Ben Weyts en het Nederlands van de kleuters
Zijn financiële sancties een oplossing?
Buitenschoolse taalverwerving bij anderstaligen schiet ernstig tekort.
foto © Pexels.com
Buitenschoolse anderstaligheid is nefast voor de taalontwikkeling van allochtonen. Sancties helpen niet, als je die al zou willen instellen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Vlaamse minister van Onderwijs, Ben Weyts, heeft in wezen gelijk met zijn voorstel iets te doen aan de ouderlijke verantwoordelijkheid bij de taalontwikkeling van hun kinderen. Weyts verwees naar de bijzondere situatie van migrantenkinderen die, na de schooluren, geen Nederlands meer te horen krijgen. Zij krijgen alleen nog maar, bijvoorbeeld, Tamazight (Berbers) van hun ouders te horen, Arabisch van de satellietzender en een mengtaaltje op straat. Het is begrijpelijk dat men daar vanuit de politiek iets aan wil doen. De vraag is alleen: wát kan de politiek hieraan doen? Mijn antwoord is: weinig.
Schooltoeslag
Juridisch gezien zou het voorstel-Weyts, om de ouders financieel te sanctioneren, misschien nog mogelijk zijn. Het gaat immers niet — zoals vaak wordt beweerd — over het snoeien in het ‘groeipakket’, het vroegere kindergeld. Dat is inderdaad juridisch bijna onmogelijk. Het groeipakket is een onvoorwaardelijk recht voor elk kind dat voor minstens drie maanden verblijfsrecht heeft in ons land.
Maar het het voorstel van Weyts gaat om iets anders: de schooltoeslag. Dat is een soort studiebeurs voor kleuters en kinderen uit gezinnen met lage inkomens. Die toeslag bedraagt 108 euro voor de kleuterschool en tussen 125 en 253 euro voor de lagere school. Daar zijn echter wél voorwaarden aan verbonden, zoals een pedagogisch engagement van de ouders. Een kind dat vaak afwezig is, verliest het recht op schooltoeslag voor het daaropvolgende jaar. Juridisch moet het mogelijk zijn om door nieuwe wetgeving strengere voorwaarden op te leggen.
Maar er zijn andere bezwaren tegen het voorstel-Weyts. De politieke onhaalbaarheid is het makkelijkst om vast te stellen. CD&V, Open-Vld, Vooruit en Groen hebben zich onmiddellijk tegen het voorstel uitgesproken. En echt veel instemming van N-VA-kant heb ik nog niet gezien.
Praktisch onuitvoerbaar
Of neem de praktische onuitvoerbaarheid. Koen Daniëls, partijgenoot van Ben Weyts, heeft een lijstje opgesteld met voorstellen die ouders kunnen toepassen om hun kind te helpen met de taalontwikkeling. De ouders kunnen
- interesse tonen in het Nederlands*
- met hun kind Nederlands oefenen
- ingaan op schoolinitiatieven om het Nederlands te verbeteren
- Ketnet opzetten op tv
- hun kind naar een Nederlandstalige sportclub, jeugdbeweging of jeugdhuis sturen
- hun kind meenemen naar de bibliotheek
- hun kind inschrijven in zomerscholen.
Ik vind dat één voor één prachtige voorstellen, maar ik zie niet in hoe men die op een redelijke manier zou kunnen evalueren. Daniëls maakt daarnaast nog de typische fout dat hij het probleem eerst erg groot voorstelt en daarna weer onderschat als het op oplossingen aankomt. Eerst schrijft hij dat in sommige grootsteden een op drie kleuters onvoldoende Nederlands kent om lager onderwijs te volgen. Maar iets verder schrijft hij: ‘Helaas is er een beperkte groep ouders die niet aan de zijde van leerkrachten en school het Nederlands mee stimuleert.’ Kijk, als het echt om een beperkte groep ging, dan zouden er geen problemen zijn met een op drie kleuters in de grootsteden.
In werkelijkheid gaat het om tienduizenden gezinnen waar geen van de hierboven vermelde voorstellen in de praktijk worden gebracht. Gaan we bij die tienduizenden gezinnen één voor één controleren of Ketnet opstaat, dan een mondelinge waarschuwing geven, dan een schriftelijke, enzovoort? En hoeveel kinderen zullen dáárdoor beter Nederlands praten?
Rechten en plichten
Ethisch is het voorstel van Weyts te kaderen in het verhaal van rechten en plichten, en in dit geval van speciale rechten en speciale plichten. Het is een formule die velen sterk aanspreekt. De redenering gaat als volgt. Nieuwkomers en de kinderen van nieuwkomers hebben speciale noden, bijvoorbeeld taalontwikkeling. Die speciale noden creëren speciale rechten, namelijk dat de staat, langs de scholen, extra geld vrij maakt voor taalontwikkeling. Het nieuwkomerskind met taalproblemen wordt daardoor meer gesubsidieerd dan een ‘oudkomers’-kind zonder taalproblemen.
