JavaScript is required for this website to work.
Wetenschap

De bedwants, uw beste vriend

If you can't beat them, eat them

ColumnJohan Sanctorum13/10/2023Leestijd 4 minuten

foto ©

Vervelend ‘ongedierte’ als de bedwants herinnert ons eraan dat we misschien niet goed bezig zijn. Moeten de Spelen wel doorgaan?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het werd hier al gesignaleerd: West-Europa is in de ban van de bedwants, een bloedzuigende parasiet die zich graag in slaapgelegenheden ophoudt. Parijs geniet de twijfelachtige eer om het epicentrum van de verspreiding te zijn. Stad van het plezier, de romantiek, de amoureuze escapades.

Meteen een goeie plot voor een nieuwe Houellebecq-roman: de lichtstad maakt zich op om de wereld te ontvangen op de glamoureuze Jeux Olympiques, maar een andere gast heeft de hotelkamers al ingepalmd, te weten een insect met de wetenschappelijke naam Cimex Lectularius. De Spelen, een ode aan de menselijke schoonheid zoals die grootsprakerige baron Coubertin het zag, worden krabspelen met atleten en publiek vol afzichtelijke rode plekken. Niemand is nog geïnteresseerd in de medailles. De aanwezigen houden het voor bekeken, en nemen de ongenode gast mee in hun koffers om hem naar de vier windstreken te verspreiden. Rien ne va plus.

Het politiek gelul verstomt, de economie valt stil, de mensheid heeft nog maar één doel, één obsessie: van het jeukbeest af geraken. Vergeefs. Zelfs waar het beestje niet is, treedt fantoomjeuk op en krabben mensen zich. Finaal neemt een handvol gedesinfecteerde superrijken een bij Musk gecharterde raket naar Mars, om daar een insectenvrije Club Med-kolonie te vestigen. Helaas: bij aankomst blijkt een verstekeling, dezelfde bedwants, de reis te hebben meegemaakt. La Peste van Camus, maar dan 21ste eeuws en zonder happy end.

Filantropisch

Barcelona, Ramblas

Ik wil hier even advocaat van de duivel spelen, want in feite dwingt het biologisch parcours van de bedwants respect af. Zoals de rat, de vlo en de kakkerlak al sinds de prehistorie een trouwe metgezel van de mens, als vaste bloedleverancier. Naar men aanneemt was die rol van gastheer oorspronkelijk voorbehouden voor de vleermuis. Dat zal een belletje doen rinkelen: ook allerlei virussen zoals corona zijn oorspronkelijk thuis bij de vleermuizen, en sprongen nadien over op de mens.

Een goede keuze, voor drie redenen: het ontstaan van de steden, de daarmee gepaard gaande mobiliteit, én de bevolkingsaangroei. Dat de parasiet in de grootstad gedijt, is geen toeval: de bedwants houdt van mensen, veel mensen, dicht bij elkaar, en dient in die zin als filantroop beschouwd te worden. Een mensenvriend mét zin voor intimiteit. Hoe dichter we op elkaar leven en met hoe meer we zijn, des te meer kans dat u het beestje in bed tegenkomt. Op die manier wordt de bedwants een nieuwe partner naast de oude, mét uitzicht op voortplanting. Voor de wants tenminste.

Dat gebeurt vooral op reis. Mensen kunnen echt niet meer stilzitten en willen als toerist telkens opnieuw de wereld veroveren, in het zog van de eerste ontdekkingsreizigers. Het is een tic geworden, misschien zelfs een obsessie. De citytrip is een metafoor voor deze onstilbare reiskoorts: bezoek veelvuldig steden, maak gebruik van het AirB&B aanbod, en verspreid de parasiet. Veel volk in beweging, meer is niet nodig. De wereldreiziger wil ontspanning, genot, kicks, zichzelf tegenkomen in exotische bestemmingen,… een verlangen dat eindigt in jeuk en afzichtelijke rode builen. Thuisblijven is de enige remedie. En dan nog.

Geklungel

Na twee eeuwen industriële revolutie: hete stoom tegen de bedwantsEn dan zijn er wetenschap en technologie, die geacht worden ons uit de shit te halen. Vergeet het. De industriële revolutie vormde het startsein tot een enorme kaalslag in het planetair biotoop, wat de sterkste soorten letterlijk in de armen van de mens dreef: meeuwen en ratten, kakkerlakken, en dus ook de bedwants. De grootsteden zijn de plekken waar de sterkste overlevers uit de natuur zich hebben gevestigd, onder het motto ‘If you can’t beat them, join them’.

De verdelgingsfirma’s maken nu overuren, want bedwantsen hebben wel wat strategieën ontwikkeld om zich te verstoppen. Vroeger was DDT dé oplossing, tot het goedje toxisch en kankerverwekkend bleek. Bovendien werden de beestjes resistent tegen dit paardenmiddel. Nu probeert men ecologisch met hete stoom de parasiet én de eitjes te elimineren.

Het is afzichtelijk geklungel. Wetenschap en technologie, de paradepaardjes van de homo sapiens, blijken nog steeds gehinderd door slordige logica en gebrek aan evolutionair inzicht. Daardoor zijn ze ofwel inefficiënt, ofwel ronduit auto-destructief. De mens, als pervers eindproduct van de evolutie, lijkt zijn eigen ondergang te creëren, en dat moet misschien wel gezien worden als een ultieme zoektocht van de natuur naar nieuw evenwicht.

‘Ongedierte’

Gefrituurde sprinkhanen, naar het schijnt een lekkernij

Dat we als gedenatureerde wezens op deze planeet eigenlijk geen bestemming meer hebben, alleszins geen biologisch nut voor het geheel, vormt nu het motief voor zelfdestructie. Via chemische en nucleaire wapens, plus de industriële afkalving van de biodiversiteit, creëert de homo sapiens zijn eigen ondergang. De parasieten, virussen en ziektekiemen zullen het opruimingswerk afmaken.

Insecten zijn dus bij uitstek herstellers van de natuurlijke orde. We zien hen als ‘plaag’, terwijl ze wel degelijk een rol spelen in het planetaire verhaal. In dat opzicht is ook het woord ‘ongedierte’ totaal ongepast, en een antropocentrische scheldnaam. Erger dan racisme. Ongedierte bestaat namelijk niet, elke soort heeft zijn functie in het ecosysteem. Dat is al sinds de prehistorie, toen de vlooien bij de mens zorgden voor het wederzijds ont-vlooien (‘krab jij mijn rug, dan krab ik de jouwe’), wat beschouwd wordt als de oorsprong van de sociale weefsels, het solidariteitsgevoel en de wederkerigheid.

Nu zijn er andere prioriteiten, ontvlooien is niet meer aan de orde. Terwijl ik deze column neerpen, en al flink begin te krabben, herinner ik me plots dat heel wat restaurants insecten op het menu hebben. Dat zou misschien een happy-end variante kunnen zijn op hoger vernoemde Houellebecq-plot: we eten de eiwitrijke bedwants en konsoorten gewoon op. Parijs kan de veel geroemde Franse gastronomie in nieuwe banen leiden, maar ook rauw, in bed, worden zij een smakelijke snack voor, na, of tijdens het liefdesspel. En helemaal gratis. Ik verklaar de Spelen nu al voor geopend.

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties