JavaScript is required for this website to work.
Politiek

De voorbije decennia heeft de groene beweging vooral drama verkocht

Een interview met Gunter Pauli, ecorealist avant-la-lettre

Filip Michiels23/6/2019Leestijd 7 minuten
Gunter Pauli

Gunter Pauli

foto ©

Gunter Pauli pleit voor een echte economische verandering, naar een blauwe economie. Cosmetische, groene, ingrepen volstaan niet.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Landgenoot Gunter Pauli groeide de voorbije jaren uit tot een van de meest invloedrijke groene denkers én doeners op deze planeet. Met een opmerkelijk pleidooi tegen de ‘vergroening’ van de economie en vóór een echt innovatieve en duurzame ‘blauwe’ economie.’Klimaatspijbelaars die tegelijk de omzet van de McDonald’s de hoogte injagen, hoe absurd is dat?’

Pauli lag ooit mee de aan de basis van de ecologische wasmiddelproducent Ecover, maar woont en werkt intussen al jarenlang in Japan. In 2010 publiceerde hij De Blauwe Economie, een lijvige bundeling van radicaal vernieuwende ecologische ideeën en projecten die hij een jaar eerder ook had voorgesteld in een rapport aan de Club van Rome. Vanuit zijn visie op de diepgaande transformatie van ons bestaande economische model coördineert hij vandaag met ZERI (Zero Emissions Research and Initiative) wereldwijd ruim dertig hubs en projecten die zijn visie op de vergroening van onze economie concreet vormgeven.

Een buitenkans

‘Intussen zijn al die projecten goed voor een duizendtal ingenieurs en ondernemers die mee aan de kar trekken,’ klinkt het. Een mooi voorbeeld daarvan was de omvorming van de oude petrochemische installatie van ENI in Porto Torres op Sardinië tot een bio-raffinaderij, goed voor een investering van 540 miljoen euro. ‘Energiereus ENI had aangekondigd die fabriek te zullen sluiten – wegens niet langer concurrentieel – waardoor er 1400 banen op de tocht kwamen te staan. Voor ons was dit een buitenkans. We bestudeerden immers al jarenlang het concept van de bio-raffinage. Daarvoor moet je natuurlijk ook over de nodige grondstoffen beschikken en op Sardinië diende zich een tweede opportuniteit aan.

Europa betaalde flink wat boeren daar in de buurt al jarenlang om hun akkers niet langer te bewerken, waardoor 70.000 hectaren landbouwgrond er onontgonnen bij lagen. Wat groeide daar? Distels, juist. We zijn de zaak van naderbij gaan bestuderen en ontdekten dat we daar jaarlijks zomaar eventjes 300.000 ton distels kunnen oogsten, zonder er ook maar iets voor te moeten doen. Intussen hebben we in Italië al vijf gelijkaardige fabrieken opgezet en ook in Japan staat er nu een dergelijk project op de rails.’

Distels als grondstof, het lijkt haast te mooi om waar te zijn, maar laat dit nu net ook de essentie zijn van de blauwe economie. Pauli is er rotsvast van overtuigd dat het een illusie is om ons bestaande economische model geleidelijk te vergroenen. De impact daarvan is verwaarloosbaar, vindt hij, en dus is het zaak om in te zetten op totaal nieuwe (business)modellen en technologieën. Op de voormalige ENI-site in Sardinië fungeren distels vandaag als grondstof voor de productie van onder meer smeermiddelen, onkruidverdelgers en elastomeren. In onder meer Rotterdam en Belgrado wordt koffie-afval dan weer omgezet in paddenstoelen. ‘Alleen al in Belgrado draaien we daarmee een omzet van 100.000 euro per week,’ klinkt het. ‘En het groeipotentieel daarvan is zonder meer reusachtig. We werken in een netwerkstructuur, waarbinnen mensen constant innovatieve ideeën uitwisselen. We zijn natuurlijk nog klein, maar hier en daar zien we toch dat we stilaan een deukje kunnen slaan in de bestaande systemen en statistieken.’

