JavaScript is required for this website to work.
Politiek

De toekomst van België ligt bij zijn deelstaten

Van mal-governo naar non-governo

Lorenzo Terrière11/4/2020Leestijd 5 minuten

foto © Reporters

De Belgische parlementaire democratie heeft zichzelf tijdelijk uitgeschakeld. De toekomst ligt bij het regionale bestuursniveau.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Belgische parlementaire democratie heeft zichzelf tijdelijk uitgeschakeld. ‘Nood breekt wet,’ zo omschreef Kamervoorzitter Patrick Dewael de kunstgreep met volmachtenwetten. De federale regering-Wilmes II lijkt daarmee vertrokken tot 2024. Terwijl haar actuele samenstelling nog steeds gebaseerd is op de verkiezingsuitslag van 2014. Wilmes’ enige mandaat is om de prangende gezondheidscrisis te ‘managen’.

Daarmee zijn we echter in een periode van federaal non-governo beland. Het inperken van de sociaaleconomische schade wordt immers een nog veel grotere stresstest voor het beleid. Maar over hoe we uit dat dal geraken is de Belgische — en bij uitbreiding ook de Europese — politiek hopeloos verdeeld. Net zoals bij de voorbije crisissen moeten we de oplossing niet vanuit die hoek verwachten. Het regionale bestuursniveau is wél nog gewapend met de politieke slagkracht en democratische legitimiteit om grondige lange termijnbeslissingen te nemen.

Dekmantel

Tijdens de gezondheidscrisis waar we momenteel doorgaan rest er weinig belangstelling voor de politieke geschiedenis die zich tegen deze achtergrond voltrekt. Cynisch genoeg vormt de verslapte publieke aandacht voor dit laatste voor verschillende politieke hoofdrolspelers net het gepaste rookgordijn om nu de eigen agenda door te duwen. De gelegenheid maakt de dief, zeg maar.

Het recordtempo waarin de constructie rond Wilmès II in één weekend tijd werd opgetrokken doet vermoeden dat de ruwe tekenplannen al enige tijd in de schuif lagen. Het is dan wachten op het juiste moment van publieke urgentie en maatschappelijke verwarring om de voorkeurspiste erdoor te krijgen. Timing is alles in de politiek.

Corona als dekmantel dus, hardvochtiger wordt politiek niet. De voorbije episode deed mij althans meermaals terugdenken aan het busongeval te Sierre, dat op 13 maart 2012 aan 28 mensen het leven kostte, waaronder het merendeel Belgische kinderen. We schreven midden maart en de regering-Di Rupo had net een moeilijk begrotingsconclaaf achter de rug. De samenloop van omstandigheden leende er zich evenwel toe om het voorziene begrotingsdebat in Kamer en Senaat te schrappen en te vervangen door een obligate minuut stilte. Verscheidene federale ministers, waaronder ook die van Financiën, repten zich inderhaast per regeringsvliegtuig naar Zwitserland om er eigenhandig de tragische situatie te aanschouwen en te becommentariëren.

De uitkomst van de centendiscussie, waarover de voorgaande weken in de media druk was gespeculeerd, werd op die manier handig onder het tapijt gemoffeld. Wanneer de camera’s van het plenaire halfrond wegdraaiden konden Kamerleden van de meerderheid moeilijk een grijns onderdrukken. De oppositie beet op haar tong om de sociaal wenselijke sereniteit op dat moment niet te doorbreken. Een crisis brengt altijd het beste en het slechtste in de mensen naar boven, maar in de politiek toch ook vooral veel van dit laatste.

Partijkartel

De vier traditionele families hebben als een federaal partijkartel hun lot aan elkaar verbonden en monopoliseren zo de politieke handel en wandel. De formule-Wilmes II kan mits een doorstart — én eventuele uitbreiding — in het najaar verder aanblijven tot 2024. Wederom zal blijken hoezeer tijdelijke ingrepen in België de sterke neiging hebben om een permanent karakter te krijgen.

De sanitaire crisis moet nu ‘gemanaged’ worden waardoor de andere (nog steeds noodzakelijke) structuurhervormingen in tal van overheidsdepartementen onverkort op stal blijven staan. Die tijdelijke wachtkamer zou wel eens een langdurig onderkomen kunnen blijken. Zeker, de eerstvolgende weken is het een verantwoorde houding om de beleidsfocus volledig te richten op de indamming van het virus. Besturen is nu eenmaal prioriteiten stellen.

