JavaScript is required for this website to work.
post

De EU en de ‘Karolingische’ grootheidswaanzin

ColumnJohan Sanctorum11/12/2014Leestijd 5 minuten

De bevrijding van Europa zich zal voltrekken via de autonome gemeenschappen en regio’s.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Weldra luiden we het jaar 2014 uit, waarin het begin van de 1ste wereldoorlog werd herdacht. Een mondiaal conflict dat zijn versnelling kreeg vanuit de oerrivaliteit tussen twee tot de tanden bewapende Europese grootmachten: Duitsland en Frankrijk.

Om die rivaliteit historisch te duiden, moeten we terug naar het verdrag van Verdun (843), dat het Heilige Roomse Rijk van Karel de Grote, na de dood van diens zoon Lodewijk de Vrome, in drie stukken opdeelde: Lodewijk de Duitser kreeg Oost-Francië (het latere Duitsland), Karel de Kale West-Francië (dat zou Frankrijk worden), en Lotharius het middenrijk Lotharingen (waarin onze gebieden vallen).

Deze drie erfdelen bakenden geen ‘organische’ volksgemeenschappen af, maar waren prototypes van de moderne natiestaat die op onderhandelingstafels vorm krijgt. Sinds die deling ook zouden West- en Oost-Francië nooit iets anders doen dan elkaar de hegemonie betwisten, met het middenrijk als buffer en slagveld. Wij, de lage landen, stonden vanuit beide kanten onder druk: Duitsland met zijn drang naar het Westen en de Noordzee, en vanuit het Zuiden Frankrijk dat de Schelde als natuurlijke grens ambieerde.

De ironie van de geschiedenis heeft gewild dat een goede duizend jaar later nabij hetzelfde stadje Verdun een van de bloedigste slachtingen van die Groote Oorlog zou plaats vinden. Met opnieuw de twee post-Karolingische erfvijanden tegenover elkaar.

Eénmaking als heilige oorlog

Karel de Grote dus, en zijn twijfelachtige nalatenschap. De Europese Unie eert hem als een patroonheilige. Het gebouw van de Europese Raad te Brussel draagt zijn naam, en elk jaar wordt er in Aken een naar hem genoemde Europese Vredesprijs uitgereikt. Men vergeet echter dat de door Carolus Magnus geforceerde éénmaking zelf druipt van het bloed. Met de goedkeuring van het Vatikaan richtte hij een -zelfs naar de maatstaven van die tijd- niets ontziende slachtpartij aan onder de zogenaamde ‘heidense’ volkeren die zich niet schikten naar zijn megalomane integratieplannen, zoals de Friezen, de Saksen, en de Longobarden.

Het bloedbad in 782, waar zo’n 5000 Saksische opstandelingen een kopje kleiner werden gemaakt, is berucht gebleven. Wat restte, werd gedeporteerd of kwam in een soort kamp terecht,- een methode die tot in de 20ste eeuw navolging zou krijgen. Om duidelijk te maken dat de genocide ook cultureel was, liet hij de mythische levensboom (Irminsul) vernietigen, die het middelpunt van hun religieus leven vormde. Het leverde Karel een pauselijke heiligverklaring op.

Het is veelzeggend dat de Europese Unie zich door de Heilige Oorlog van deze despoot laat inspireren om de Frans-Duitse oervete binnen de perken te houden. Terwijl Karel als éénmaker de eigenlijke oorzaak was van het probleem. Zijn invloed is enorm en weegt loodzwaar op de as Brussel/Straatsburg. Vanuit het Karolingische eenheidsideaal vertrekken zowat alle lijnen die we vandaag nog in de moderne Europese superbureaucratie aantreffen: het centralistische machtsdenken, het eindeloos brouwen van regels en reglementen, het trachten weg te gommen van regionalistische of autonomistische tendensen, het cultiveren van een monumentale retoriek waarin nu en dan ook kunstenaars en intellectuelen rondjes mogen lopen.

De ‘rand van de wereld’

Het democratisch deficit van de Europese Unie heeft dus heel oude wortels. Maar de Saksische reflex is nooit helemaal gedoofd: wat we vandaag her en der zien als regionalistische beweging, streeft eigenlijk naar een terugkeer van de organische entiteiten, de volksgemeenschappen die zich zelfs tijdens de Romeinse periode min of meer wisten te handhaven.

In zijn boek ‘The Edge of the World – How the North Sea made us who we are’ (zopas vertaald als: ‘Aan de rand van de wereld. Hoe de Noordzee ons vormde’) beschrijft historicus en journalist Michael Pye treffend hoe de volkeren aan de Noordzee al in de vroege middeleeuwen sterk op autonomie gesteld waren en er ‘moderne’ opvattingen op na hielden inzake economie, justitie, wetenschap, ethiek, kunst. Ze waren niet achterlijk, maar integendeel vooruitstrevender en fijnzinniger dan de regimes die hen probeerden te onderwerpen. Van de Vikings over de Friezen, de Vlamingen, en jawel, ook de Saksen, de Hanzesteden tot de Watergeuzen in de Spaanse tijd: het culturele hart van Europa ligt niet in het midden maar in de periferie.