Maar die speciale rechten, zo gaat de redenering verder, doen speciale plichten ontstaan. Een ‘oudkomer’, zoals ik, kan zelf beslissen of hij zijn kind naar de jeugdbeweging stuurt, of naar The Simpsons laat kijken, of ermee op vakantie gaat naar New York. De nieuwkomer daarentegen heeft de plicht zijn kind bij een jeugdbeweging in te laten schrijven, naar Ketnet te laten kijken, en naar een zomerschool sturen. En daardoor kan de de jaarlijkse vakantie naar Marokko dan niet doorgaan.
De hierboven geschetste speciale rechten en plichten zijn op zichzelf, als een soort vrijwillige afspraken — dus als louter morele rechten en plichten — heel redelijk. Maar als ze een dwingend karakter krijgen verliezen ze die redelijkheid. Ik vind niet dat het migrantenkind een dwingend recht heeft op meer subsidie en speciale taallessen. Maar ik zie wel het maatschappelijk nut van zo’n subsidie. Want hoe sneller de integratie via taal verloopt, hoe beter voor iedereen, en dus ook voor mij. Ik ben vóór die subsidie, niet omdat ze een afdwingbaar recht is, maar uit welbegrepen eigenbelang.
Inzicht in eigenbelang
Omgekeerd heeft het weinig zin om tegenover een recht dat geen recht is een plicht te stellen die geen plicht is. Zijn de migrantenouders eigenlijk wel vragende partij voor de extra demarches die de school doet voor taal? Of worden die aan hen opgedrongen zonder dat ze erom gevraagd hebben? Als ze echt het recht op extra taalonderwijs opeisten, dan zou dat betekenen dat ze inzien dat die in hun eigen belang is en in dat van hun kind. Dan zouden ze niet op de voorstellen van Weyts en Daniels wachten om zelf, naar godsvrucht en vermogen, iets aan de taalontwikkeling van hun kinderen te doen. Maar juist dat inzicht ontbreekt .**
Ik zou het ook zo kunnen zeggen: in deze materie zal dwang niet werken en preken niet helpen. De automatismen die aansluiten bij het welbegrepen eigenbelang van de migranten zelf zullen langzaam, heel langzaam, moeten groeien. Social engineering werkt niet, zeker niet op korte termijn, en al helemaal zeker niet als er een diepgaande culturele mentaliteitswijziging voor nodig is. Initiatieven als OKAN — onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers — werken goed als de integratiementaliteit al op voorhand aanwezig is bij ouders en kinderen, wat trouwens vaak het geval is.***
Strenge beperking van immigratie
Maar in gezinnen waar men na drie generaties nog steeds de taal van het land van oorsprong spreekt, daar zit inzichtelijk en emotioneel iets fout dat niet snel zal veranderen. Daar ontbreekt het inzicht dat integratie noodzakelijk en wenselijk is. En die noodzaak en wenselijkheid worden des te minder aangevoeld als immigratiegemeenschappen omvangrijk en expansief zijn. Waarom je integreren in de Vlaamse gemeenschap als je al geïntegreerd bent in je eigen grote gemeenschap? Waarom Nederlands leren als je dat niet nodig hebt in je gezin, bij je vrienden, op straat, en in een uitgestrekt gebied van wijken die bijna je hele leefwereld omvatten?
’t Zou voor onze bestuurders een goede reden moeten zijn om de immigratiegemeenschappen niet verder te laten groeien en om nieuwe vluchtelingen- en gezinsherenigingsimmigratie veel, veel strenger te beperken. De demografische groei van de migrantengemeenschappen zal nog wel even verder gaan, waardoor het taalprobleem eerst nog zal toenemen voordat het kan afnemen. En daarna moeten we hopen dat de tijd zijn werk zal doen. Heeft het zin om nog meer geld investeren in Nederlands in de kleuterklas, in OKAN, in taalklassen, enzovoort? Zeker, alle beetjes helpen. En heeft het zin om de migrantenouders te ‘sensibiliseren’ voor het probleem? Ach, het kan geen kwaad. Het gebaar telt ook.
Voetnoten
* Dat is niet hetzelfde als Nederlands kunnen spreken
** Er is een andere versie van het rechten-plichtendiscours mogelijk. Die zou inhouden dat de schooltoeslag een recht is dat slechts toegekend wordt na een examen zoals vroeger gebeurde met het Fonds van de Meestbegaafden. Alle kinderen uit lage-inkomensgezinnen zouden dan in dit geval een taalexamen moeten afleggen. Wie niet slaagt, krijgt de toeslag slechts op voorwaarden van een af te spreken parcours. Mijn ethisch bezwaar valt dan weg; mijn andere bezwaren blijven.
*** OKAN werkt ook met de redelijke methode om leerlingen met taalproblemen apart te onderwijzen, in plaats van ze te laten mengen met anderen.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Personen |
---|
Philippe Clerick (1955) studeerde romanistiek en germanistiek en is leraar Nederlands. Politiek ongebonden na een extreemlinkse jeugd. Hij houdt een Clericks weblog bij van wat hem te binnen valt over Karl Marx, Tussy Marx en Groucho Marx. En al de rest.
Verplicht Nederlandse taalles voor nieuwkomers: is dat dwang? Dwang die tot een haat jegens het Nederlands leidt? Philippe Clerick meent van niet.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.