele dialoog en theoreticus van ‘islamofobie’. Zijn rol tijdens de de moorddadige hetze tegen schrijver Salman Rushdie en diens Duivelsverzen doet echter de vraag rijzen of Modoods dialoog niet vooral een toegeven is aan claims zoals het beperken van de vrije meningsuiting?
Dialoog over Duivelsverzen?
De lezing van Modood werd georganiseerd door het Centrum Pieter Gillis, een reflectiecentrum over actief pluralisme, en de islamitische studentenvereniging Mahara van de UA. Het centrale thema was: hoe kunnen conflicten zoals die over Rushdie’s Duivelsverzen een basis zijn voor multiculturele dialoog tussen de betrokken gemeenschappen?
Salman Rushdie heeft slechte herinneringen aan Modoods bijdrage tot ‘dialoog’ in die periode dat hij ondergedoken de doodsbedreigingen van de Iraanse geestelijke leider Khomeini en diens aanhangers probeerde te overleven. Een periode waarin Britse moslims marsen hielden in Britse steden als Bradford, boeken verbrandden en soms ook poppen van Rushdie. Dat alles omdat de Britse schrijver uit een Indische moslimfamilie een roman had geschreven waarin de wordingsgeschiedenis van de islam en profeet Mohammed op kritische wijze gefictionaliseerd werd. Modood stuurde Rushdie in die tijd een brief waarin hij de auteur verweet te veel over die ‘fatwa’ te praten waardoor hij alle moslims riskeerde te ‘demoniseren’. Rushdie blikt in zijn memoires Joseph Anton dan ook bitter op Modood terug: ‘Modood deed zich voor als gematigd, maar zo’n hypocrisie maakte het hem onmogelijk om rechtlijnig te denken.’
Van Duivelsverzen naar islamfobie
De Rushdie-affaire bood Modood vooral de kans om zichzelf in de kijker te werken. Een deel van zijn theoretisch werk hangt hij op aan het Duivelsverzen-conflict, zoals een van zijn bekende boeken: Muslims, race and equaliteit in Britain: some post-Rushdie affair reflections. Modood is een theoretische wegbereider van een bredere definitie van racisme. Het klassieke racisme wordt, volgens Modood, steeds meer vervangen door een ‘cultureel racisme’: een onderdrukking van de minderheden door het misachten van hun cultuur, door bepaalde vormen van kritiek op de islam. Islamofobie-bestrijden is voor Modood een cruciaal begrip.
Modoods conclusie gaat regelrecht in tegen dat waarvoor Rushdie streed. Rushdie beschreef het in zijn memoires als volgt: ‘Een nieuwe intolerantie groeide (…) een nieuw woord werd gecreëerd om de blinden blind te laten blijven: “islamofobie”. Het bekritiseren van de militante vasthoudendheid van deze godsdienst in zijn hedendaagse vorm werd nu beschouwd als ‘onredelijk’. Een “phobisch” persoon is extreem en onredelijk, dus het probleem lag bij zo’n personen en niet bij het geloofssysteem dat wereldwijd door een miljard personen wordt aangehangen. Een miljard gelovigen kunnen niet fout zijn, daarom moeten het de critici zijn die hun mond houden. (…) Maar godsdienst is geen ras. Het is een idee. En ideeën staan of vallen omdat ze al dan niet sterk genoeg zijn om kritiek te weerstaan.’
Dialoog of trage capitulatie?
Het is dat recht op religiekritiek waarvoor Rushdie en zijn omgeving met het leven heeft gevochten (en in sommige gevallen zoals van een vertaler ook heeft verloren) die Modood mee aan banden lijkt te willen leggen. Dit wordt nauwelijks verhuld door enkele fraaie concepten. In zijn Pieter Gillis-lezing in Antwerpen beleed Modood zijn geloof in een open dialoog tussen de verschillende groepen zoals moslimminderheid en de dominante, seculiere meerderheid. Een dialoog waarbij de mogelijke oplossingen die uit zo’n gesprek komen ‘open’ blijven en elke partij zich in de plaats van de andere kan stellen. In theorie klinkt Modoods dialogische aanpak aantrekkelijk. In de praktijk betekent dit meestal dat alle aspecten van de Westerse maatschappij – en in de praktijk alléén van de Westerse maatschappij – permanent onderhandeld moeten kunnen worden, naargelang de assertiviteit of de gevoeligheid van een bepaalde minderheid. De meest agressieve en gevoelige minderheden dreigen in zo’n ‘alles is onderhandelbaar’-aanpak almaar meer gestimuleerd te worden om ‘speciale aanpassingen’ te vragen zoals sharia-rechtbanken, die de gemeenschappelijke basis en openheid van de samenleving ondermijnen.
