JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Financieringswet drijft Wallonië in het nauw, maar creëert hefboom voor Vlaanderen

Paul Becue24/1/2023Leestijd 4 minuten

foto © Deutsche bundesbank

Een Serv-studie toont dat vanaf 2024 Franstalig België financieel in nog nauwere schoentjes komt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De bijzondere financieringswet regelt de federale dotaties naar de gemeenschappen en de gewesten, en bepaalt welke belastingen de gewesten kunnen heffen. De wet dateert uit 1989, maar ze werd bij de Zesde Staatshervorming van 2011 grondig aangepast. Ze vormde samen met de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde het stokpaardje van deze hervorming. De kwestie is echter erg ingewikkeld, slechts weinigen kennen er het fijne van.

Verantwoordelijk beleid

Er werd een nieuwe regeling uitgewerkt die verantwoordelijk beleid moest belonen. De regio’s die een hoger aandeel in de personenbelasting hebben, krijgen meer terug via dotaties en worden dus beloond. Dat komt vooral Vlaanderen ten goede dat in 2019 quasi 64,1 procent van de Belgische personenbelasting voor haar rekening nam, terwijl het slechts 57,7 procent van de totale bevolking telt. Daarnaast kregen de gewesten met de uitbreiding van de regionale opcentiemen in de personenbelasting ook meer fiscale autonomie.

Het gevolg is dat alle gemeenschappen en gewesten geleidelijk aan minder geld ontvangen in verhouding tot het bruto binnenlands product (bbp). Op die wijze dragen de deelstaten bij aan de vergrijzingskosten, die tot nu toe vooral ten laste van de federale overheid kwamen met de pensioen- en gezondheidsuitgaven. De Vlaamse Beweging dringt al lang aan op een splitsing van de sociale zekerheid, maar de Franstaligen weigeren, omdat ze daardoor in financiële ademnood zouden komen. Cliëntelisme onder de hoede van vooral de PS viert hoogtij. Om daar iets aan te doen, werd in 2011 beslist bepaalde dotaties in te houden. Zo betalen de deelstaten onrechtstreeks meer voor de pensioenen van hun ambtenaren.

Overgangsmechanisme

De aangepaste financieringswet trad in werking in 2015, maar bleek vooral nadelig te zijn voor Franstalig België. Vlaanderen wilde echter nog tien jaar solidair zijn met de Franstalige landgenoten. Om die reden werd een overgangsregeling uitgewerkt, waardoor Brussel en Wallonië gedurende tien jaar de tijd kregen om via een aangepast beleid de schade te beperken. Verliezende regio’s krijgen een compensatie voor hun dalende dotaties, terwijl het zogenaamde positieve saldo dat winnende regio’s zouden krijgen (i.e. Vlaanderen) afgeroomd wordt.

Het bedrag werd in 2015 vastgelegd, zodat de regio’s niets meer of minder zouden krijgen, en dat blijft constant tot en met 2023. Brussel kreeg nog bijkomende dotaties van de andere twee gewesten ter compensatie van de dagelijkse stroom aan pendelaars naar de hoofdstad. Het gevolg is dat ieder jaar Brussel en het Waals Gewest tijdens de overgangsperiode respectievelijk 100 miljoen en 600 miljoen euro meer krijgen dan waar ze recht op zouden hebben binnen de nieuwe context. Vlaanderen krijgt 300 miljoen euro minder. Maar vanaf 2025 bouwt de wet het compensatiebedrag lineair af, totdat het in 2039 volledig uitdooft.

Verdienste Beke

We hebben er al herhaaldelijk op gewezen dat de Franstaligen sluwe onderhandelaars zijn, maar met de nieuwe financieringswet hebben ze toch het onderspit moeten delven. En dat is op de rekening van Wouter Beke te schrijven, die tijdens de coronacrisis wel wat van zijn pluimen verloren heeft en zelfs ontslag moest nemen als Vlaams minister van Volksgezondheid.

Beke was in 2011 CD&V-voorzitter en loste Bart De Wever af voor de onderhandelingen rond een nieuwe staatshervorming. Hij kreeg er toen veel kritiek voor. Om hem toch over de streep te trekken was formateur Di Rupo echter bereid concessies en een diepgaande staatshervorming met aangepaste financieringswet te aanvaarden.

