De ‘coup d’état’ van Edward Heath
Deel 3: In or out? De moeilijke relatie van het VK met de EU
Het derde deel van onze Britse EU-geschiedenis.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEdward Heath voelde zich persoonlijk vernederd na de mislukte onderhandelingen van 1963. De conservatief Heath nam zich voor hemel en aarde te bewegen om zijn land koste wat het kost bij de EEG te krijgen. Labour hielp hem daarbij een handje.
Labour vies van de EEG
Labourvoorzitter Harold Wilson won in 1964 nipt de Lagerhuisverkiezingen. Wilson had de eurosceptische partijleider Hugh Gaitskell opgevolgd in januari 1963, na diens plotse overlijden. Net als zijn voorganger had hij sceptisch gestaan tegenover een verenigd Europa. Wilson werd nu naar de EEG gedreven door de steeds benardere economische situatie van het VK – in 1966 ging de pond sterling door een diepe crisis – en er was ook de groeiende afkeer van de Vietnamoorlog, waardoor het land zich distantieerde van ‘bevoorrechte partner’ de Verenigde Staten. Hij betoogde binnen zijn eigen partij dat indien het VK nauwe banden zou behouden met de VS, het op termijn verplicht zou worden om steun te leveren in het Vietnamconflict. De VS zelf stuurden aan op een lidmaatschap van het VK bij de EEG.
Willy, you must get us in
Wilson werd door zijn administratie ervan overtuigd dat een op zichzelf gekeerd Groot-Brittannië zou uitmonden in een situatie dat de voormalige grootmacht slechts een ‘groter Zweden’ werd. Labour gebruikte echter zijn internationale relaties bij de sociaaldemocraten, en rekende erop dat kanselier Willy Brandt de toegangsdeur zou openen. ‘Willy, you must get us in so we can take the lead.’ De Britse premier zag de Britse rol als die van de kapitein van het schip. Tien jaar eerder zagen de Europese buurlanden dat net zo, maar eind jaren ’60 waren de opinies veranderd. President Charles De Gaulle speelde hierin opnieuw een prominente rol. Hij liet de andere vijf partnerlanden voelen dat la France niet stond te springen om toetreding van de Britten. De Labourregering spiegelde Parijs een Frans-Britse alliantie voor, als tegengewicht voor de groeiende Duitse macht. Daarmee bewees Londen dat het zijn aloude spel van evenwichtsdiplomatie in Europa niet had verleerd. Wilson probeerde de grootmachten tegen elkaar uit te spelen om als spreekwoordelijke derde hond met het been weg te lopen. Toen Wilson in 1967 de officiële aanvraag indiende om het VK in de EEG toe te laten, sprak de oude generaal opnieuw zijn veto uit. De Gaulle vreesde dat de Britten het Trojaanse paard van de Amerikanen zouden zijn. Hij had in maart 1966 niet voor niets zijn land uit de NAVO teruggetrokken. Neen, de Angelsaksen zou hij niet door de grote poort binnenhalen. Door de timing ervan was zijn veto nog extra pijnlijk: op 18 november 1967 had de Britse munt weer zware klappen gekregen, en dat natrappen van de president kwam elf dagen daarna.
Overtuig de Fransen ‘op zijn Frans’
Tegen 1970 was De Gaulle weg uit het Élysée, en had Edward Heath de sleutel van Downing Street 10 in handen. Heath was nu van plan te slagen waar hijzelf en zijn voorganger Wilson hadden gefaald. In 1971 stelde hij de twijfelaars in eigen en andere rangen gerust met een White Paper waarin hij duidelijk verklaarde dat er ‘geen sprake is van de afbrokkeling van de essentiële nationale soevereiniteit’. Maar, zei Heath, er is geen andere mogelijkheid dan toetreding. Indien de onderhandelingen zouden falen, dan betekende dat de ondergang van het VK. De premier had de verkiezingen gewonnen door onder meer de belofte dat hij het land zou moderniseren. De EEG moest daarbij het middel tot vernieuwing worden. Heath wist dat hij vooral Frankrijk diende te overtuigen van dit pleit. De opvolger van De Gaulle, Georges Pompidou, toonde zich niet weigerachtig. Daarop haalde Heath heel zijn diplomatieke kunnen uit de kast, en in mei 1971 speelde de premier gastheer voor de Franse president, in de Britse ambassade te Parijs. Christopher Soames, kleinzoon van Winston Churchill en op dat moment Brits ambassadeur in Frankrijk, kreeg de regie van het charmeoffensief in handen, en hij wist de Franse delegatie te charmeren met lekker eten en drinken. De Britten zelf hadden de koele kikker Heath nog nooit zo breed zien lachen en grapjes horen maken als tijdens die gesprekken. Op 21 mei 1971 verklaarde Pompidou, in dezelfde ruimte waar zijn voorganger de eerdere pogingen vakkundig had gekelderd, dat Frankrijk zij aan zij stond met het Verenigd Koninkrijk. De deal was in drie dagen tijd beklonken. Het was Heath’s politiek hoogtepunt, maar thuis stonden de critici hem op te wachten.
De robust tegen de shits
In oktober van hetzelfde jaar haalde de erudiete Enoch Powell het hele akkoord onderuit op de jaarlijkse partijconferentie. De vernietigende speech was te zien in alle nieuwsuitzendingen, en Heath kon zijn fysieke afkeuring niet wegsteken. Nochtans had Powell de vorige conservatieve premier, Harold Macmillan gesteund in diens toetredingspoging. Ook de Labourpartij, hoewel intern verdeeld, keerde zich tegen het akkoord met de Fransen. Niet omwille van de toetreding, maar omwille van de slechte voorwaarden, zo beweerden ze. De economische argumentatie die Heath en zijn kabinet aanbracht om de bevolking van het akkoord te overtuigen, werd overschaduwd door de aloude angst voor het verlies aan nationale soevereiniteit.
Eindelijk toetreding
Een jaar later, in oktober 1972, boog het Lagerhuis zich over de opname van de natie in de EEG. Officieel liet de premier een vrije stemming toe binnen zijn eigen partij, maar hij besefte dat hij met een krappe meerderheid zat. De conservatieven waren intern verdeeld tussen wat men de robust (pro-EEG) en de shits (anti-EEG) noemde. Daar tussenin zaten de wets, de twijfelaars. Om zeker te zijn moest Heath’s kabinet kunnen rekenen op de steun van dissidente Labour parlementsleden. Prominente sociaaldemocraten voerden de verschillende fracties aan. Roy Jenkins was een overtuigd Europeaan, maar de latere premier James Callaghan had zich al tot de Fransen gericht op het partijcongres: ‘Non, merci beaucoup.’ Er vond een debat van zes dagen plaats in Westminster. De European Communities Act kreeg een meerderheid van 112 achter zich. Maar 33 Tory’s stemden tegen, net als 69 Labourleden. 20 andere sociaaldemocraten onthielden zich na enkele nooit opgehelderde afspraken met de regering. Labourtopper Tony Benn, een hevige tegenstander, sprak van een coup d’état van Heath. Veel later bleek dat de regering Heath toen al weet had van de Europese plannen voor een eenheidsmunt.
Foto: (c) Reporters
Lees hier deel 2.
Dit artikel kadert in het project ‘Soevereiniteitsbewegingen in Europa’ dat tot stand komt met de steun van de Vlaamse overheid.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Harry De Paepe bezit een grote passie voor geschiedenis en Engeland. Hij is de auteur van verschillende boeken.
In Engeland en Wales wordt er een recordaantal ‘niet misdadige incidenten’ gemeld. De politie verschijnt nu aan de deur voor de meest onnozele zaken.
Professor Dirk Rochtus leidt zoals elk jaar een reis naar Duitsland. Deze kaar naar het onbekende Silezië.