Gerechtelijke achterstand sleept al jaren aan: hoe staan we ervoor? (Deel 1)
Hof van assisen, Brussel.
foto © Belga Image
Justitie kampt met een enorme gerechtelijke achterstand. Aan hervormingen geen gebrek, maar leiden die ook tot meer efficiëntie?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementJustitie kampt al sinds jaar en dag met een enorme gerechtelijke achterstand. Aan hervormingen geen gebrek, maar leiden ze wel tot meer efficiëntie? Objectieve gegevens om dat te controleren zijn er immers niet… In dit eerste deel wordt een belangrijk onderzoek van de UGent besproken, om vervolgens in het tweede stuk terug te koppelen naar de huidige situatie.
‘De burgerlijke rechtspleging zal grondig worden hervormd met als doel de burgerlijke procedures voor de hoven en rechtbanken efficiënter, minder omslachtig en sneller te laten verlopen.’ Die vurige wens werd in 2015 nog opgenomen in de algemene beleidsnota van de Kamer.
Verloren vertrouwen
Niet lang na het uitbrengen van die veelbelovende beleidsnota, bleek uit de jaarlijkse Justitiebarometer dat maar liefst 92 procent van de Belgische bevolking vond dat een rechtszaak veel te lang duurt. Lange duur zorgt voor minder rechtszekerheid, en een gat in de maatschappelijke portefeuille. Nochtans is de wetgever door onder meer het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verplicht om een proces te garanderen binnen een redelijke termijn. Een afstraffing van hogerop is er echter niet.
Bovendien kwam uit een onderzoek van de Katholieke Universiteit Leuven en uitgeverij Wolters Kluwer naar voren dat maar 46,4 procent — u lees het goed, minder dan de helft — van de burgers vindt dat een zaak gemakkelijk voor de rechtbank kan komen. Dat onderzoek dateert van enkele jaren geleden weliswaar, al zou het me sterk verbazen mocht dat getal vandaag zijn verdubbeld.
Is er wel achterstand?
Of er in België eigenlijk wel een gerechtelijke achterstand is, is volgens een onderzoek van de UGent in 2017 afhankelijk van de definitie van het begrip zelf. Doordat vaak verschillende definities en werkwijzen worden gebruikt, ontstaat onduidelijkheid rond het onderwerp, een excuus dat door politici — waaronder onze eigen minister van Justitie — handig wordt aangewend om te concluderen dat de achterstand vandaag niet te meten valt.
Zo antwoordde Vincent Van Quickenborne (Open Vld) op de vragen van parlementslid Caroline Taquin (MR) het volgende. ‘In het verleden werden verschillende definities en criteria gehanteerd. Daardoor is er geen eenduidig zicht op de gerechtelijke achterstand.’ Om aan die doodlopende weg te ontsnappen, wordt gerechtelijke achterstand in het Gentse onderzoek gedefinieerd als de tijd die nodig is om alle bestaande rechtszaken af te handelen, mochten er vandaag geen nieuwe bijkomen.
De UGent focuste zich op rechtszaken in de periode van 2009 tot 2015. Er valt af te leiden dat vooral de arbeidshoven het vrij goed deden toen. Ook blijkt dat de cijfers van politierechtbanken — vooral bevoegd voor verkeersmisdrijven — sterk veranderen, afhankelijk van hun geografische locatie. De vredegerechten, de ‘laagste’ rechtbanken, zagen hun achterstand gestaag stijgen. Ook de hoven van beroep hinkten met ongeveer twee jaar achterop. Maar over het algemeen bewandelden de gerechten het goede pad en zou de situatie op termijn verbeteren, al kwamen de cijfers nog lang niet in de buurt van de ‘een jaar per aanleg-doelstelling’ van toenmalig minister van Justitie, Koen Geens (CD&V).
Hervorming?
De wetgever heeft al verschillende keren geprobeerd de procesregels te veranderen, om zo een efficiënter procesverloop te bewerkstelligen. Zo zette men in op hogere productiviteit en betere kwaliteit wanneer het ging om gerechtelijke organisatie. Concreet gebeurde dat in 1985 al door de alleenzetelende rechter in te voeren. Vanaf toen kon een rechter in zijn eentje zaken behandelen. In januari 2016 werd die eenzame rechter de regel, eerder dan de uitzondering.
