De Parti Socialiste: een beetje verslagen
Het oude logo van de Parti Socialiste.
foto © WikiMedia
Politieke en cliëntelistische kunstgrepen ten spijt, zijn voor de Waalse socialisten de gouden tijden voorbij. Hoe gaan zij hiermee om?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementGedurende lange jaren na de Tweede Wereldoorlog waaide er een sociaaldemocratische wind in de Europese parlementen. De socialisten waren dan ook vaak aan de macht. Extreemrechts kwam er nog niet aan te pas. Het waren bovendien de rode leiders die almaar meer zelf bepaalden met wie ze gingen regeren.
Jarenlang was dat bij ons met de al even onverwoestbare christendemocraten van CVP en PSC. Al kwamen er soms ook vrijzinnige meerderheden waarmee ze ook niet echt christenvriendelijke wetten stemden.
Alia tempora, alia mores… De laatste weken hadden aan mijn kant van de taalgrens de PS-ers weinig redenen tot vreugde. Bij de verkiezingen van 9 juni bleek dat de Parti Socialiste niet langer de eerste politieke partij is. En dit ondanks alle pogingen om de macht te behouden, met almaar meer cliëntelistische ingrepen van de zogezegde Action commune – de PS, de vakbond en ook de mutualiteit. Solidaris is niet alleen een ziekenfonds, maar ook een concertorganisator. Solidaris valt op door almaar meer commerciële spots op televisie: onze gezondheid blijkt almaar meer een commercieel en financieel product.
Mutisme opgeheven
Opvallend na 9 juni was de zwijgzaamheid van de rode leiders. Kennelijk dachten ze dat het beter was de achteruitgang te aanvaarden en niet meer agressief naar buiten te komen, zolang de regeringen niet gevormd zijn.
Eén maand later is dat mutisme doorbroken. Allicht ook omdat in twee belangrijke Europese landen de lokale socialisten verrassend sterk uit de verkiezingen kwamen: in Groot-Brittannië is Labour terug de eerste partij. En de recente Franse verkiezingen hebben aangetoond dat men de PS misschien wat te snel dood en begraven heeft verklaard.
Brussels communautarisme
De socialisten hebben in La Douce France niet alleen hun aantal volksvertegenwoordigers verdubbeld, ze hebben amper vijftien députés minder dan La France insoumise van de uiterst-linkse Mélenchon. Dat is onze PS niet ontgaan. Maar desondanks worstelen ze met hun nieuw Waals minderheidsstatuut.
Vandaar dat ze natuurlijk maar blijven herhalen dat ze in Brussel wél standhouden. Dat klopt, maar ze houden stand omdat ze zich ook resoluut hebben verbonden met de moslimbevolking, inclusief de extreme tendensen die daarin leven. Mohamed Nasir, een Brussels socialistisch parlementslid, nodigde een imam uit in zijn assemblee, die koranverzen reciteerde. Toen daar kritiek op kwam eiste Nasir schadevergoeding voor de imam. Het heeft hem bij de komende gemeenteraadsverkiezingen een mooie plaats bezorgd. Burgemeester Close stond zijn zitje in de Kamer af aan ene Khalil Aouasti.
In Brussel zijn de gesprekken over de vorming van een nieuwe Brusselse regering nog niet eens begonnen. Er is daar geen sprake van enige pacificatie. Intussen neemt, vooral in gemeenten met een socialistische burgervader, het geweld op straat elke dag toe. We zijn bijna geneigd Charles Picqué – ooit een echte socialistische wijze, in alle betekenissen van het woord – uit zijn welverdiend pensioen terug te roepen…
Minder flamboyant
Te noteren valt ook dat sommige toppolitici van de PS niet meer zo flamboyant zijn als ze ooit waren. Enkele dagen geleden hoorden we Elio Di Rupo op de radio over zijn nieuwe functie als Europees parlementslid. Comparaison n’est pas raison: de beroemdste politicus van Bergen broebelde zeker niet zoals de (jammer genoeg) versleten Joe Biden, maar di Rupo’s analyse was niet echt altijd helder.
De bijna 73-jarige ex-star van de Belgische politiek is naar eigen zeggen nog lang niet toe aan het einde van zijn politiek leven. Hij wil nog één of zelfs twee keer opkomen. Dat was het enige heldere in zijn interview. Al de rest was moeilijk verstaanbaar, weinig consistent. Wat een verschil met de tijd toen hij federaal premier was. Sic transit gloria mundi…
Ach, die rode solidariteit…
En daarnaast waren er verleden week twee cynische interviews van voorzitter Paul Magnette en van vicepremier Pierre-Yves Dermagne die nog eens al hun pijlen op Georges-Louis Bouchez richtten. Of, objectiever verwoord, al hun gal spuwden op de blauwe voorzitter. Ze wensten hem een mooie ministerpost én meer terughoudendheid.
Magnette kondigde aan dat hij zich tijdelijk terugtrok als burgemeester van Charleroi om zich te bezinnen over zijn toekomst: reculer pour mieux sauter? Niet onmogelijk, want een burgemeesterssjerp is een waarborg voor zes jaar. Maar veel van zijn vrienden zien hem na de zomer ook een rol spelen in de Kamer als boegbeeld van de socialistische oppositie tegen de vermaledijde Bart De Wever.
Er komen nog spannende momenten in de Kamer: met een PS-schaduwkabinet tegenover de Vlaamse socialistische collega’s die wel hun verantwoordelijkheid willen opnemen. De PS-excellenties zijn er blijkbaar mee verzoend: in een federale regering kunnen zusterpartijen tegenovergestelde richtingen nemen… Het zal er stuiven.
Categorieën |
---|
De Anglicaanse kerk doet het vandaag beter dan de Rooms-Katholieke. Dat zie je op alle vlakken.
Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.