Het inflatiegemekker en de consument
Indexaanpassing of niet: de consument houdt toch de vinger op de knip
foto © Unsplash
De industriefederaties klagen over gestegen kosten die ze ‘noodgedwongen’ moeten doorrekenen. Maar de consument begint nu al terug te duwen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNu iedere industriefederatie (voeding, frituren, bakkerijen, bouw etc..) in processie voorbij komt om te mekkeren over de gestegen kostprijzen, de impact van de oorlog en de gestegen lonen, en het feit dat ze dat allemaal ‘noodgedwongen’ moeten doorrekenen, laat ik me regelmatig verleiden tot een meelijwekkende glimlach bij zoveel slechte lobbycommunicatie. Eèn ding weet ik zeker: dit is niet de consument van de jaren 70. Een analyse.
Prijsstijgingen en inflatiemeting
Even voor de goede orde: we hebben geen operationele theorie inzake inflatie. Met andere woorden: we kunnen wel terugkijken en evalueren wat er gebeurde en daar conclusies uit trekken, en dat inzake allerlei relaties tussen variabelen die een rol spelen. We meten inflatie dan retrospectief op industriesurvey basis. Maar we hebben geen theorie die proactief helpt bij ‘indien nu dit, dan dat’.
Het gevolg is dat we inflatie niet aan een touwtje hebben en dat allerlei maatregelen indirect en tijdsgebonden zijn en tijd kosten om door te werken. Bijvoorbeeld, het verhogen van de rente door de ECB maakt geld duurder om te lenen, vertraagt de vraag in de markt en daardoor dalen/stabiliseren prijzen. Heel indirect en ook heel instabiel en vooral tijdsgebonden. Meest logisch is dat je aan rentenormalisering doet op het moment van een economische hausse zodat de vertraging van de vraag opgevangen kan worden. Die kans heeft de ECB voorbij laten gaan, door te lang te wachten en zelfs momenteel lijkt ze eerder afwachtend.
Recessie en/of structurele inflatie
Dat is nu het probleem waar de ECB tegenaan kijkt. De keuze is de volgende:
Je verhoogt de rente, lenen wordt duurder (in de mate dat dit nu al niet het geval is), de vraag daalt (op termijn) en de aanleveringsproblemen zullen (zeer) geleidelijk wegebben en prijzen zullen (op termijn) stabiliseren. De vraag is verder voor de ECB evenwel ‘wanneer en hoeveel’. De afgelopen jaren heeft de ECB een kans laten liggen om in een groeimarkt de rente te normaliseren. O.a. om politiek-budgettaire redenen heeft ze dat niet gedaan. Nu de recessionaire druk stijgt zal een rentestijging (of meerdere) leiden tot een diepere recessie. Zeker bij meerdere rentestijgingen, wat allicht het geval zal zijn, in ieder geval nodig (?!), noodzakelijk wegens te lang gewacht om in te grijpen.
Het enige pijnlijke voordeel is dat je ermee effectief aan vraagvernietiging kan doen, nodig om energie- en andere prijzen enigszins te stabiliseren. Bedrijven anticiperen daarop en we zien de lange-termijn investeringsplannen qua volumes en snelheid al fors afnemen. Dus er is dan kans op demping van de acute inflatie, maar de reductie van investeringen wordt altijd gevolgd door een (vaak aanzienlijke) afkoeling van de arbeidsmarkt. Linksom of rechtsom doet het dus pijn.
Inflatiedempend
Of de ECB verhoogt de rente niet of slechts eenmalig om politiek-budgettaire en andere redenen, en dan zal de structurele inflatie hoog blijven. Van de ‘totale’ inflatie (+/- 8,5%) is er in de EU sprake van ongeveer 3.5% basis (core) inflatie. Dat is toch bijna het dubbele van haar eigen doelstelling van net onder 2% op jaarbasis. Probleem is dat de basisinflatie veel lastiger weg te werken is (dan het resterende inflatiedeel met o.a. energie waarbij de prijzen economisch veel zichtbaarder meebewegen), daar ze zich verankert in allerlei andere economische variabelen.
