JavaScript is required for this website to work.
Communautair

De kas is leeg, en toch verspillen de Franstaligen erop los

Horizon 2024Paul Becue8/11/2022Leestijd 6 minuten
Di Rupo en Magnette.

Di Rupo en Magnette.

foto © BELGA

De afgelopen weken en maanden werden we weer geconfronteerd met de spilzucht langs Franstalige zijde ondanks het feit dat de kas leeg is.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wallonië en Brussel voorzien in hun begroting voor 2023 een deficit van 4,5 miljard euro (versus drie miljard euro voor Vlaanderen), maar 3,4 miljard euro is buiten begroting. Dat laatste impliceert dat het niet in de officiële deficitcijfers van de Franstalige regio’s voorkomt, maar het blijft een tekort dat ooit moet worden terugbetaald.

Het gaat om relance-investeringen, maar ook om uitgaven als gevolg van corona, de energiecrisis, de oorlog in Oekraïne en de overstromingen van 2022. Het gaat dus voor het grootste deel om de dekking van de lopende uitgaven. Men geeft de indruk dat ‘officieel’ het deficit beheersbaar is, maar in feite heeft men zichzelf zand in de ogen gestrooid.

Besparingen blijven uit

De schuldgraad in Wallonië én Brussel is in 2021 zo verder fors gestegen tot meer dan 230% van hun inkomsten (tegenover ongeveer 60% in Vlaanderen) en het zal met de deficits zeker niet stoppen. Wallonië stevent van dertig miljard euro nu naar een overheidsschuld van vijftig miljard euro in 2030, zonder structurele ingrepen.

In deze context raadt iedereen Wallonië aan om over te gaan tot besparingen, en veel efficiënter te werken met minder mensen. Dat jaar wordt er 150 miljoen euro gesaneerd, volgend jaar 300 miljoen, in 2024 ongeveer 450 miljoen en zo verder. De schuld zou vanaf 2026 gestabiliseerd worden. Voorlopig zien we daar in de praktijk niet veel van.

Klimaatconferentie: voorbode federalisme met vier

Tijdens de coronacrisis kwam het sterk tot uiting: op de persconferenties van het overlegcomité moest je met een vergrootglas zoeken naar een Vlaming, vooral toen Wilmès eerste minister was. Het feit dat er acht ministers betrokken waren bij de volksgezondheid maakte het ook niet eenvoudig qua efficiëntie. Vooral langs Franstalige kant: er was immers maar één Vlaamse minister en één federale minister. De rest moet men zoeken bij de Franstaligen.

Maar op het vlak van klimaat doet hetzelfde zich voor. Er zijn vier ministers van leefmilieu. Blijkbaar zijn er dan nog vier andere die betrokken zijn bij het klimaat. Opnieuw is er maar één Vlaming en federale minister. De rest moet men weer in het zuiden van het land zoeken. Allen gaan ze naar de klimaatconferentie COP27 in Egypte met hun hofhouding.

Mensenrechten in Egypte

Eigenaardig is dat enkel de ‘rechtse’ Vlaamse milieuminister Demir thuisblijft, omwille van de benarde mensenrechten in Egypte. De overige (meestal) ‘linkse’ ministers zien er geen graten in. Daarbij moet je weten dat België niet direct betrokken is bij de klimaatonderhandelingen, omdat de Europese Unie (EU) in haar naam onderhandelt.

Zelfs als de klimaatministers iets moeten doen, zoals een planning en objectief bepalen voor de reductie van de CO2-emissies bestemd voor de vorige COP26-klimaatconferentie in Glasgow, komt men niet tot een akkoord. Het is dus voor de meesten een mooi plezierreisje, op kosten van de overheid. In de privésector zijn dergelijke toestanden uit den boze.

Eind oktober was koning Filip op staatsbezoek in Litouwen. Op het VRT-journaal zag je dat hij vergezeld was van de regio’s: Jambon (Vlaanderen), Vervoort (Brussel), Di Rupo (Wallonië) en Jeholet (Franse gemeenschap). Als we daar nog de minister van Buitenlandse Zaken bij nemen komen we aan vier Franstaligen en één Vlaming (de koning buiten beschouwing gelaten).

