Discrediterende etiketten
Vorige week woensdag werd de 61e Arkprijs voor het Vrije Woord toegekend. En voor het eerst ging de prijs naar een Franstalige, namelijk. Philippe Van Parijs. Bart De Wevers ‘dikke vriend’ Pierre Mertens zou echter ook ooit in aanmerking zijn gekomen. U weet wel, de man die De Wever beschuldigt van negationisme. NIet meteen een houding die strookt met de voorwaarden voor de Arkprijs. Doorbraak-medewerker en Ark-jurylid Jean-Pierre Rondas licht toe.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement
Politieke en literaire prijzen zijn cadeaus-met-een-reden. Het gaat niet zomaar om een verjaardag waar je niks kan aan doen, het gaat om een verdienste die publiekelijk wordt geformuleerd. De ontvanger van de prijs glundert van de erkenning die hem te beurt valt. Maar de schenkers glunderen nog veel meer. Dat was tijdens de uitreiking van de recentste Arkprijs van het Vrije Woord niet anders. Door de Brusselse filosoof Philippe Van Parijs te eren, bekroonde het Arkcomité vooral zichzelf en zijn bestaansreden, het creëren van een vrije-woordomgeving.
Zowel de voorzitter van het comité, Mon Detrez, als de gelauwerde zelf hadden het over de minimale voorwaarden waaronder het democratische “debat” kan worden gevoerd, vormvereisten waardoor het pas mogelijk wordt dat strekkingen en kampen met elkaar in gesprek gaan. Volgens de voorzitter hoort men zich te onthouden van discrediterende etiketten (zoals linkse kerk, racisten, fascio’s, belgicisten), die niet meer zijn dan “drogredenen om elkaars mening te miskennen”. Je mag bijvoorbeeld, voeg ik er nu aan toe, niet iemand zonder meer van negationisme beschuldigen met de bedoeling hem te beschadigen in de huidige politieke discussie. Van Parijs maakte dan weer de bekende uitspraak van Voltaire tot de zijne, dat hij er alles aan zou doen om de vrijheid van anderen te verdedigen om dingen te zeggen waarmee hijzelf niet akkoord ging. Als voorbeeld gaf hij zelf eveneens het negationisme, de ontkenning van de holocaust.
Doordat nu de naam “Philippe Van Parijs” in het Arkjuweel gegrift staat, heeft de Ark ook heel concreet het communautaire debat overstegen, door voor het eerst in 61 jaargangen een man te bekronen die in de “Belgische nomenclatuur” als een Franstalige geboekstaafd staat. Een Franstalige die in zijn dankwoord de analyse had meegebracht die hij als achttienjarige scholier van Marnix Gijsens roman Joachim van Babylon had gemaakt, de roman die zelf de directe aanleiding was geweest voor de stichting van die Arkprijs 61 jaar geleden.
Toch heeft in 1996 een andere Franstalige Belg een serieuze kans gemaakt op de Arkprijs. Toevallig, zo vertelde een ondertussen overleden jurylid me ooit, haalde hij de laatste ronde niet. Met zijn roman Une paix royale – een soort ‘Verdriet van Brussel’ – probeerde Pierre Mertens een gooi te doen naar het zo benijde statuut van een Hugo Claus in Vlaanderen. Hij probeert daarin koning Leopold III bij de Franstaligen in ere te herstellen. Men zou kunnen aanvoeren dat hij daarmee op literaire wijze een Belgische verzoening had uitgeprobeerd, en dat hij daarom de Arkprijs verdiende. Het is de roman bij uitstek ook van de Brusselse belgitude, een concept waarmee Mertens zelf heel lang heeft geleurd.
Was de Arkprijs toen aan Mertens toegekend, dan zou ons dat nu hebben gespeten (ik ben zelf jurylid). Onlangs heeft hij namelijk alle voorwaarden om het democratische debat te kunnen voeren met voeten getreden. Op lichtvaardige wijze heeft hij Bart De Wever van negationisme beschuldigd, van een strafbare mening dus volgens de wet van 1995. Een criminalisering die hij als geloofwaardige kenner van de Belgische context liet verschijnen in de Parijse krant Le Monde. Nadien heeft hij die beschuldiging (résolument négationniste) bijgesteld door te verkondigen dat het weliswaar niet om de ontkenning van de Holocaust ging, maar om de onderschatting van het aandeel van de Antwerpse politie in de deportatie van Joden in 1943. De Wever had immers gewezen op de druk die de Duitse bezetter toen op deze politie uitoefende. Precies dit is het wat de Duitse historica Insa Meinen vorige week in Knack bevestigde. Ook zij meent dus “de verantwoordelijkheid van de Antwerpse politie te moeten onderschatten”. Waarop wacht Mertens om ook haar tekst te criminaliseren?
Ik kan niet anders dan dit gedrag toetsen aan die zo geroemde belgitude. Wat is dit eigenlijk voor belgitude, die de intern-Belgische strijd door middel van loze beschuldigingen en stemmingmakerij eerder aanwakkert dan verzoent? Wat voor belgitude is het die over de taalgrens spreekt als over een mur de betteraves? Wat voor belgitude is het die alles omvat behalve ook maar één Vlaams element (Mertens begrijpt geen gebenedijd woord Nederlands)? Mertens heeft zelf altijd gezegd dat hij in Brussel is blijven wonen “pour mener le combat de la francophonie” – blijkbaar om etiketten op de “Andere” te plakken. Onlangs stond hij op de planken van de KVS, maar dus niet in onze naam. Niet in de naam van een Arkprijs die dit jaar naar Philippe Van Parijs ging.
Categorieën |
---|
De laatste Amerikapodcast voor de presidentsverkiezingen: over een eekhoorn, vuilnis en slechte grappen.