Econoom Gert Peersman (Ugent) stelde afgelopen vrijdag nog tijdens een presentatie van de nationale bank dat de ECB te laat en te gematigd is om een beleid te voeren dat echt inflatiedempend is. Of met andere woorden: reken op structureel en oncomfortabel hoge inflatie gedurende een flink lange periode. Het belang van de overheidsbegrotingen (voornamelijk Zuid-Europa en België) staat hier direct tegenover de koopkracht van de burger.
Producentenprijzen zijn niet (direct) consumentenprijzen
De reden waarom Peersman gelijk heeft, heeft mede te maken met een argument dat hij zelf niet op tafel gooide. Samen met de consumentenprijzen stegen en stijgen ook de producentenprijzen. Die stegen de de aflopen 1,5 jaar veel sterker dan de consumentenprijzen. De theorie zegt dat bedrijven zullen proberen een maximaal deel van die opgelopen inflatie door te rekenen. Afhankelijk van de industrie en de positie van het bedrijf zal dat 10-100% zijn. Wat daar vaak niet bij gezegd wordt, is dat er een temporisering speelt van die inflatiedoorstroom.
Bedrijven die inflatie niet direct 100% doorrekenen doen dat vaak meer gespreid en doorheen de tijd, vaak zelfs pas als een nieuwe economische relance zich aandient (en dus vaak jaren later, als ze dat kunnen dragen). Gelukkig stonden de afgelopen jaren de winstmarges van de Belgische bedrijven gemiddeld op recordhoogte dus men kan daar wel wat verdragen. Het enige probleem is dat rendement op kapitaal (inclusief dividend) tegenwoordig (sedert de monetaire versoepeling in 2009) niet meer wordt gezien als een flexibele restpost maar als een eerste vaste kost voor bedrijven die als laatste wordt afgevoerd. Maar toch, de consument speelt hier een cruciale rol.
De consument duwt terug
U heeft het misschien meegekregen afgelopen week: het is niet enkel de middenstand die last heeft van de situatie, ook de echte grote jongens in de retail zoals Walmart en Target rapporteren nooit geziene zaken. En dan niet alleen over prijsstijgingen en loonsverhogingen die in de VS veel uitgesprokener zijn dan in Europa. In hun kwartaalrapportage maken ze melding van ‘an unprecedented phenomenon: the consumer is pushing back’. Ja precies, na decennialang een steeds kleiner deel van de toegevoegde waarde van onze economie verdisconteerd te hebben gezien in salarissen (arbeidsinkomensquote) en ernstig gewend te zijn geraakt aan lage inflatie die hand in hand ging met dalende marktrentes, kijken we in 2022 aan tegen een consumentenmarkt die er erg anders uitziet dan dan in de jaren 70.
Een fenomenaal deel van de aankopen in de economie zijn discretionair (te vermijden en/of uitstelbaar) en de marge in het gemiddelde huishoudbudget te beperkt om veel onzin te verdragen. Als je weet dat tegenwoordig alleen al 45-50% van het gezinsinkomen (op kruissnelheid) naar huur of hypotheek gaat (en dan vaak op 25 of 30 jaar) daar waar dat 2 decennia geleden nog 25-35% was, en vaak op 1 inkomen (en op 20 jaar), weet je dat er nauwelijks rek naar boven is.
De indexaanpassing is dan wel leuk, maar uiteindelijk in het grotere geheel irrelevant. Economie is ook marktpsychologie en dus houden mensen de vinger op de knip, of kopen iets duurder maar minder vaak. Het consumentenvertrouwen stond sedert het einde van WWII nog nooit zo laag. Laat maar komen die recessie en bijhorende vraagvernietiging. Stop in ieder geval met die betekenisloze lobbyprocessie van inflatielamentatie. De consument heeft er eigenlijk geen oren naar en gedraagt zich er nu al naar.
Tags |
---|
Luc Nijs is de bestuursvoorzitter en CEO van investeringsmaatschappij The Talitha Group en doceerde o.a. ‘Internationale kapitaalmarkten’ en ‘Bedrijfsfinanciering en -waardering’ aan de universiteiten van Leiden, Riga en Madrid. Hij is de auteur van een reeks boeken inzake internationale financiën, kapitaalmarkten, schaduwbankieren en aanverwante onderwerpen.
Als er een probleem is, is de overheid in de buurt. Als er geen probleem is, ontwikkelt de overheid de problemen zelf. Dat heeft een prijs.
Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.