Oververtegenwoordiging

De Franstalige oververtegenwoordiging is dus schering en inslag. Het beruchte federalisme met vier zal deze toestand enkel maar consolideren. Veel meer Franstalige excellenties dan Vlaamse, die zich graag laten omringen door ruime kabinetten van minimum veertig man tot tachtig man (Vervoort). Langs Vlaamse kant situeert het zich tussen elf en veertig kabinetsleden (Crevits).

De Franstalige gewesten en gemeenschap hebben zo 1.188 kabinetsleden, tegenover slechts 289 voor de Vlaamse regering. Op federaal vlak zijn er ook nog eens 838 kabinetsmedewerkers. Je kan raden wie er het leeuwenaandeel van neemt. In het verleden liepen Vlaamse pogingen om iets aan de grote kabinetten te doen telkens spaak op Franstalige weerstand. Het is niet enkel geldverslindend, maar ook inefficiënt omdat de klassieke ambtenarij wordt genegeerd. Zo kunnen de partijen hun militanten tevreden houden en aan zich binden. Het is een vorm van cliëntelisme.

We moeten in Vlaanderen niet denken dat men ons ervoor zal bedanken. Een maand geleden kwam tijdens het symposium over de Vlaamse publieksdiplomatie tot uiting dat de federale (Franstalige) diplomatie een omzendbrief had rondgedeeld die aanstuurde op het omzeilen van de Vlaamse vertegenwoordigers in het buitenland. Dat gaat in tegen het principe dat de staatkundige entiteiten de aspecten en belangen van de eigen binnenlandse bevoegdheden ook in het buitenland behartigen.

Inflatie

De Franstaligen zijn  er als de kippen bij om alle toelagen en subsidies te indexeren aan de huidige inflatie. In Vlaanderen besloot men de kinderbijslag (of het groeipakket) met slechts 2% te doen toenemen, maar in Franstalig België had men geen scrupules om een volledige indexatie toe te passen. Ondanks het feit dat de kas leeg is en Vlaanderen er veel beter voor staat.

Terwijl in Vlaanderen men de concurrentiekracht van de bedrijven willen vrijwaren en men eerder terughoudend is om een volledige loonindexatie toe te passen, maken de Franstalige politieke partijen er een erezaak van om de indexkoppeling van de lonen voor 100% door te voeren. De privésector is er met 72% van het bruto binnenlands product (bbp) erg laag, terwijl de overheidssector 27,4% van de toegevoegde waarde in beslag neemt. Maar deze laatste kan in feite veel groter zijn, als men er bijvoorbeeld het onderwijs bij telt. Wallonië ligt dus veel minder dan Vlaanderen wakker van haar concurrentiekracht, alhoewel het beter andersom zou moeten zijn om uit het economisch moeras te geraken.

Officiële versus ‘echte’ cijfers

Dat is des te pijnlijker omdat recent bleek dat de hoge inflatiecijfers hoogstwaarschijnlijk overtrokken zijn  met 3 tot 5%. In het officiële inflatiecijfer wordt immers rekening gehouden met de nieuwe energiecontracten voor gas of elektriciteit bij de gezinnen, en deze zijn het laatste jaar fors gestegen door de internationale gasmarkttarieven. Maar heel wat gezinnen hebben nog oudere en goedkopere langetermijncontracten, waardoor de gemiddelde energieprijs bij hen veel lager is dan wat je zou kunnen denken op basis van het officiële inflatiecijfer.

De bedrijven moeten er maar voor opdraaien. Naast de hoge loonkost, kunnen ze eveneens weggeconcurreerd worden door het dure gas, dat in de Verenigde Staten met het schaliegas tot zelfs 80% goedkoper is. Vooral sectoren voor de productie van aluminium, kunstmest en chemicaliën dreigen door hun hoge energieverbruik zo structureel onrendabel te worden en moeten sluiten.

