JavaScript is required for this website to work.
post

Extreemrechtse molensteen

Dirk Rochtus15/12/2012Leestijd 3 minuten

Weer woedt er in Duitsland een debat over de vraag of de extreemrechtse Nationaldemokratische Partei Deutschlands (NPD) al dan niet moet worden verboden. Het is van in de jaren ’50 geleden dat het Grondwettelijk Hof in Karlsruhe nog partijen verboden heeft, namelijk de neonazistische Sozialistische Reichspartei (SRP) in 1952 en de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) in 1956. De Bondsrepubliek Duitsland ziet zichzelf als een ‘streitbare Demokratie’. Haar oprichters legitimeerden de strijd tegen het extremisme zowel van links als van rechts vanuit de herinnering aan de teloorgang van de Weimarrepubliek (1919-1933).

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Afwijzing

Een partijverbod is een heikele zaak. Het volstaat niet dat een partij een extremistische houding tentoonspreidt. Ze moet ook blijk geven van een ‘agressieve strijdretoriek’ tegen de ‘freiheitlich-demokratische Grundordnung’ van de Bondsrepubliek. De vraag blijft of de democratie niet sterk genoeg moet zijn om een partij met een verwerpelijk gedachtegoed uit te zweten.
In 2001 hadden Bondsregering, Bondsdag (het federale parlement) en Bondsraad (de deelstatenkamer) de handen in elkaar geslagen om een procedure op te starten tegen de NPD. Het Bundesverfassungsgericht, het Grondwettelijk Hof dat zetelt in Karlsruhe, verwierp in 2003 de aanvraag omdat het bewijsmateriaal ‘geïnfecteerd’ was door zogenaamde ‘V-Leute’, die als informanten binnen de NPD opereren voor de Verfassungsschutz, de binnenlandse veiligheidsdienst. Die afwijzing om formele redenen betekende een zware klap voor de indieners van de aanvraag. Daarna werd het stil. In november 2011 geraakte bekend dat een groepje rechts-extremistische terroristen onder de naam Nationalsozialistischer Untergrund (NSU) tien jaar lang ongehinderd een bloedspoor van moorden op Duitse Turken had getrokken door Duitsland. De link met de NPD was vlug gelegd of althans met het geestelijke klimaat van extreemrechtse terreur dat deze partij in de hand zou werken. Gauw weerklonk de roep om een verbod.

Molensteen

De veiligheidsdienst toog aan het werk om een dossier aan te leggen waaruit het antidemocratische en agressieve karakter van de NPD moest blijken. Op basis van het materiaal, – een dikke 1000 bladzijden aan citaten en verwijzingen naar acties van de NPD die haar vijandigheid tegenover de constitutionele orde moeten aantonen -, zijn de ministers-presidenten van de Duitse deelstaten vorige week donderdag (6 december) akkoord gegaan om de Bondsraad op 14 december een verbodsprocedure tegen de NPD op te laten starten.

De Bondsregering aarzelt om zich daarbij aan te sluiten. De NPD hangt als een molensteen om haar nek. Natuurlijk zou de regering niets liever willen dan dat de NPD verboden wordt, maar wat als Karlsruhe de aanvraag weer als onontvankelijk verklaart om procedurele redenen? De deelstaten zeggen dat er geen V-Leute betrokken waren bij het verzamelen van het belastende materiaal, maar een waterdichte garantie willen ze niet geven. Het is ook niet ondenkbaar dat het Hof het niet nodig acht een partij te verbieden die met 1 à 2 % van de stemmen amper iets voorstelt. Alleen in de Oost-Duitse deelstaten Sachsen en Mecklenburg-Vorpommern is de NPD over de kiesdrempel van 5% geraakt. Maar in de parlementen van die twee deelstaten bakt ze er niet veel van. Waar ze wel in ‘uitmunt’ is provocatie, bijvoorbeeld door ostentatief op te stappen wanneer er in het parlement een herdenking van de slachtoffers van de Holocaust plaatsvindt. Kortom, de NPD vormt als deelnemer aan het politieke spel geen directe bedreiging voor de democratie. Karlsruhe zou kunnen oordelen dat een verbod niet loont. Dan zou de Duitse regering voor de tweede keer geblameerd zijn. Zelfs als Karlsruhe een verbod uitspreekt, kan de NPD nog naar het Europese Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg trekken. De rechters daar laten zich leiden door de vraag of een partij verhoudingsgewijs een onmiddellijk gevaar vormt voor de staat. De zwakke kiesresultaten van de NPD lijken die vrees niet bepaald te bevestigen.

Aandacht

Een verbodsprocedure is dus riskant. Bovendien komt ze de NPD niet ongelegen. Het debatteren over haar bestaansrecht schrikt potentiële kiezers uit het bredere rechtse veld af. Een partij zonder perspectief komt niet erg aanlokkelijk over. Een verbodsprocedure echter katapulteert de NPD in het centrum van de grote politiek, creëert zo overmatige aandacht en kan zelfs gevoelens van ‘solidariteit’ met de partij in kwestie opwekken als ze zichzelf een martelaarsrol weet aan te meten.
Sommige analisten zeggen dat je wel een partij kan verbieden, maar niet haar ideologie uit de hoofden kan halen. Als de NPD verboden wordt, trekken haar leden en kiezers naar andere extreemrechtse of rechts-populistische partijen zoals ‘Die Rechte’ en ‘Pro NRW’. Of erger nog, een aantal NPD-activisten voor wie dat alternatief te ‘soft’ is, duikt gewoon de ondergrond in waar er nauwelijks nog controle door de staat mogelijk is. Andere deelnemers aan het publieke debat verdedigen een verbod op morele gronden: het zou niet mogen dat een partij als de NPD haar extreemrechtse, antidemocratische en racistische denkbeelden met overheidsgeld (partijfinanciering) verspreidt. Het zou in die optiek een morele plicht zijn de NPD te verbieden.

Symbolisch

De deelstaatregeringen verdedigen een partijverbod als duidelijk signaal dat een partijpolitiek vertaalde vijandigheid tegenover de grondbeginselen van de democratie niet door de beugel kan. In ieder geval kunnen ze niet terug. Ze moeten naar Karlsruhe of ze verliezen hun gezicht. De Bondsregering onder kanselier Merkel beslist pas in het eerste kwartaal van 2013 of ze zich daarbij aansluit..

Samengevat: een verbod van de NPD levert institutioneel gezien geen voordelen op – de partij vormt geen directe bedreiging en haar harde kern zou andere vormen van engagement kunnen zoeken die aan het waakzame oog van de staat ontsnappen. Als er al een verbod komt, heeft het enkel een symbolisch nut. Dat vindt ook 66 % van de burgers. Geen toeval dat de roep om een verbod net opgestegen is nadat de moordpartijen van de NSU aan het licht waren gekomen, een dramatisch gegeven waarbij de veiligheidsdienst gefaald had in zijn opdracht, namelijk de samenleving beschermen tegen extremisme en terrorisme.

Dit artikel verscheen ook op deredactie.be

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties