Giorgio Agamben over corona en onze samenleving
Lessen van een Italiaans filosoof
Mussini, de Triomf van de Waarheid
foto © Reporters
Deze crisis leert ons vele dingen die we al wisten. Een onbekwame overheid verschuilt zich achter de wetenschap met het wapen van de angst.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe coronamaatregelen beginnen te wegen, mensen reageren steeds minder gedisciplineerd, de overheid verliest zich in simplistisch crisismanagement, ontkent het fenomenale beleidsfalen, verschuilt zich achter de technocratie en de democratie wordt –in de mate dat het nog kan- de nek helemaal omgedraaid.
Welkom in de wereld van Giorgio Agamben. Deze zwaar miskende Italiaanse filosoof trekt al decennia van leer tegen de overheid zoals we die kennen en tegen de liberale democratie die ze in stand houdt.
De liberale parlementaire democratie
Agamben en de westerse liberale parlementaire democratie, het is een relatie die al lang onder druk staat. Het is niet voor niets dat de Sloveense filosoof Slavoj Žižek het werk van Agamben ooit samenvatte als ‘een christendom zonder god en een communisme zonder leiders’.
In het kielzog van Martin Heidegger en Walter Benjamin concludeerde Agamben in zijn Homo Sacer dat we in dit politieke systeem het ‘mens-zijn’ zijn kwijtgeraakt. Of meer precies: we zijn alleen nog lichamen en hebben verloren wat ons tot mens maakt. Of zoals Aristoteles het onderscheid maakte tussen het ‘zoë’ (het biologische leven of het naakte leven) en het ‘bios’, het leven van het politieke subject.
Ongezonde controledrift
Agamben doelde daar in eerste instantie mee op de mensen die buiten de rechtsorde vallen zoals de dakloze of de migrant. Dat je burgerrechten en mensenrechten laat samenvallen in de handen van de overheid betekent dat je een deel van je essentiële zijn nu laat invullen door een ander, wiens wetten je nodig hebt om je eigen bestaan te valideren. Het verlies aan vrijheid en menselijke waardigheid die structureel verdwijnen in het postmoderne zwarte gat baart hem zorgen.
Maar de basispremisse (zoals toegepast op daklozen of immigranten) is transponeerbaar: we verliezen allen ons recht ‘op rechten’. En zo worden we allemaal buitenstaanders ten opzichte van onze eigen (natie)staat. Ons doen en laten wordt ingeperkt, de stem van mensen is reeds lang geen factor van belang meer, en ongezonde controledrift toont de onderliggende dynamiek tussen staat en ordehandhavers enerzijds en de burger anderzijds. Zo betoogde ook Agamben toen de pleuris uitbrak in februari in zijn thuisland. Maar weinigen luisterden.
Nadenken is blijkbaar niet vanzelfsprekend
Het doet me terugdenken aan de finale brief die Dr. Michael Burry, de manager van de investeringsmaatschappij Scion Capital schreef nadat hij obscene winsten maakte voor zijn investeerders door tegen de Amerikaanse onroerendgoedmarkt te investeren in de aanloop naar de financiële crisis van 2008. Dat was nog nooit gedaan, en hij werd overspoeld door rechtszaken aangespannen door investeerders. Het werd verfilmd in The Big Short (zie hier voor de desbetreffende passage). Daarin klaagt hij — nadat het succes van zijn strategie gebleken is — het onvermogen, in casu van zijn investeerders, aan om zelf na te denken op basis van feiten en gegevens (zoals hij die aan hun had gepresenteerd).
De mens is op zoek naar autoriteit, niet op basis van feiten, gegevens, en resultaten, maar op basis van wat goed aanvoelt. Liever laat de mens zich zachtjes in coma schudden door ‘het bekende, het familiaire’, of datgene dat zich als autoriteit manifesteert of presenteert. Zoals bijvoorbeeld wetenschap die niet meer die twijfelende immer-zoekende in het duister tastende dynamiek en methode is, maar de bron is geworden van keiharde feiten waarnaar gehandeld dient te worden.
Wie zich nu nog het pre-corona tijdperk kan herinneren weet dat ons gezondheidssysteem faalde op één punt waar iedereen het over eens was, namelijk het preventieve luik. Dat preventieve maatregelen in functie van de algehele volksgezondheid nu gaan boven elk ander belang is een erg cynische vorm van aan politiek doen.
De coronamaatschappij
Maar Agamben ziet de logica in wat er op het moment aan de gang is: wij, als bende makke schapen, passieve burgers en paranoïde postmodernisten, moeten ‘meer’ denken en ons ‘minder’ zorgen maken. En dan kan je inderdaad de vraag stellen of het voor onbepaalde tijd ‘on hold’ zetten van alle vormen van ‘checks and balances’ ten voordele van technocratisch crisimanagement en soms milde varianten van een oorlogswet te rechtvaardigen is.
Het pas straks daarover een serieus woordje praten doet afbreuk aan de dynamiek van de democratie zelf. Na de feiten kan je evalueren, niet meer corrigeren. Het ‘bijzondere’ tot algemene en normale ‘regel‘ maken zonder zichtbaar terugkeermechanisme, in tijden van angst en ontwrichting, is een techniek die we vroeger typisch toewezen aan dictaturen, en maatschappijmodellen waarvan we dachten (of in ieder geval hoopten) dat ze tot het definitieve verleden behoorden. De soevereine disciplinering à la Foucault is daarmee nu ook een zichtbaar feit in het straatbeeld. Daar tegenover staat een fenomenaal beleidsfalen.
Zichtbare machtsuitoefening
En het gaat verder dan op het bankje zitten in het park, we hebben het over coronapaspoorten, tracking apps die je weer toegang tot het maatschappelijke leven moeten verschaffen, of het traceren van je mobiele signaal. Het zijn allemaal acties, waar het woord proportionaliteit zelfs niet meer valt, noch over de tijdelijkheid noch over het uitzonderlijke karakter van die maatregelen. De geschiedenis leert ons dat ze zichzelf nadien niet van nature opheffen, maar eerder structureel insijpelen in de maatschappij.
Zoals dat ook ging met alle verscherpte maatregelen na 9/11 die ook nooit meer werden afgevoerd. Dat laatste was trouwens een reden voor Agamben om voor een aangeboden gasthoogleraarschap aan NY University vriendelijk te bedanken. Ook nu verzet hij zich tegen een aanzienlijke gewenning van een nooit geziene uitbreiding van de staatsmacht. Zo vecht Macron een oorlog uit, maar weet niet tegen wat precies, daar het coronavirus geen strategie heeft noch een plan.
Bruggen te ver
We zijn dan wel geen Chinezen, maar veel leven zit er niet in onze burgerzin. Ik heb het niet over revolutie, of over paasbarbecues met de hele straat, of cafeetje spelen in de kelder met de rolluiken dicht. Dat is infantiel simplisme en egoïsme. Om nog maar te zwijgen over dat psychotisch applaudiseren iedere avond, de ode aan de woning van van Ranst, of de oppervlakkige herwaardering van de publieke zaak. Dat laatste duurt toch maar tot de bruine enveloppe in de bus valt met een bijheffing.
Ik heb het over gerechtvaardigd en overwogen reageren tegen te brede en structurele gedachten zoals senioren die tot het einde van het jaar niet meer bezocht mogen worden, of dat ook na de crisis het contact tussen grieperige kleinkinderen en hun grootouders moet ingeperkt worden (M. van Ranst). Dat is bruggen te ver. De ouderling wordt dan de ‘homo sacer’, en bij uitbreiding wij allemaal. Het ‘voltooide leven’-principe in een nieuw jasje?
De postmoderne spektakelmaatschappij
Dat grote verlichtingsideaal waar we nu al een tijdje achternalopen, waar de zelfdenkende mens zich een weg baant door de eerder merkwaardige Efteling die ‘het leven’ heet, dat mogen we eigenlijk opbergen. Dat was een theoretisch mooi verhaal, maar niet als het door de moderne mens tot uitvoer moet worden gebracht. We hebben dan wel veel innovatieve speeltjes ontwikkeld met die rede, maar maatschappelijk er geen vooruitgang mee geboekt, of toch niet in brede zin.
Dat de huidige democratie verveld is tot wat Agamben de ‘postdemocratische spektakelmaatschappij’ noemt, toont zich dezer dagen weer in alle pijnlijkheid als coronanationalisme. Laten we hopen dat veel van de waanzin die we de laatste weken hebben zien voorbijkomen geen algemene repetitie is voor het soort van structurele herwaardering van de publieke zaak dat we in het post-coronatijdperk gaan tegenkomen.
