JavaScript is required for this website to work.
post

Bodemloos: het nieuwe boek over de transfers!

Eindelijk een alomvattende synthese van de transfers van Vlaanderen naar Wallonië

Paul Becue6/10/2022Leestijd 7 minuten

foto © Ervins Strauhmanis

Met ‘Bodemloos’ krijgen we voor het eerst een alomvattende analyse van de Belgische financiële transfers, gestaafd door cijfers en studies.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Eerst was er het boek van wijlen Prof. Juul Hannes Vlaanderen betaalt over de zogenaamde omgekeerde transfers. De professor toont daarin aan dat er vanaf de Belgische onafhankelijkheid tot aan het begin van de eerste wereldoorlog geen sprake was van financiële transfers vanuit het industriële Wallonië naar het armere Vlaanderen. Dit ondanks alle beweringen vanuit Franstalige hoek.

Over de periode daarna bestond er echter nog niets. Er waren tal van studies over het fenomeen van de transfers van Vlaanderen naar Wallonië, maar er was geen alomvattende synthese daarover. Het boek Bodemloos vult dus een lacune op. Voor het eerst behandelt het deze transfers in zijn globaliteit. En dit voor het grootste deel van de periode na de Tweede Wereldoorlog. Het toont duidelijk aan hoe ziek België is, en dan vooral het Franstalige deel, als gevolg van decennia wanbeheer.

De auteurs zijn niet van de minste. Barbara Pas is een vooraanstaande politica en handelsingenieur van opleiding. Zij schreef de politieke analyse. Lode Vereeck is doctor in de economie, docent en was ook politiek actief. Hij nam het leeuwenaandeel van de economische analyse van de transfers op zich.

Stinkende potjes

De reden waarom dit thema niet veel aan bod komt in de media, is mijns inziens toe te schrijven aan het feit dat men stinkende potjes liever gedekt houdt. Vooral de Franstaligen komen er niet goed uit. Maar ook de Vlaamse politici niet. Die lieten de transfers namelijk decennia lang toe zonder het probleem te gronde aan te pakken. Juridisch wordt dit misschien wel moeilijk gemaakt door tal van grendelwetten die de Belgische hervormingen blokkeren, maar men nam weinig initiatief om er iets aan te doen.

Een andere reden is ook het feit dat het om een heel complexe materie gaat. Het gaat om cijfers, waarbij zich een dubbel probleem stelt. Ten eerste: hoe bekom ik de juiste cijfers? En ten tweede: hoe interpreteer ik ze? Het komt abstract over en is niet steeds gemakkelijk te vatten voor de man in de straat. Ondanks het feit dat het jaarlijks een grote financiële impact heeft — enkele duizenden euro — op ieder Vlaams gezin.

Definitie transfer

Op p. 55 wordt een transfer bepaald als een geldstroom van de ene regio naar een andere. Dit kan komen doordat een regio financieel meer bijdraagt aan de staatskas, of minder geld ontvangt van de landelijke overheid, of beide. Dat financiële verschil is een weerspiegeling van de verschillen die er zijn in de regionale economie, de regionale bevolkingssamenstelling en het regionale beleid.

In feite heb je voor de transfers vanuit Vlaanderen drie opties. Er zijn de traditionele transfers (federale begroting, sociale zekerheid, dotaties aan deelstaten): 7,6 miljard euro. Er zijn de transfers met betrekking tot de rentelasten: 5,3 miljard euro. En als je daar de misgelopen fictieve renteopbrengsten bijtelt, stijgt dit bedrag tot zelfs 12,4 miljard euro. Je komt zo uit op een totaal van 20 miljard euro als je de drie opties samentelt.

Als je enkel rekening houdt met de traditionele transfers plus de rentebetalingen (12,9 miljard euro in het totaal), komt dit neer op jaarlijks 2.000 euro per Vlaming, of 8.000 euro voor een Vlaams gezin met twee kinderen. Bij de traditionele transfers vormt de sociale zekerheid de belangrijkste aderlating.