In Antwerpen toonde Modood tot wat zijn ‘dialogische’ aanpak kan leiden. Hij maakte er zoals steeds een punt van dat hij als ‘embedded‘ in de moslimgemeenschap moest onderstrepen dat het theologisch niet correct was dat de Britse kranten fatwa omschreven als ‘doodstraf’. De Britse samenleving moest leren begrijpen waarom vele Britse moslims zo ontzet en boos waren over de Duivelsverzen en vice versa. Modood wilde zo tot een ‘fusion of horizons‘ komen. Modood blikte aan de UA terug op hoe de moslimcampagne die eerst juridisch en politiek actie voerde voor een operationele blasfemie-wet, nadien samenwerkingsverbanden met vooral linkse media en groepen wist te weven om een wet onder Blairs New Labour te laten stemmen tegen ‘incitement of religious hatred‘. ‘Dit resultaat vereiste beweging langs twee kanten, en intellectuele dialoog,’ concludeerde Modood trots.
Met andere woorden: zijn dialoogmodel heeft er wellicht niet voor gezorgd dat fanatieke gelovigen beseffen dat ze in een open samenleving moeten kunnen leven met kritische, misschien zelfs kwetsende boeken. Modoods dialoogmodel betekende dat de archaïsche moordcampagne tegen Rushdie en de boekverbrandingen in de publieke ruimte ertoe hebben geleid dat het vooral het vrije woord zich moet aanpassen. En erger: de deur werd opengezet voor de volgende agressieve campagne en voor een verdere polarisering die culmineerde in de slachtpartij bij Charlie Hebdo van 2015.
Lezing over dialoog zonder dialoog
Na Modoods lezing bleven er vele vragen. Op een avond waarin het woord dialoog een honderdtal keer werd uitgesproken, had ik dan ook verwacht enkele van die vragen verder te kunnen ingaan. Temeer omdat het een interessant publiek was van academici en heel wat islamitische studenten die vooral de voorste rijen bevolkten. De nabespreking lag in handen van de islamitische studentenvereniging Mahara. Tot mijn verbazing verkondigde een van de gesluierde gespreksleidsters dat publieksvragen alleen via Iphone naar hen konden worden doorgestuurd. Zij zou dan met behulp van laptop de vragen selecteren. Met andere woorden: van echte dialoog was geen sprake. Alleen vragen die door de vertegenwoordigers van de islamitische vereniging geschikt werden geacht, werden Modood voorgelegd.
Dit alles maakte van deze Pieter Gillis-lezing een aanfluiting van het ‘actief pluralisme’ die men in de traditie van humanisten als Erasmus en Pieter Gillis stelt na te streven. Modood is een gecontesteerd denker, met in mijn ogen vaak perverse standpunten. Bijvoorbeeld dat de Me Too-affaires ook seculiere Westerlingen wat meer begrip kan doen opbrengen voor ‘dresscodes’ voor vrouwen – iets wat hij ook in Antwerpen poneerde. In tegenstelling tot heel wat fanatieke linkse activisten, geloof ik in een open samenleving en lezingen waar diverse standpunten aan bod komen, dus ook die van Modood. Daarbij voorziet men dan best wel ruimte voor intellectuele dialoog en kritiek. Anders lijkt het op een preek van imam die de ‘grote waarheden’ komt verkondigen. Zulks heeft Pieter Gillis, Antwerps drukker, en vriend van Erasmus en Thomas More niet verdiend. Niet in zijn naam.
Categorieën |
---|
Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.
Hoe de Britse democratie Boris Johnson verteert en de darmen van de auteur door camera’s worden doorploegd. Ons lichaam, dat weet wat.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.