De man die niet in sprookjes geloofde
Een volledig kenbare, beheersbare wereld waarbinnen je met perfect kloppende redeneringen de eeuwige waarheid vindt, is een krankzinnige misvatting.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWe leven in een rationele wereld, met onverdroten aandacht voor de feiten en de strenge regels van de logica. Factcheckers leggen uit welke feiten feiten zijn. Filosofen benoemen ‘denkfouten’ en wijzen op sofismen. En toch. We hebben dringend behoefte aan meer ‘denkfouten’.
Ze laten zien dat onze schijnbaar onwrikbare logica zich afspeelt binnen de veilige contouren van spelregels die we zelf hebben vastgelegd. Dat schenkt voldoening voor wiskunde en fysica, en dan nog, zullen sommige sterrenkundigen zeggen. Maar het klopt al veel minder voor menswetenschappen en helpt bitter weinig om iets van het leven te begrijpen, met zijn vreugde en verdriet, liefde en afgunst.
De bloemlezing
Daaraan dacht ik bij de lectuur van ‘De kracht van de verwondering’, een uitstekende bloemlezing van de beste essays van G.K. Chesterton (1874-1936). Ze verscheen recent bij KokBoekencentrum, vertaald door Kees de Wildt, met een voorwoord van Anton de Wit.
Chesterton had een aantal vrienden – over het juiste aantal ontbreken cijfers – maar beschikte gelukkig ook over behoorlijk wat vijanden, wat er zou kunnen op wijzen dat hij werkelijk iets te vertellen had. Toegegeven, hij deed er zelf alles aan om zijn collectie vijanden uit te breiden. Zo bekeerde hij zich tot het rooms-katholicisme, wat in het Engeland van toen minder dramatisch was dan in het Vlaanderen van vandaag, maar niettemin geenszins tot aanbeveling strekte.
Daarnaast was hij de meester van de paradox. Dienaren van de enige waarheid houden daar niet van. Wat doet een factchecker met een paradox? Hij ontmantelt hem en kent aan een gedeelte waarheid toe, wijl hij het andere met enige weerzin als leugen terzijde schuift. Feiten horen duidelijk te zijn, niet tegenstrijdig. In het dubbelzinnige schuilt iets diabolisch. Een factchecker gruwt daarvan, net zoals een vijand van denkfouten. Ten onrechte.
Want de manier waarop Chesterton ‘denkfouten’ maakt, bevrijdt ons van de grootste onzin.
De draak
Neem nu zijn essay ‘De grootmoeder van de draak’. Eerst het uitgangspunt. Chesterton gelooft in sprookjes. Waarom zouden die minder waar zijn dan de zogenaamde werkelijkheid? Met enige laatdunkendheid schrijft hij: ‘Ik ontmoette laatst een man die niet in sprookjes geloofde.’ Het zinnetje zegt niet, maar suggereert wel – iets wat een factchecker niet kan zien en een filosoof niet kan bewijzen – dat zoiets uitzonderlijk is. Dat de meeste mensen dus wél in sprookjes geloven. Wat in werkelijkheid natuurlijk niet het geval is. Maar waarom is dat zo? Die vraag sluimert in het korte zinnetje. Zonder dat ze expliciet wordt gesteld, wat juist haar kracht is.
Meesterlijk wordt Chesterton pas echt in de volgende passage waarin hij zich rechtstreeks tot zijn tegenstander, de sprookjesloochenaar, richt: ‘De grootmoeder van de draak. Dat is heldere taal; dat is rationeel, bijna op de rand van het rationalisme. Als er een draak zou zijn, had hij een grootmoeder. Maar jij, jij hebt geen grootmoeder gehad! Als je er een had gekend, had ze je van sprookjes leren houden. Je hebt geen vader gehad, je hebt geen moeder gehad; geen natuurlijke oorzaak kan jou verklaren. Jij kunt niet bestaan. Ik geloof veel dingen die ik niet gezien heb; maar van zulke dingen als jij mag gezegd worden: “Gelukkig is hij die heeft gezien en toch niet heeft geloofd.”
De denkfout
De universitair gediplomeerde denkkampioen zal meteen de fouten in deze passage ontwaren. Het bestaan van de draak wordt eerst verondersteld, waarna hij pas een grootmoeder krijgt toegewezen. De tegenspeler van Chesterton zou niet kunnen bestaan, want anders had zijn grootmoeder hem sprookjes verteld. Maar sommige grootmoeders, gesterkt door een solide pedagogisch instrumentarium dat het opdissen van onwaarheden verbiedt, vertellen helemaal geen sprookjes, maar leren kleinkinderen geduldig het verschil tussen geslacht en gender.
Kortom, de passage van G.K. Chesterton bulkt van de denkfouten. Edoch, wat een geluk dat hij die maakt, bij volle bewustzijn en met veel branie. Want op een dieper niveau heeft hij overschot van gelijk. In sprookjes zit veel waarheid, anders zou niemand ze na vele eeuwen blijven vertellen. De zuivere rationalist kan dat pas worden nadat hij vele aspecten van het leven, de mooiste want de minst grijpbare, heeft geofferd op het altaar van de zuivere rede.
De les
Ultiem laat Chesterton zien dat juist de factcheckers en de denkfoutenbestrijders de grootste daders zijn als het op sofismen aankomt. Hun uitgangspunt, een volledig kenbare, beheersbare wereld waarbinnen je met perfect kloppende redeneringen de eeuwige waarheid vindt, is een krankzinnige misvatting. Van de tijd van Chesterton, toen de draak gelukkig een grootmoeder had. Van onze tijd, inmiddels heeft hij veertien draakjes van kleinkinderen.
Nog over de bloemlezing uit Chesterton: lees dit artikel.
Personen |
---|
Rif Torfs is Belgisch hoogleraar emeritus aan de KU Leuven, kerkjurist, oud-rector van de KUL, bekend mediafiguur, voormalig christendemocratisch politicus en bekende twitteraar.
De stedelijke elite maakt progressieve keuzes, kiest emotioneel voor de zwakkeren maar verwerpt hun foute ideeën waarvan zelfs het loutere bestaansrecht wordt betwist.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.