Daarnaast is er ook nog een transfer binnen de Europese Unie waarbij Wallonië in 2020 netto 870 miljoen euro ontving. Vlaanderen betáálde per saldo 2.651 miljoen euro en Brussel 858 miljoen euro. Brussel haalt evenwel indirect veel voordeel uit het feit dat de Europese instellingen daar gevestigd zijn, wat niet tot uiting komt in het boek.

Diverse invalshoeken

Het boek maakt verder een onderscheid tussen de inkomenstoets enerzijds en de bevolkingstoets anderzijds. Naargelang de gevolgde methode kan men verschillende resultaten verkrijgen. Toch blijft de trend in grote lijnen geldig. Bij een inkomenstoets is er sprake van een transfer wanneer een regio meer of minder krijgt dan wat hij zou moeten krijgen op basis van zijn bijdrage aan de staatskas via allerlei belastingen. Dit is redelijk eenvoudig te berekenen.

De bevolkingstoets is wat gecompliceerder, omdat je zowel met de inkomsten als met de uitgaven rekening moet houden. Er is dus sprake van een transfer wanneer een regio in verhouding tot zijn aandeel in de bevolking meer of minder ontvangt, én/of meer of minder bijdraagt tot de inkomsten van de landelijke overheid. De beide (ontvangsten en uitgaven) moeten hier dus samen bekeken worden. Het gaat telkens om het verschil tussen de werkelijke cijfers en de evenredige cijfers in verhouding tot het bevolkingsaandeel.

Woonplaats vs. werkplaats

Een andere invalshoek is het onderscheid tussen domicilie of woonplaats enerzijds, en werkplaats anderzijds. Terwijl iedereen meestal uitgaat van de eerste hypothese, staan de Brusselaars erop dat de werkplaats gehanteerd wordt. Dit omdat veel inwoners uit Vlaanderen en Wallonië voor hun werk naar Brussel pendelen. De toewijzing van de inkomsten aan de werkplek (in Brussel) zou zo een ander beeld creëren van de transfers in de personenbelasting en de sociale premies (in het voordeel van Brussel, van waaruit dan meer transfers zouden vertrekken).

Vereeck stelt dat dit rekenkundig klopt, maar omgekeerd is de rijkdom van Brussel evenzeer te danken aan Vlaanderen en zelfs Wallonië. Hij verwijst daarvoor naar de inspanningen van de vele pendelaars of het belang van de Antwerpse haven en de luchthaven van Zaventem voor de Brusselse economie. Daarbij dragen de pendelaars bij tot het inkomen van hun regio, op welke plaats ze ook werken. Tot slot zijn de feitelijke werkplaatscijfers amper beschikbaar.

Rentetransfers

Wat ook vaak vergeten wordt bij de transferanalyse, en dan vooral aan Franstalige kant, betreft de rentetransfers. Die komen naast de traditionele transfers en omvatten twee luiken: de rentebetalingen op de nationale schuld enerzijds en de (fictieve) renteopbrengsten anderzijds.

Ze werden voor het eerst aangehaald in 1987 in een studie van het Centrum van Economische Studies (CES) aan de KU Leuven van de professoren Paul Van Rompuy (vader van Herman en Eric) en Bilsen. Ze definiëren een rentetransfer als het verschil tussen de rentelasten die een regio werkelijk betaalt door zijn bijdrage aan de nationale schatkist, en de evenredige rentelasten die een regio had moeten betalen op de schuld waarvoor hij verantwoordelijk is. Het is vanaf 1981 de belangrijkste transfersoort, nog groter dan die van de sociale zekerheid.

Volledig Vlaams jaarinkomen

Dit aspect werd dan grondig verder uitgewerkt door Geert Jennes een paar jaar geleden, en gepubliceerd in 2021 (VIVES). Hij verdeelt de federale schuld in 1970 volgens het draagkrachtbeginsel. Daardoor neemt Vlaanderen 57% van de schuld op zich, Wallonië 31% en Brussel 12%. Wallonië geeft daarna systematisch meer uit dan het inkomsten creëert.

Vlaanderen boekt daarentegen vooral vanaf 1985 steeds grotere primaire overschotten (i.e. vóór de rentelasten). In 1996 is het Vlaamse deel van de federale schuld zelfs volledig afbetaald. Tussen 1990 en 2016 bedraagt de rentetransfer 15,7 miljard euro of 7,5% van Vlaamse brp (bruto regionaal product). Het impliceert dat Vlaanderen elke 13 jaar zijn volledige jaarinkomen kwijt is aan de rentelasten op een federale schuld waar het weinig tot niets mee te maken heeft. De afgelopen jaren daalde de rentetransfer tot 5,3 miljard euro in 2020 door de erge lage rentestand. Maar aan dit schone liedje is nu een einde gekomen.

Naast de rentelasten zijn er ook de (fictieve) renteopbrengsten op het vermogen dat Vlaanderen zou hebben opgebouwd indien zijn primaire overschotten niet verloren waren gegaan in het federale deficit. Als je daarmee rekening houdt, lopen de economische kosten van de rentetransfer verder op tot 12,4 miljard euro in 2020.

Verdeling openbare schuld

We willen daarbij nog opmerken dat de rentetransfer slechts één zijde van de medaille is. Veronderstel dat de wegen van de Vlamingen en Franstaligen in België van elkaar gaan scheiden, hoe wordt dan die kolossale federale schuld verdeeld (459 miljard euro in 2021)? Uit hetgeen voorafgaat, blijkt duidelijk dat die praktisch volledig op het conto van Franstalig België kan geschreven worden.

Bij een Belgische splitsing zouden de Franstaligen die dan ook moeten overnemen. Maar we weten allemaal dat dit een utopie is. Welke zal de verdeelsleutel zijn? Het aandeel in de bevolking? Of in de inkomsten? Of in de uitgaven? In ieder geval doet Franstalig België er in dat geval veel voordeel mee. Het is dan ook logisch dat de Franstalige partijen er nu op aandringen zoveel mogelijk cadeaus uit te delen en uitgaven te doen. Wanneer die namelijk met schuld gefinancierd worden, gaat het leeuwenaandeel via een omweg toch naar Vlaanderen.

Politieke analyse: alternatief gebruik geld transfers

Zoals reeds aangegeven begint het boek met een politieke analyse van de transfers. Barbara Pas geeft daarin aan wat Vlaanderen allemaal zou kunnen doen als het zelfs nog maar het geld van de traditionele transfers (7,6 miljard euro) zou kunnen behouden. Ze bekijkt het van twee kanten. Het vrijgekomen geld zou gebruikt kunnen worden voor een significante verlaging van de personenbelasting. Die zou de fors overdreven belastingdruk omlaag duwen. Dat zou tot een nieuwe economische dynamiek kunnen leiden.

Maar daarnaast zou men de ‘nieuwe’ middelen ook kunnen aanwenden om allerlei dringende Vlaamse financieringsnoden op sociaal en andere vlakken aan te pakken. Daarbij wordt onder andere het voorbeeld gegeven van de btw-verlaging op gas en elektriciteit naar 6%, de maximumfactuur voor woonzorgcentra, huurpremies, financiering van scholen, aanpak van het lerarentekort, afschaffing van de registratierechten en erfenisrechten, enzovoort.

Economische analyse: overzicht van de transferstudies

Lode Vereeck stoffeert zijn economische analyse met een overzicht van 32 studies die daarover in België gemaakt werden sinds de jaren 70 (bijna 100 bladzijden!). Het is bij mijn weten de eerste maal dat we een dergelijk overzicht krijgen. Het moet een echt monnikenwerk geweest zijn. De spits werd afgebeten in de jaren 70 door het CES aan de KU Leuven. Daar werd in 1979 een eerste transferstudie uitgevoerd door de professoren Paul Van Rompuy en Albert Verheirstraeten.

