JavaScript is required for this website to work.
post

Emmanuel de Bom: de vergeten culturele reus

Chris Ceustermans1/11/2018Leestijd 7 minuten

foto ©

Op 9 november is het 150 jaar geleden dat Emmanuel de Bom werd geboren. Een ode aan een ten onrechte vergeten culturele reus.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit jaar is het honderdvijftig jaar geleden dat schrijver-journalist Emmanuel de Bom (1868) werd geboren. Een halve eeuw lang was hij een van de belangrijkste Vlaamse culturele gangmakers en promotoren. In het gedruis van onder meer de Hugo Claus-herdenkingen werd deze humanist dit jaar helemaal vergeten. Een kleine ode aan een groot man.

Vroege jaren

Al enkele jaren sprokkel ik boeken en teksten van Emmanuel de Bom. Nog steeds blijft het me verwonderen hoeveel sporen zijn tragisch leven in de Vlaamse cultuur achterliet. Als zoon van een kleermaker uit een Antwerps gezin met negen kinderen, werd ‘Mane’ op zijn zeventiende klerk bij ”t Stad’. De gedreven en snuggere jongeman begon met mentors als Pol de Mont en Max Roosens al gauw in literaire tijdschriften en kranten te publiceren. Leergierig evolueerde hij heel snel van Hendrik Conscience naar een passie voor Russen als Tolstoj en Dostojewski en voor de baanbrekende Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen (De Wilde Eend, De Vijand van het Volk…).

Omdat zijn pogingen om ‘naturalistische’ rauwe zedenschetsen in tijdschriften als De Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle te publiceren, op een relletje uitliepen, droomde hij van eigen publicatiekanalen. (In die Dicht- en Kunsthalle werd De Boms romanfragment in allerijl door het sprookje ‘De prinses op de erwt’ van Andersen vervangen.)

Van Nu & Straks

Eigen kanalen zou hij vinden en welke! Toen De Bom in 1890 op een meeting van het Vlaams Taalverbond de hoogbegaafde Brusselse student August Vermeylen ontmoette, groeide daaruit het legendarische tijdschrift Van Nu en Straks (1893-1901). Dit fin-de-siècle-blad luidde de oerknal in van de moderne ‘Vlaamse’ literatuur. Legendes zoals Stijn Streuvels, Karel Van de Woestijne, Herman Teirlinck, Cyriel Buysse… danken de start van hun carrière aan Van Nu en Straks.

Het tijdschrift bleek een fascinerende mix van progressief anarchisme met veel respect voor bepaalde katholieke tenoren zoals de dichter Prosper Van Langendonck of de priester en Gezelle-promotor Hugo Verriest. Van Nu en Straks was bovendien Vlaamsgezind, zij het op een kritische wijze. In de tweede reeks (1896-1901), publiceerde Vermeylen het nog steeds relevante Kritiek der Vlaamsche Beweging, waarin hij pleitte voor een volksverheffende Vlaamse beweging, die niet alleen op de taalkwestie zou focussen maar ook op het sociale. Ook diens gevleugelde woorden: ‘Vlaming zijn, om Europeër te worden’, stammen uit dit tijdschrift.

Wrakken

In Van Nu en Straks publiceerde De Bom de novelle Wrakken (1898). Die staat bekend als de eerste Vlaamse psychologische stadsroman. Een schrijnende tekst over een uitzichtloze driehoeksverhouding tussen een vrouw en twee mannen die gedoemd zijn om eeuwig rond elkaar te drijven. Het boek is geïnspireerd door de intrieste liefdesrelatie die De Bom had met de Duitse, alleenstaande moeder Clara Gaesch.

Die cafézangeres van nogal lichte zeden probeerde in Antwerpse kabberdoes-kroegen bij het Falconplein te overleven. Ze zag in de empathische ‘Mane’ een reddingsboei. De Bom probeerde met haar iets op te bouwen, stak zich in de schulden, maar de familie en de goegemeente aanvaardden de relatie niet. In die tijd van anarchistische aanslagen werden ‘vreemdelingen’ als Gaesch door de Antwerpse politie bovendien nauwlettend in het oog gehouden, zo blijkt uit haar politiedossier. Clara Gaesch stierf in 1895 een ellendige dood. De hooggevoelige De Bom was vanaf dan nog kwetsbaarder.

Cultuurbemiddelaar

Dat persoonlijke drama weerhield ‘Mane’ er niet van om een belangrijke motor te worden van het culturele leven in Vlaanderen. De Bom was de eerste die omstreeks 1893 Ibsen in Vlaanderen introduceerde, met een boekje en via lobbywerk in theaters. Hij was de literaire mentor van Stijn Streuvels, tot deze hem na diens verpletterende debuut Lenteleven boven het hoofd groeide. Hij zorgde ervoor dat zijn andere boezemvriend, de armlastige Karel van de Woestijne, in 1904 bij het NRC aan de slag kon, waarbij de Bom intussen een bekend promotor van de Vlaamse cultuur in Nederland was.