Studie Serv

Vanaf 2024 zullen de overdrachten vanuit de federale overheid naar de gewesten wel nog toenemen in absoute termen, maar relatief gezien zullen ze dalen. In 2039 zou de geleidelijke (relatieve) afbouw van de compensatiebedragen, die in 2024 begint, gedaan zijn. Alle gewesten en gemeenschappen ontvangen nu samen 58,55 miljard euro door de financieringswet, of omgerekend 11,54 procent van het bbp. In 2039 is dat 0,47 procent van het bbp lager. In geldwaarden van 2021 zou het om 2,36 miljard euro minder gaan. We willen immers opmerken dat de referentie voor de cijfers de waarde van 1 euro in 2021 is, om de effecten van de inflatie te neutraliseren.

De Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (Serv) berekende dat de Waalse overheid haar financiering tot 2039 geleidelijk ziet dalen met meer dan tien procent. De inkomsten van Brussel groeien tegen 2039 maar met negentig procent van het bbp mee, en die van de Waalse overheid met 91,4 procent. Wat die Waalse overheid betreft, wordt vooral het Waals Gewest getroffen. Het moet immers tegen 2039 een daling van de inkomsten met twaalf procent van het bbp ondergaan, terwijl dat voor de Frans Gemeenschap acht procent zou zijn. Voor het Waalse gewest zou het, op basis van de geldwaarde anno 2021, gaan om een kleinere inkomst van bijna 1 miljard euro. Voor de Franse Gemeenschap om bijna 700 miljoen euro  per jaar. Wallonië verliest dus 1,7 miljard euro per jaar.

Brussel en Vlaanderen

Brussel is er volgens de Serv niet beter aan toe. Verhoudingsgewijs zou de daling van de inkomsten er zelfs nog groter zijn dan in Wallonië. Voor Vlaanderen geldt het omgekeerde: daar de financieringswet goed presterende regio’s beloont, krijgt Vlaanderen vanaf 2039 elk jaar 170 miljoen euro meer dan in vergelijking met het overgangsregime. De inkomstengroei volgt zo voor bijna honderd procent het bbp.

Dat gaat ook een invloed hebben op de ontvangsten per hoofd van de bevolking. Op het ogenblik zijn die ontvangsten uit dotaties nog gelijk: 5.045 euro per capita in Vlaanderen en 5.033 euro voor Wallonië. Maar in 2039 zou er een voordeel van 234 euro (geldwaarde 2021) zijn in het voordeel van de Vlamingen.We moeten er nog wel aan toevoegen dat de gemeenschappen meer middelen krijgen door de toenemende vergrijzing, die zich harder laat voelen in Vlaanderen. Door de snellere groei van het aantal tachtigplussers krijgt het meer geld voor de ouderenzorg. De andere gemeenschappen hebben daarnaast ook minder inkomsten omdat het aantal kinderen en jongeren in verhouding daalt, waardoor ze de komende jaren relatief minder dotaties krijgen.

Rampzalige financiële toestand

Men kan zich afvragen of die vermindering van de dotaties met 0,47 procent tegen 2039 niet schromelijk overdreven wordt. Men gaat van 11,54 procent van het bbp naar 11,07 procent. Maar voor Franstalig België is het de druppel die de emmer water nog verder doet overlopen. De Waalse schuld bedroeg in 2021 31,5 miljard euro, of 26,7 procent van het bruto regionaal product (brp) en 240,4 procent van haar inkomsten.

Maar ook de Franse Gemeenschap en Brussel torsen elk nog een schuld van rond de 10 miljard euro die respectievelijk 102 en 230 procent van hun inkomsten bedraagt. En dat zal niet gemakkelijk veranderen door de jaarlijkse begrotingstekorten: 3,7 miljard euro voor het Waalse Gewest in 2021, 1,5 miljard euro voor Brussel en 0,9 miljard euro voor de Franse Gemeenschap. Als daar 1,7 miljard euro bijkomt voor de Waalse overheid, dan is dat rampzalig.

De Vlamingen moeten deze benarde financiële toestand in Franstalig België gebruiken om over te gaan tot structurele en duurzame hervormingen bij de onderhandelingen, zoals het doen verdwijnen van het Vlaams democratisch deficit, het opheffen van allerhande blokkeringsmechanismen in de grondwet, het creëren van financiële responsabilisering voor de regio’s, verregaande autonomie voor de regio’s, … Dat is een momentum om Vlaamse welvaart voor de toekomst te verzekeren.

Paul Becue is lic. Rechten, TEW en Diplomatieke Wetenschappen. Hij heeft een lange ervaring in de financiële sector. Zijn boeken over kredietverzekering gelden als de referentie. Hij is algemeen voorzitter van de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) en voorzitter OVV.

Commentaren en reacties