Pye besluit,- en dat citaat wil ik u niet onthouden:

‘Als we het vandaag over Europa hebben, komt Karel de Grote vaak ter sprake met zijn gecentraliseerde rijk. Alleen: dat werkte niet. Ik ben niet blij met het centralisme van de Europese Unie: de macht gaat uit van het centrum naar de marge en dat is fundamenteel conservatief. We hebben nood aan de vrijheid en de dynamiek van de randen, aan de energie die voortkomt uit de uitwisseling en botsing van ideeën. We kunnen het beter over het Europa van de regio’s hebben. Waarom zijn we daar zo bang voor?’

Inderdaad, waar zijn we bang voor? Vanwaar die koudwatervrees om te decentraliseren en ‘kleiner’ te gaan? Het autonomisme ontkiemt echter niet alleen als politiek-staatkundige onafhankelijkheidsbeweging in Catalonië, Schotland en Vlaanderen. Misschien sterker en duurzamer nog zijn de collectieven die vandaag ontstaan, in de marge van het systeem, om de relatie tussen mens en natuur te gaan herwaarderen. Terug naar een zekere eenvoud en authenticiteit, meer kringloopbewust denken en leven.

Beeld u hierbij geen Amish-toestanden of sectair gedoe in: hier schuilt geavanceerde technologie achter. Zo hebben de inwoners van Schönau in het Zwarte Woud al sinds de jaren ’90 een eigen energiebedrijf opgericht dat zo’n 150.000 mensen van elektriciteit voorziet, uitsluitend lokaal gewonnen uit zon, wind en biogas. Zelfs de kerkdaken liggen vol zonnepanelen: via deze energiecoöperatieve konden tenslotte de grote elektriciteitsproducenten wandelen gestuurd worden, en kwam het net helemaal in eigen beheer.

Transitienetwerken

Deze autarkische gemeenschapskernen schieten overal in Europa spontaan als paddenstoelen uit de grond. Het kan gaan om straten, wijken, buurten, dorpen, steden, regio’s. Herwinbare energie en een neutrale afvalbalans zijn de technische sleutelbegrippen: niets gaat verloren, vrijwel alles wordt gerecycleerd. Ze beschouwen zich als laboratoria van een nieuw samenlevingsmodel, gebaseerd op duurzaamheid, levenskwaliteit en collectief verantwoordelijkheidsgevoel. Daarom worden ze ook wel Transition Towns genoemd.

Want het gemeenschappelijk beheer van energiebronnen en andere nutsvoorzieningen leidt uiteindelijk ook naar een andere levenswijze, een nieuwe arbeidsverdeling, een micro-economie van de uitwisseling en de ruil, meer aandacht voor wat er echt toe doet, meer tijd voor gezin en vrije tijd, meer zorg en solidariteit, minder stress en onveiligheidsgevoel.

De kernen gedragen zich autonoom maar niet geïsoleerd: ze vormen netwerken die intens informatie, diensten, personen, ideeën, goederen uitwisselen, maar altijd in functie van de kwaliteit, niet de kwantiteit en de groei-om-de-groei.

Op die manier komen we eigenlijk heel dicht bij wat Michael Pye vooropstelt: een Europa dat niet functioneert als een centraal bestuurde eenheidsstaat, maar als een republiek van republieken, een netwerk van autonome leefgemeenschappen met een sterk identitair besef én respect voor de aarde die we delen. Kracht die uitgaat van de marge naar het middelpunt, van de basis naar de top, en niet omgekeerd. Vlaanderen heeft de ideale afmeting om tot zo’n netwerkrepubliek uit te groeien, als deel van het nog grotere Europese netwerk.

Alle ronkende intentieverklaringen ten spijt: daar is het corrupte universum van Juncker en C° moreel niet tegen opgewassen. De anders-Europese beweging zal de oude natiestaten doen oplossen, samen met de betonnen sokkels in Brussel en Straatsburg, en heel het bureaucratische gangenstelsel. De bevrijding van Europa voltrekt zich via de regio’s en de gemeenschappen. De ecologische dimensie daarvan is onweerstaanbaar,- ze verbindt het kleine terug met het grote, de delen met het grote geheel. De levensboom is ooit gekapt, maar de wortels zijn intact gebleven en kunnen een nieuwe bloei van dit continent inluiden.

 

Foto © Reporters

Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.

Commentaren en reacties