In 1912 legde hij als bibliothecaris en motor achter de grote Conscience-tentoonstelling de fundamenten van wat in 1933 het Archief en Museum van de Vlaamsche Letterkunde (het huidige Letterenhuis) zou worden. Als stichter van het Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen was hij een van de grondleggers van het wetenschappelijke bibliotheekwezen in Vlaanderen. Kortom: De Bom was een motor van het Vlaamse culturele leven geworden. Maar dan troffen hem twee tragediën.

Tegenslagen

Er was de tragedie van zijn huwelijk met de elf jaar jongere Nora Aulit. Hun relatie begon romantisch en veelbelovend. Het echtpaar liet een prachtig ‘Huis ten Heuvel’ in Kalmthout bouwen. Door kinderloosheid, ziekte (tbc) en uiteindelijk door een almaar erger wordend godsdienstfanatisme van Nora liep het uit op een slopende nachtmerrie.

Daarnaast was er de tragedie van de Eerste Wereldoorlog. De links-liberale De Bom was zoals de meeste intellectuelen en schrijvers uit die tijd – ongeacht of ze links of rechts waren – een overtuigd voorvechter van de Vlaamse ontvoogding. Al in 1895 geraakte De Bom in moeilijkheden toen hij voor de burgerwacht op het oefenplein in Wilrijk weigerde zijn rangnummer vier in het Frans naar de officier te roepen. Hij bleef ‘vier’ herhalen in de plaats van ‘quatre’. Tot hij veroordeeld werd tot een boete die hij niet betaalde en daardoor tot een korte gevangenisstraf waarbij hij een Frans wijntje en een Franse editie van Don Quichotte in de cel meenam. Zelfs dat boek werd hem verboden… Dit alles lokte zo veel politieke reacties uit en zelfs een betoging van duizenden mensen waardoor de burgerwacht al gauw zou worden ‘vervlaamst’, althans op wetgevend niveau. De taalwet van Flor Heuvelmans uit 1897 werd na goedkeuring ervan echter nog vele jaren aan militaire laarzen gelapt.

Activisme?

De worsteling en schisma’s van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog verscheurden het leven van de al erg emotionele De Bom. Als Antwerps hoofdbibliothecaris en cultureel gangmaker kende hij vele activisten zoals zijn joodse collega Marten Rudelsheim. De Bom hield afstand van het politiek activisme. Maar in tegenstelling tot zijn Brusselse Van Nu en Straks-vrienden die iedere vorm van samenwerking met de Duitsers afwezen, tekende de soms onbesuisde De Bom samen met vele honderden anderen de petitie om van de Duitsers een Nederlandstalige universiteit in Gent te eisen – een aanslepend Vlaamse strijdpunt. Hij radicaliseerde tot een ‘culturele activist’ en stak ook zijn solidariteit met de in 1916 door de Belgische staat ontslagen dichter-leraar René De Clercq niet onder stoelen of banken.

Dit en twee erg Flamingante artikelen naar aanleiding van de 11 juli-vieringen van 1916 en 1917 in de Nieuwe Rotterdamse Courant (NRC), een voor de Fransgezinden als ‘anti-Belgische’ krant, maakte dat De Bom na de oorlog, in tijden van opgewonden afrekeningen en anti-Vlaamse hetze, door een francofiel, liberaal Antwerps stadsbestuur werd ‘gedefenestreerd’. Hij verloor niet alleen zijn ambt, maar ook zijn pensioenrechten. Van de ene dag op de andere was hij berooid. Zijn collega-bibliothecaris Marten Rudelsheim, die wel de kaart van het politiek activisme trok, zou zelfs in de gevangenis sterven wegens gebrek aan medische verzorging.

Na de Oorlog

Emmanuel de Bom die geen openlijke partij had willen kiezen en voor begrip pleitte, voelde zich door vele oude kameraden compleet in de steek gelaten. Zijn Brusselse Van Nu en Straks-vrienden negeerden hem jarenlang. Ook de fragiele Nora kon hem weinig steun bieden. Ook een lange brief van De Bom aan koning Albert I had geen gevolg. De Bom overwoog om met de hulp van de Nederlandse uitgever Leo Simons naar Nederland te emigreren en opnieuw te beginnen of zelfs om zelfmoord te plegen.

De loyale Stijn Streuvels kreeg hoogte van De Boms zelfmoordideeën en schakelde de socialist Camille Huysmans in die er prompt voor zorgde dat De Bom bij De Volksgazet over literatuur en kunst kon schrijven. Uitgever en specialist van de Vlaamse Beweging Leo Simons regelde dan weer dat De Bom de literaire reeks Vlaamsche Bibliotheek bij de Wereldbibliotheek kon samenstellen. Zo werd De Bom in 1920 voor rekening van Simons uitgever van De Witte van Ernest Claes, die hem daarvoor levenslang dankbaar bleef.