Ook in het procesrecht werden maatregelen doorgevoerd. Beleidsvoerders streven daarbij vooral naar een gedepolitiseerde justitie, een kwalitatief hoogstaand magistratenkorps, doorgedreven specialisatie en een verzelfstandigde rechterlijke orde. De belangrijkste procesrechtelijke hervormingen vonden plaats in 1992, 2007 in 2015 en 2016.
Statistieken
Hervorming na hervorming dus, maar of die allemaal positieve effecten teweegbrachten is onduidelijk. Vaak zijn de hervormingsideeën goed, maar mist het uitvoeringseffect. Hoe dat komt, is volgens de Gentse onderzoekers simpel. Wil de wetgever een goede hervorming doorvoeren, dan moet hij een idee hebben hoe een proces verloopt en waar de problemen zich stellen. En daarvoor heeft hij statistieken nodig, maar die zijn er in België helaas zeer beperkt beschikbaar… Vorig minister van Justitie Koen Geens erkende dat: ‘Het is in dit debat (over de Potpourri-wet; nvdr) niet steeds gerechtvaardigd een intuïtief uitgangspunt in te nemen. Het feit dat er in België weinig juridische statistieken beschikbaar zijn is daar evenwel niet vreemd aan.’ En toch ging hij zelf ook voort op de beperkte statistieken om de eerste Potpourri-wet te analyseren.
Al is niet alles kommer en kwel. Er vallen ook positieve vaststellingen te doen. In 2009-2015 zagen we dat echtscheidingszaken en beslagzaken sterk in aantal daalden. In tegenstelling tot de geschillen waarin de overheid deelneemt, want die namen toe. De globale evolutie van de gerechtelijke achterstand echter, was in die periode positief. Nemen we de gemiddelde procesduur onder de loep, dan blijkt dat burgerzaken gemiddeld langer dan twee jaar duren. Is de overheid betrokken in een proces, loopt dat getal nog minstens met een half jaar op. In familie- en jeugdzaken ligt het gemiddelde volgens de bestaande cijfers ergens tussen één en twee jaar. Maar of dat beeld betrouwbaar is, is twijfelachtig.
Koek en ei
Wat nog opvalt is een daling van het aantal onderzoeksmaatregelen. Dat zijn bevelen die de rechter geeft in een speurtocht naar bewijs, bijvoorbeeld een huiszoeking of telefoontap. Dat de hoeveelheid onderzoeksmaatregelen daalt, wil echter niet zeggen dat alle wettelijke proceshervormingen succesvol waren. De Gentse onderzoekers stellen immers dat als een rechter in eerste aanleg te weinig onderzoeksmaatregelen kan bevelen, hij de waarheid moeilijker kan achterhalen en er dus veel meer beroepsprocedures worden aangespannen.
Te concluderen valt dat in overheidsgeschillen het aantal lopende zaken toenam en de gemiddelde duurtijd veel hoger ligt dan in andere rechtszaken. ‘Daarnaast is België één van de schaarse landen in Europa die amper data kan aanleveren met betrekking tot de performante werking van haar justitieapparaat’, aldus de onderzoekers. Nochtans bewezen analyses van het Council of Europe European Commission for the efficiency of justice (CEPEJ) dat ‘slechte’ wetten en weinig justitiegeld leiden tot lange processen.
‘De wetgever slaat in het wilde weg naar de gerechtelijkeachterstandpiñata met zijn procesrechtelijke hervormingen. De oorzaak is eenvoudig. Omwille van de geringe gerechtelijke statistieken moet de wetgever afgaan op zijn buikgevoel. De bal ligt in het kamp van de wetgever wiens keuze ongetwijfeld bemoeilijkt wordt door de budgettaire nood. Ofwel blijft hij blindelings slaan op de gerechtelijke achterstand-piñata, hopend dat deze zal breken, maar evengoed bijdragend tot een regressie van de bestaande toestand. Ofwel kiest hij voor een duurzame wetsevaluatie, zal zijn blinddoek beetje bij beetje afvallen en kan hij steeds gerichter optreden tegen de gerechtelijke achterstand… tot de piñata op de grond valt’, klinkt het besluitend.
Deel 2 over de huidige gerechtelijke achterstand en de al jarenlange schreeuw om hulp volgt morgen.
Categorieën |
---|
Wannes is eindredacteur en journalist. Hij werkt sinds 2021 mee aan Doorbraak.
‘Mijn Charleroi’ van Pascal Verbeken is ons boek van de week. Koop het nu tegen een voordeelprijs!
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.