Maar over de sociaaleconomische uitweg die dit land vervolgens moet kiezen, bestaat geen politiek plan van aanpak. Er bestaat daarover ook geenszins consensus binnen het partijkartel. Daarmee zijn we op federaal niveau in een situatie van non-governo terechtgekomen. Kon je de vorige regeringen nog verwijten dat ze het verkeerde beleid voerden (mal governo), dan is sinds de val van de regering-Michel I de ambitie neerwaarts bijgesteld tot louter proberen zelf aan het roer te blijven staan. Het schip op zee laten dobberen is de missie geworden. Een duidelijke koers uitstippelen is niet langer aan de orde. Door de vele kapiteins op het dek bereikt men onderling toch geen overeenstemming.

Stilstand

De federale overheidsinstellingen zijn een goed voorbeeld van deze stilstand. In april 2020 functioneren die nog altijd volgens dezelfde begroting als van in december 2018. En dit ongeacht wijzigende omstandigheden en veranderende behoeften. Niettegenstaande de ambtelijke stilstand telt de politieke ploeg van Wilmes II toch weer dertien ministers. Terwijl ze slechts 38 Kamerzetels vertegenwoordigt. Dat zijn nog geen drie Kamerleden per minister. Door de ministeriële benoemingen mochten de overgebleven regeringspartijen Open Vld, CD&V en MR ook tien opvolgers als nieuwe Kamerleden verwelkomen. Bestaande interne kritiek voor een bonte Vivaldi-coalitie smolt onder de debutanten als sneeuw voor de zon weg.

En o ironie: een volwaardige noodregering mocht er zogezegd niet komen omdat dan kostbare tijd verloren zou gaan met personeelsmanagement. Maar de (her)benoemde ministers hebben nu wel aanwervingsprocedures opgestart om hun kabinetten te bevolken. Ook de uitgebreide partijpolitieke puzzel van allerhande topbenoemingen wordt momenteel voorbereid. Als klap op de vuurpijl heeft de parlementaire democratie zichzelf tijdelijk uitgeschakeld ten voordele van de particratie. De ‘superkern’, die wekelijks zonder wettelijke basis optreedt, werpt haar schaduw ver vooruit over het federale parlement.

Tapijtenhandel

Terwijl de economische activiteit is stilgevallen, draait de partijpolitieke tapijtenhandel weer overuren. Nieuwkomers in de stiel verliezen tijdens dit proces onvermijdelijk een stukje van hun oorspronkelijke idealisme. Na een halfjaar van regeren onder volmachtenwetten zal de kleurencode van groenen, socialisten, liberalen en christendemocraten, die op 17 maart aan de regering-Wilmes II het vertrouwen gaf, verder uitgekristalliseerd zijn.

Komt er dit najaar een doorstart van deze stemformule, dan vertrekt met zo’n Octopusregering onmiddellijk ook de Belgische regering van de laatste kans. Ze zal zonder Vlaamse parlementaire meerderheid een miljardenfactuur moeten torsen. Kan ze geen duidelijke recepten voor een krachtige sociaaleconomische relance voorleggen, dan is het enige overgebleven alternatief voor de ontevreden kiezer de communisten of Vlaams-nationalisten.

Decentraal denken

Terwijl het federale beleid voor onbepaalde duur op ijs is gelegd, hebben de regionale bestuursploegen wel alomvattende coalitieakkoorden afgesloten. Door hun compacte opstelling zijn ze beter gewapend om grote maatschappelijke uitdagingen aan te gaan. Ze opereren efficiënt, coherent, en zijn meer geschikt om een op maat gesneden beleid dicht bij de burger te voeren. Wat deze turbulente tijden ons alvast bijbrengen is dat een centralistische aanpak in vele gevallen niet haalbaar en ook niet wenselijk is. One size does not fit all. Daarvoor lopen de verschillende regionale realiteiten te sterk uiteen.

Regio’s horen onderling solidair te zijn en te blijven maar dan gebaseerd op transparante en objectieve criteria. Een goede wederzijdse verstandhouding is effectief haalbaar, sterker zelfs, de deelstaten weten elkaar beter te vinden. Het waren de regionale excellenties die, in tegenstelling tot de twijfelende federale concullega’s, in de eerste delicate fase van de gezondheidscrisis naar voren traden en doortastende maatregelen op tafel legden. Toen de minister-presidenten binnen de schoot van de Nationale Veiligheidsraad het hoge woord voerden, zaten de federale afgevaardigden er eerder bij in notarismodus.

Wie in de toekomst succesvol beleid wil voeren dient daarom dringend meer decentraal te gaan denken. De deelstaatregeringen steunen op solide parlementaire meerderheden. Ze zijn ons enige overgebleven politieke niveau dat over de nodige democratische legitimiteit beschikt om met volle kracht te besturen. Laat ons die koesteren en versterken zodat we stilaan de wansmakelijke federale deurenkomedie achterwege kunnen laten.

Lorenzo Terrière is doctoraatsonderzoeker en geeft les aan de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit Gent. Voorheen werkte hij o.m. op het kabinet van Defensie (N-VA).

Meer van Lorenzo Terrière
Commentaren en reacties