Nieuwe modellen

In uw boek toonde u 9 jaar geleden met een indrukwekkende rist voorbeelden en concrete projecten al aan hoe een écht duurzame en innovatieve groene economie er kan uitzien. Toch blijft het blijkbaar bijzonder lastig om beleidsmakers en bedrijfsleiders te overtuigen van het potentieel van die blauwe economie?

Gunter Pauli: Ik ging er vanuit dat ik met al die voorbeelden van gloednieuwe maar in praktijk werkende businessmodellen voldoende mensen over de streep zou kunnen trekken. Al decennialang zetten we in op de geleidelijke vergroening van bestaande economische modellen. Intussen zouden we moeten beseffen dat die aanpak niet werkt. De impact is gewoonweg te beperkt.

Willen we écht ecologisch gaan produceren, dan moeten we zoveel mogelijk totaal nieuwe modellen opzetten. Ik hoopte dat de politieke wereld dit ook zou inzien, onder meer op basis van de voorbeelden uit mijn boek, en dat die politici vervolgens ook een omgeving en wettelijk kader zouden scheppen om een aantal initiatieven uit te rollen. Dat is een zware vergissing gebleken: zowel het bedrijfsleven als de politiek zijn zeer risico-avers, en blijven vooral focussen op zoveel mogelijk standaardproductie en op een maximale beperking van alle kosten.

De mensen die aan de knoppen zitten, zijn eigenlijk niet geïnteresseerd in een radicale verandering van onze productiemodellen, en dus blijven ze liever wat rommelen in de marge?

De top van het bedrijfsleven wil vooral meer maken van hetzelfde en probeert daarbij de productiekost steeds verder te drukken. De globalisering helpt hen daarbij ook. Outsourcing naar lageloonlanden is daarbij een even beproefde als succesvolle strategie gebleken. We leiden wereldwijd jaarlijks 1 miljoen MBA’s op: stuk voor stuk leren zij vooral hoe ze met spreadsheets zo kostenefficiënt mogelijk kunnen werken. En daar worden ze achteraf ook op afgerekend. Tegenwoordig gieten ze daar dan een groen sausje over. Ze draaien er bijvoorbeeld wat circulaire economie tussen. Zo kunnen we afvalstromen beperken en tegelijk scheppen we nieuwe jobs, klinkt het dan.

Onzin uiteraard, heel wat van die zogenaamde nieuwe banen zijn vooral ook heel slecht betaald of worden uitbesteed, daarmee bouwen we dus gewoon voort op het bestaande model. Ik was dan ook bijzonder aangenaam verrast toen de Bank Degroof Petercam me onlangs voorstelde om aan hun duizend grootste beleggers uit te leggen hoe de blauwe economie nu precies werkt. En vooral: hoe zij daar met hun investeringen ook hun steentje aan toe kunnen bijdragen. Ik had dat nooit verwacht, maar de reacties daar waren bijzonder enthousiast. Het is net dat soort kapitaal dat ik nodig heb.

Ondernemen voor het algemeen belang

Hoe krijgen we de radicale verandering waar u voor pleit dan gerealiseerd?

Ik zie maar één oplossing: we moeten het ondernemerschap voor het algemeen belang versneld aanzwengelen. Ik merk dat jongeren wereldwijd daar ook steeds meer open voor staan. De wat paradoxale boodschap die ik hen dan overbreng, is altijd dezelfde: Hoe minder geld en ervaring je hebt, hoe groter je slaagkansen. Volg je de klassieke weg, met een uitgebreid businessplan en centen die je ophaalt bij durfkapitalisten, dan zal het net niét lukken om echt innovatief te ondernemen.

