Heel de promocampagne rond het (tijdelijke) zitje in de VN-Veiligheidsraad, met
Duitsland en Israël als concurrenten, toont België als een zielige dwergstaat
die hoogstens een folkloristische status kan hebben.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik heb niets tegen een Belgisch zitje in de VN-Veiligheidsraad. De zetels zijn er comfortabel, de airco prima — zeker in heet zomerweer — en men mag al eens een praatje maken met de grote jongens, de permanente leden voorzien van een stevig vetorecht, te weten China, Frankrijk, Rusland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Een bizar gezelschap natuurlijk, want economische grootmacht Duitsland hoort er niet bij, Japan en India evenmin. Niet toevallig zijn de vijf kernleden (!) ook de klassieke nucleaire machten, die de opkomst van nieuwe spelers zoals Iran en Noord-Korea met Argusogen gadeslaan: de Veiligheidsraad is sinds de oprichting primair een onveiligheidsraad van grootmachten die hun dominantie wederzijds consolideren.
Consensus bevorderen in Veiligheidsraad
Effectief, voor die tijdelijke zitjes worden wereldwijd grootse PR-campagnes opgezet en diplomatieke offensieven georganiseerd. De stemming daarover in de VN-vergadering zelf is geheim, wat het betere lobbywerk des te belangrijker maakt. Al twee jaar voert minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders campagne in het buitenland met de slogan: ‘Consensus bevorderen, streven naar vrede’. Het is dan vooral diplomatiek op eieren lopen en proberen niemand te bruuskeren — reden waarom België vorig jaar ja stemde voor Saudi-Arabië in de VN-vrouwenrechtencommissie, omdat er euh… in New York een consensus was om dat zitje aan de Saudi’s te gunnen. Zo gaat dat.
Dat Belgische lidmaatschap is in niet geringe mate ook een zaak van persoonlijk politiek prestige, want het is uiteindelijk Reynders, geflankeerd door een stevig stukje administratie, die naar New York mag reizen om als dwerg tussen de groten der aarde te zetelen. Om dat te onderstrepen pakte hij uit met een Belgisch icoon dat deze ambitie helemaal onderstreept: de blauwe Smurf, een creatie van de Brusselse tekenaar Pierre Culliford, beter bekend onder zijn pseudoniem Peyo. Op een nieuwjaarskaartje dook de figuur op, en is sindsdien in de Belgische VN-promocampagne niet meer weg geweest.
Maar de hint is niet mis te verstaan. Het woord ‘Smurf’ is in Vlaanderen, al van lang voor de Franstalige Schtroumpf ontstond, het synoniem van een knullig ventje dat ver boven zijn soortelijk gewicht bokst, een Calimero maar dan met een zweem van vileine geniepigheid. Ik veronderstel dat de VN-leden meteen wisten waar ze België op de kaart moesten situeren: in een pretpark met gammele speeltuigen en klunzig personeel. België profileert zich als nar, en dat zou zowaar kunnen werken, want er is altijd wel ruimte voor enige folklore op het internationale forum.
De onvermijdelijke chocolade
Een echte koning op het spreekgestoelte, dat was weer eens wat anders, ook al leek de speech als twee druppels water op zijn klassieke kersttoespraak met dezelfde wollige clichés. De avond ervoor hadden Filip en Mathilde al een krans regeringsleiders, ministers en topdiplomaten in een exclusief salon uitgenodigd, om handjes te schudden en een foto te laten maken. Achteraf kregen ze allemaal een zak met chocolade. Het illustreert nog maar eens het hoge amusementsgehalte van de Belgische kandidatuur.
Neen, een eigenzinnig, ‘IJslands’ imago zit er voor ons niet in: dit keer werd zelfs de bolhoed van Magritte niet bovengehaald, België moet zich verkopen met smurfen en chocolade. Met de toespraak van Filip bevestigt België zijn status van bufferstaatje in de nasleep van de post-napoleontische restauratie: een stuk (slechte) autosnelweg tussen Nederland, Frankrijk en Duitsland, geopolitiek restgebied waar wel een EU-gebouw staat en Manneken Pis een paar straten verder zijn gevoeg doet, maar waarvan geen grootse ideeën hoeven te worden verwacht.
Nogmaals: dat kan werken, want aan Israël zullen ze een veel lastigere klant hebben dan aan een land dat op voorhand zegt dat het met iedereen goed wil staan, tot veel compromissen bereid is, en pocht met zijn non-identiteit. Het imago van bruggenbouwer en vredesapostel wordt in het machiavellistische wespennest van de wereldpolitiek gelezen als een uitnodiging om zaken en zaakjes te doen. Concreet: we zijn koopbaar en onze stem in de Veiligheidsraad zal ‘pragmatisch’ bestudeerd worden.
Filip mag veel gaan verkondigen in New-York, massa’s handjes schudden en kilo’s chocolade uitdelen, maar dat smurfenimago neem ik op als een persoonlijk affront. Een klein land hoeft geen dwergstaat te zijn, maar heel de VN-campagne van Reynders, Michel en co illustreert nu net wél dat complex. Zou een Vlaamse republiek het beter doen, of wordt dit gewoon de witlofversie met Suske en Wiske? In de streek van Erps-Kwerps worden de leeuwenvlaggen alvast kwistig verspreid.
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB.
Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever.
Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen.
Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.