Relativisme
Agamben kreeg veel kritiek de laatste weken op zijn positie, als zou hij volledig geconsumeerd zijn door zijn eigen onderzoeksobject, ideologische blindheid, of dat de ‘Eule der Minerva’ deze keer duidelijk te vroeg was uitgevlogen en dat met name door types die ik graag het ‘midden van de weg’-typetjes noem. Dat zijn de types die in relativisme een nieuwe vorm van waarheid zien, maar nog nooit in hun leven ergens het verschil hebben gemaakt. Geperverteerd door de grote verhalen, zien ze wegen waar er geen zijn.
Of zoals eentje de vergelijking maakte met de Griekse filosoof Thales van Milete, die op een dag zozeer opging in het observeren van de sterrenhemel dat hij de kuil vlak voor zijn voeten niet opmerkte en viel. Opgaan in de hemelse verte dat je blind bent voor de (ernst van de) naaste omgeving, was de kritiek. Het zijn dezelfde karakters die anderen emo-poco-bullshit aansmeren zoals Agamben verweten werd geen oog te hebben voor de diepte van de crisis en het menselijke lijden dat het meebrengt. Ook het feit dat er tot op zekere hoogte begrip is voor de maatregelen vanuit de maatschappelijke basis is geen legitimering maar een teken dat sommige mensen het denkvermogen hebben om situationeel onwenselijk gedrag te vermijden, zelfs al zouden ze er niet toe verplicht worden.
Verzwakte rationaliteit
Deze criticasters lijken de aardse dynamiek van het ontwikkelen van totalitaire regimes niet te begrijpen, en het feit dat ze niet met een big bang tot stand komen; of niet inzien dat de liberale parlemenataire democratie al tijden last heeft van een chronisch tekort aan zowel input- als outputlegitimiteit en eigenlijk alleen nog bestaat bij de gratie van monetaire toepassingen en mindfuck-repressie. We kunnen het erover eens zijn dat de realiteit van tegenwoordig meer aansluit bij dystopieën à la Orwell and Huxley dan bij de utopieën van overvloed, vrijheid en tolerantie.
Na de Tweede Wereldoorlog vond men dat het dringend tijd werd voor het serieus werk maken van die verlichtingsgedachte. Eerder dan dat riedeltje opnieuw af te spelen, denk ik dat we beter kunnen concluderen dat de houdbaarheidsdatum ervan aanzienlijk overschreden is. Want wie ophoudt te streven naar wat hij wil, krijgt onvermijdelijk wat hij niet wil. Gianni Vattimo, filosoof en landgenoot van Agamben legt de oorzaak bij het ‘zwakke denken’ van tegenwoordig, door een verzwakte rationaliteit en bijhorend nihilisme.
Banaal communisme
Daar de crisis in welke aard en omvang dan ook nog wel een tijdje zal aanhouden, betekent dat je een structurele uitzonderingssituatie krijgt te vergelijken met een communisme zonder bijhorend politiek regime, waarbij de nood van anderen als continue legitimering moet dienen. Een soort van alledaags misschien zelfs banaal communisme, niet uit gekozen ideologie maar uit contractuele solidariteit waarbij de overheid louter als stekkerdoos dient om deze relatie vorm te geven die blijkbaar bestaat uit ongelimiteerde zorg, eenzijdige solidariteit en onvoorwaardelijkheid. Dat klinkt als een uitzonderingssituatie zonder temporele en inhoudelijke beperkingen, waarbij structureel buiten de wet handelen, gelegitimeerd door angst, impliceert dat de relatie tussen overheid en burger die loopt via die wet onherroepelijk en in onwenselijke mate (verder) wordt uitgehold.
De eerder vermelde filosoof Slavoj Žižek, die het niet eens is met Agamben in deze kwestie stelt zich de vraag: waarom zouden de machthebbers in het kapitalistische systeem kwaad opzet hebben bij het instellen van perfectere en systematischere controles, terwijl de coronaramp het kapitalisme zelf onderuit zou kunnen halen. Mijn antwoord: omdat ze weten dat het monopoliekapitalisme zoals we het kenden in recente decennia aan zijn langverwachte zwanenzang begonnen is.
Tags |
---|
Luc Nijs is de bestuursvoorzitter en CEO van investeringsmaatschappij The Talitha Group en doceerde o.a. ‘Internationale kapitaalmarkten’ en ‘Bedrijfsfinanciering en -waardering’ aan de universiteiten van Leiden, Riga en Madrid. Hij is de auteur van een reeks boeken inzake internationale financiën, kapitaalmarkten, schaduwbankieren en aanverwante onderwerpen.
Als er een probleem is, is de overheid in de buurt. Als er geen probleem is, ontwikkelt de overheid de problemen zelf. Dat heeft een prijs.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.