Twee jaar later volgde een nieuwe studie van het CES. Toen concludeerde men al dat de tekorten van Wallonië van structurele aard zijn, terwijl Vlaanderen slechts een conjunctureel tekort heeft. 40 jaar later is er nog niet veel veranderd. Deze studies kan men niet vinden op internet. Wie meer info over elke studie wil, moet zich wenden tot de bibliotheken van de universiteiten of van de diverse parlementen die ons kleine landje rijk is.

Van elke studie worden de belangrijkste elementen weergegeven, aangevuld met de (beknopte) cijfertabellen. Alles is niet altijd even duidelijk. Dat kan ook moeilijk anders als je een studie van tientallen bladzijden in een of twee bladzijden beschrijft. Maar je ziet toch telkens duidelijk waar bij iedere studie de klepel hangt. Zo is er duidelijk een verschillende visie tussen de diverse Vlaamse en de paar Franstalige studies (voornamelijk CERPE UNamur). Maar dat zal u niet verwonderen.

Resultaat transfers: rampzalige financiële toestand!

Vereecke gaat tot slot na of al die transfers van op zijn minst 60 jaar aan Franstalig België iets hebben opgeleverd. En het resultaat is duidelijk negatief. De transfers dienden vooral om de putten in de lopende uitgaven op te vullen. En om zo het beschikbare inkomen van de Walen te verhogen. Niet om te investeren in de toekomst. De werkzaamheidsgraad is erg laag gebleven — rond 64% in Wallonië — en er niet op vooruit gegaan.

Alhoewel Vlaanderen veel geld afstaat, staat het er relatief gezien nog goed voor. De Vlaamse schuld (30,4 miljard euro) in 2021 bedroeg 10,3% van het brp en 58,5% van haar inkomsten. De Waalse schuld bedraagt 31,5 miljard euro, of 26,7% van het brp en 240,4% van haar inkomsten. Maar ook de Franse Gemeenschap en Brussel torsen elk nog een schuld van rond de 10 miljard euro die respectievelijk 102 en 230% van hun inkomsten bedraagt.

Op federaal vlak is het nog erger. De schuld van 459 miljard euro bedraagt 91% van het bbp en is 10 keer zo hoog als de inkomsten (45,9 miljard euro). Vlaanderen draait hier ook voor op. Ondanks het feit dat — zoals we gezien hebben — de verantwoordelijkheid van de schuldopbouw uit het verleden vooral in Franstalig België zit. En het zal niet beteren met de stijgende rentes.

Transfers werken niet

Het boek toont duidelijk aan dat het transfersysteem niet werkt. In tegendeel. De Franstaligen worden in slaap gewiegd door het cliëntelisme van hun partijen (via allerlei toelagen en benoemingen in de overheidssector), maar het ontbreekt hun aan initiatief en karakter om er iets aan te doen.

Vlaanderen moet een einde stellen aan deze transfers. Indien nodig op een onorthodoxe manier. De schuld wordt almaar groter. En dat speelt vooral in het nadeel van Vlaanderen, dat zijn rekeningen wel goed bijhoudt. Anders zal het nooit stoppen. We hebben nood aan politici die daar iets aan gaan doen. Gedaan met woorden. Nu hebben we daden nodig. We zijn echt niet meer zo ver verwijderd van Griekse toestanden.

De grote verdienste van het boek Bodemloos is dat het duidelijk aantoont dat men het geweer dringend van schouder moet veranderen.

 

Bodemloos van Barbara Pas & Lode Vereeck werd uitgegeven door Doorbraak en is verkrijgbaar in onze webwinkel.

Bestel hier uw exemplaar

Paul Becue is lic. Rechten, TEW en Diplomatieke Wetenschappen. Hij heeft een lange ervaring in de financiële sector. Zijn boeken over kredietverzekering gelden als de referentie. Hij is algemeen voorzitter van de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) en voorzitter OVV.

Commentaren en reacties