Dit lijkt me een lastige boodschap, in tijden waarin ondernemers in spe wereldwijd overspoeld worden met de succesverhalen van jonge technologie-ondernemers die in een mum van tijd uitgerekend dankzij die aanpak steenrijk zijn geworden?

We staren ons veel te veel blind op die zogenaamde succesverhalen. Jaarlijks worden in Californië 1 miljoen businessplannen voorgelegd aan die durfkapitalisten. Welgeteld duizend daarvan worden op het einde van de rit ook gefinancierd. Hoeveel gefrustreerde jongeren, die gigantisch veel tijd en inspanningen hebben geïnvesteerd in hun businessplan en bedrijf in spe, blijven er daardoor niet achter? Kijk ook naar de klimaatspijbelaars in Brussel of Parijs. Elke dag dat er in die steden gespijbeld wordt, wrijven de lokale hamburgertenten zich in de handen, omdat hun verkoop stevig de hoogte is in gegaan.

Hoe absurd kan het worden? Je protesteert tegen het huidige klimaatbeleid, maar spijst tegelijk wel de kas van bedrijven zoals McDonald’s. Als maatschappij moeten we die jongeren vooral een positief alternatief trachten te bieden. En daarbij moeten we durven erkennen dat onze kennis en inzichten in de werking van de natuur gewoonweg nog zwaar ontoereikend zijn. Terwijl daar  —met het oog op een echte vergroening van onze economie— nog heel veel winst te boeken valt. Het hart van een walvis draait beter dan welke pomp ook in de wereld en heeft maar 6 volt gelijkstroom nodig om duizend liter rond te pompen. Geen enkele ingenieur kan vandaag een systeem bouwen dat technisch nog maar in de buurt daarvan komt.

Frustreert het u dan niet dat het zo lastig blijft om onze bestaande economische modellen van onderuit écht te hervormen?

Vooral onze grote bedrijven zitten gewrongen in een keurslijf waarin spreadsheets en kostenreducering de toon aangeven. Neem nu een bedrijf als Volkswagen. Dat produceert amper zelf nog iets, alle activiteiten worden uitbesteed aan toeleveranciers in lageloonlanden. Vanuit het idee dat het bedrijf op elke auto duizend euro moet blijven verdienen. Dit model houdt natuurlijk ooit ergens op. Vooral die sectoren die niet of amper arbeid kunnen uitbesteden, ondervinden dat nu al aan den lijve. Mijnbouw bestaat nog amper in West-Europa. Visvangst en landbouw kunnen hier niet meer overleven. De gemiddelde boer in Frankrijk verdient jaarlijks nog amper 350 euro per hectare. Dan weet je wel hoe laat het is.

Tegelijk zie ik sinds enkele jaren ook een positieve trend. Steeds meer kleinere, vaak familiaal gecontroleerde bedrijven willen het echt over een andere boeg gooien of stellen kapitaal ter beschikking om op zoek te gaan nieuwe productiemodellen. En de voorbije jaren hebben we ook gezien hoe de economisch bijzonder belangrijke cosmeticasector opvallend snel heeft gereageerd op het drama van de microplastics die onze oceanen vergiftigen. Ik denk dat er vandaag in Europa geen enkele grote cosmeticaproducent meer overblijft die microplastics niet volledig gebannen heeft uit zijn productieproces. Er zijn dus wel degelijk indicaties dat bedrijven of sectoren die echt investeren in nieuwe inzichten en kennis op basis van natuurlijke processen ook behoorlijk snel middelen vinden om de transformatie in te zetten.

Pragmatisme boven

In België botsen de klassieke ecologisten vandaag steeds heviger met de zogenaamde ecorealisten, die vooral willen inzetten op het potentieel van nieuwe technologie en minder betuttelend willen overkomen. In welke aanpak gelooft u het meest?