Langzaam keerde het lot. Vanaf de begrafenis van de poète maudit Prosper Van Langendonck (‘wat heb ik in uw diepten al gesmacht, gebeden en verzucht…’) eind 1920 en de begrafenis van Karel Van de Woestijne, verzoenden zijn oude Brusselse vrienden zoals August Vermeylen en Alfred Hegenscheidt zich met De Bom. Na 1926 wordt De Bom door de stad Antwerpen zelfs in ere hersteld als hoofdbibliothecaris nadat Leopold Jacobs, zijn opvolger, plots was overleden. Tijdens die laatste rechte lijn van zijn beroepsleven liet hij een frisse wind door het bibliotheekgebouw aan het Conscienceplein waaien: de oprichting van een publiekstijdschrift, publiekstentoonstellingen over schrijvers zoals Cyriel Buysse… En zijn oude roman Wrakken werd in 1938 heruitgegeven als een van de eerste eigen producties van de toen prille uitgeverij Manteau.

Nadagen met Gilliams

In de herfst van zijn leven werd de oude De Bom de boezemvriend en steunpilaar van de jonge schrijver Maurice Gilliams. En voor het eerst in vijftig jaar (!) werkte hij tijdens de Tweede Wereldoorlog, aangespoord door Gilliams, een roman af: Het land van Hambeloke (1946). Literair is dat  onder het V-bommen-afweergeschut geschreven boek minder geslaagd. Maar deze zwanenzang is een boeiende etnografische evocatie van het leven in de Antwerpse Sint-Jacobswijk in de negentiende eeuw.

De vriendschap met Maurice Gilliams of met zijn hartsvriendin Emma Léonard, zus van de beeldend kunstenaar Jos Léonard, had De Bom tijdens zijn laatste levensjaren heel hard nodig. Van zijn eigen huwelijk bleef slechts een geraamte overeind. Vrouw Nora maakte door godsdienstfanatisme ‘Huis ten Heuvel’ tot een kille, onverwarmde ruimte waar ‘versterving’ centraal stond. Alleen af en toe konden ze zich warmen aan herinneringen uit vervlogen romantische jaren. Op 14 april 1953 stierf De Bom in schamele omstandigheden door een aandoening die geneesheren wellicht hadden kunnen overwinnen. De geestelijken, die Nora steeds meer wisten te manipuleren en uit waren op de erfenis, leken een stokje voor ziekenhuisopname te steken. Ambulanciers kregen geen toegang tot de woning.

De Boms erfenis

Nadat in 1955 ook Nora stierf, werd de plaatselijke ‘De Parochiale Werken van de dekenij van Essen’ erfgenaam van het echtpaar. Die ‘Parochiale Werken’ van Essen’ besloot omwille van pecuniaire redenen in 1958 het gigantisch literair erfgoed van De Bom plots per opbod te verkopen, ook diens intieme boodschappen aan Nora. Gelukkig kon de stad Antwerpen, via Ger Schmook, een opvolger van De Bom bij Antwerpse bibliotheken, de belangrijkste brieven die een stuk Vlaamse culturele geschiedenis vormen tijdens die pijnlijke openbare verkoop aanschaffen. In het Letterenhuis rusten vele duizenden brieven en nota’s van De Bom. Zijn correspondentie met Streuvels, Gilliams en Van de Woestijne werd gebundeld en uitgegeven.

De Boms leven incorporeert de Vlaamse verscheurdheid en de moeizame zoektocht van de moderne Vlaming na Conscience. Zijn leven lijkt de Vlaamse culturele en politieke geschiedenis op mensenmaat. Hij symboliseerde bovendien een verdraagzaamheid voor diverse levensbeschouwingen, die vandaag zeldzaam lijkt, zowel aan linker- als rechterzijde. De Bom zette zijn schouders onder projecten zoals Van Nu en Straks, waar een breed humanistisch spectrum, van conservatief tot zeer links, welkom was.

Kleine reus

Vandaag lijken termen als ‘verdraagzaamheid’ of ‘sociaal’ vooral pluimen waarmee men zich tooit. Opportunisme en leeg moralisme zijn de norm, ook in ‘culturele kringen’. Met open geest bracht De Bom zijn humanistische idealen in de praktijk. Het is dan ook jammer dat culturele instanties, waarvoor De Bom zelf de fundamenten heeft gelegd, weinig aandacht lijken te hebben voor de honderdvijftigste verjaardag van De Boms geboorte. Is het trouwens niet hoog tijd dat de stad Antwerpen een straat of een fraaie zaal naar De Bom vernoemt? Als er een kleine reus is die dit verdient, is het ‘Mane’ de Bom.

Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.

Meer van Chris Ceustermans
Commentaren en reacties