Sociale zekerheid

Het is algemeen bekend dat de sociale zekerheid de grootste bron is van de omvangrijke transfers van noord naar zuid, als we abstractie maken van de zogenaamde rentetransfers. Het Vlaams & Neutraal Ziekenfonds (VNZ) onderzoekt jaarlijks de uitgaven- en inkomstenverschillen tussen de regio’s op basis van de gegevens van de Landsbond van de Neutrale Ziekenfondsen, goed voor 5% van de bevolking:

– een Vlaming betaalde in 2020 gemiddeld 9.043 euro aan sociale zekerheidsbijdragen, tegenover een Franstalige in Wallonië slechts 7.315 euro. De Brusselaar betaalde iets meer (7.795 euro) dan de Waal. Maar de Vlaming betaalt dus 23,6% of 1.728 euro meer dan de Waal.

– Desondanks gaf de Franstalige in 2021 meer uit aan de gezondheidszorgen. Per Vlaming bedraagt dat 2.378 EUR, tegenover 2.472 euro per Waal (of 94 euro meer, wat 3,9% hoger is). Brussel is het laagst met  2.146 euro ziektekosten per kop.

Deconventionering

Onlangs verscheen in de pers dat steeds meer geneesheren-specialisten afstappen van de officiële tarieven en dure supplementen aanrekenen voor hun ereloon. Afhankelijk van de specialisatie is 100% (geriatrie) tot slechts 11% (plastische chirurgie) geconventioneerd. Cardiologie bevindt zich in de middenmoot met 53% die nog geconventioneerd is. In het totaal zou ongeveer 26% niet meer geconventioneerd zijn in Vlaanderen. Brussel bevindt zich op hetzelfde niveau. Dat is natuurlijk ten nadele van de patiënt.

Diverse redenen worden aangehaald: ziekenhuizen die te veel afhouden van het honorarium om financieel het hoofd boven water te houden, te laag honorarium om kwaliteitszorg te bieden, de vergoeding aan de overheid voor de technologische innovatie, … Dat staat los van het feit dat, wanneer een patiënt kiest voor een eenpersoonskamer, elke arts een ereloonsupplement mag aanrekenen, geconventioneerd of niet.

Minder toeslagen in Wallonië

In Wallonië zouden er slechts maar de helft van in Vlaanderen ongeconventioneerde artsen zijn. Daar worden dus minder toeslagen aangerekend. Dat kan verwondering wekken, maar vereist toch enige toelichting:

– in Wallonië stappen patiënten gemakkelijker en sneller naar het ziekenhuis dan naar een huisarts. Dat leidt tot overconsumptie.

– Dit wordt nog in de hand gewerkt door het feit dat er in Franstalig België, ondanks alle akkoorden en beloften nooit een ingangsexamen werd georganiseerd, zodat gedurende 25 jaar er meer Franstalige artsen afstudeerden. Er zouden daar zo proportioneel 2.233 artsen teveel zijn opgeleid, wat leidt tot overconsumptie mede op kosten van de Vlaamse belastingbetaler. Er is dus een overaanbod wat een rem blijkt te zijn op de deconventionering. Recent kwam er met betrekking tot de artsencontingentering een nieuw akkoord tot stand dat nadelig is voor Vlaanderen en waartegen de N-VA naar het Grondwettelijk Hof trok.

– Last but not least: wanneer een patiënt bewust koos voor een eenpersoonskamer, vragen de Franstalige ziekenhuizen veel meer ereloonsupplementen dan in Vlaanderen (gemiddeld 151% van normaal tarief). In Wallonië is dat supplement volgens het VNZ gemiddeld 212% van de normale tarieven. In Brussel bedraagt het gemiddelde 270%, maar is 300 tot 400% niet uitgesloten.

Paul Becue is lic. Rechten, TEW en Diplomatieke Wetenschappen. Hij heeft een lange ervaring in de financiële sector. Zijn boeken over kredietverzekering gelden als de referentie. Hij is algemeen voorzitter van de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) en voorzitter OVV.

Commentaren en reacties