In geen van beide. Ik ben heel pragmatisch en heb intussen wel geleerd dat het moraliserende vingertje niet werkt. Heel veel mensen leveren al heel zware inspanningen om steeds dezelfde anekdotische succesjes te herhalen en in de verf te zetten. Helaas… We blijven min of meer ter plaatse trappelen. Met nog meer van hetzelfde zullen we geen betere resultaten boeken, en dus moeten we het radicaal anders aanpakken. Tegelijk geloof ik ook niet blind in het potentieel van puur technologische doorbraken. Ook ons hele zakenmodel moet op de schop. Zolang we onze businessmodellen niet veranderen, zullen we er ook nooit in slagen om bestaande en toekomstige open innovaties echt mainstream te maken.

Finaal volgen bedrijven uiteraard altijd hun klanten, de consumenten dus. Die consument blijkt vandaag amper bereid om zijn gedrag en levenswijze aan te passen?

Net daarom moeten we het over een heel andere boeg gooien. Wanneer stopt iemand met roken? Doorgaans pas wanneer zijn arts hem aankondigt dat hij de eerste verdachte vlekjes op zijn longen heeft gezien. Terwijl diezelfde arts hem nochtans al jaren tevoren gewaarschuwd had. Mensen zitten nu eenmaal zo in elkaar dat de aankondiging van de apocalyps niet volstaat om hun gedrag aan te passen. Pas wanneer die apocalyps heel concrete vormen aanneemt, blijkt verandering plots wél mogelijk.

Ik geloof dus veel meer in die andere optie om gedragspatronen aan te passen: de verrassing, het nieuwe, de verwondering. De voorbije decennia heeft de groene beweging vooral drama verkocht. Laat ons het dus over een heel andere boeg gooien en inzetten op menselijke creativiteit die gebaseerd is op aantoonbaar werkende modellen uit de natuur. Die transitie zal helaas niet van de Bayers of BASF’s van deze wereld komen, wel van gedreven, jonge ingenieurs die niet vastzitten in een bepaald systeem.

U bent een ecologist pur sang, maar u toont zich telkens weer opvallend scherp voor de groene beweging?

Ik verwijt hen vooral dat ze te weinig hebben ingezet op een positieve benadering van het ecosysteem waarin we leven. De groene beweging probeert al dertig jaar om de natuur te beschermen en de milieuvervuiling drastisch te verminderen. Lukte dit niet hier, dan werden er elders snel wat compenserende maatregelen genomen. Die aanpak is in mijn ogen totaal verkeerd. We moeten veel meer inzetten op de herontwikkeling en herwaardering van hele ecoystemen. En we moeten veel meer werk maken van echte biodiversiteit. Laat me toe dit te illustreren met één van onze projecten waarmee we succesvol de strijd hebben aangebonden tegen  microplastics in zee. Anno 2019 spenderen we massa’s geld aan de ontwikkeling van nieuwe technologie om die plastics uit de zee te halen. Wel, wij zijn er voor de kust van Marokko in geslaagd om via een eenvoudig gordijn van zeewier voor de kust zowat 80 procent van de microplastics daar uit de zee te halen. Dan rijst uiteraard meteen de vraag: fijn project, maar wie zal dat betalen op wereldschaal?

Alleen al in Marokko gaat het dan om een zone van zowat 4500 vierkante kilometer waarbinnen dergelijke zeewiergordijnen moeten worden aangeplant. We zijn dus ook op zoek gegaan naar een haalbaar economisch model, en dat hebben we nu ook gevonden: als we die 4500 vierkante kilometer zeewier regelmatig oogsten en vervolgens vergisten, zijn we in staat om aan de volledige vraag naar aardgas van Marokko te voldoen. Het fundamentele probleem is natuurlijk dat er vandaag wereldwijd nog geen enkele universiteit bestaat waar ingenieurs worden opgeleid om polymeren te ontwikkelen die in zon, zee of bodem worden afgebroken. Net daarom pleit ik al jarenlang voor een diepgaande transformatie van het hele systeem en niet voor nog wat meer cosmetische vergroening.

Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".

Commentaren en reacties