JavaScript is required for this website to work.
post

Hoe gezond was de wereld in 2019?

Een overzichtsstudie van de WHO

Jan Van Peteghem19/3/2020Leestijd 4 minuten
De 17 SDG’s

De 17 SDG’s

foto ©

Jaarlijks publiceert de Wereldgezondheidsorganisatie een overzichtsbulletin over de stand van zaken. Het rapport over 2019 is pas uit.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Sinds 2005 publiceert de WHO jaarlijks een synopsis van de wereldwijde evolutie op het vlak van de gezondheid bij haar 194 leden. Ze doet dit in het kader van haar Sustainable Development Goals, zeg maar haar globale doelstellingen die vastgelegd werden in nauw overleg met de lidstaten, het oog gericht op een duurzame ontwikkeling van onze geglobaliseerde samenleving. De internationale organisatie besteedt daarbij steevast veel aandacht aan ongelijkheden, in de eerste plaats in het kader van de mortaliteit. Daarmee beginnen we dan ook onze korte samenvatting.

Sterftecijfers

Kinderen die in 2019 geboren werden mogen een gemiddelde levensduur verwachten tussen de 69,8 jaar (voor jongetjes) en 74,2 jaren (voor meisjes). Dat loopt parallel met het gegeven dat er bij de geboorte op wereldwijde schaal een stevig mannelijk overschot wordt vastgesteld (verrassend veel: ergens tussen de 5 en de 10%!); maar rond de 50 jaar zijn beide geslachten met elkaar in balans.

De jaren daarna kantelt de grafiek steil in het voordeel van de dames: honderdjarigen zijn doorgaans van het vrouwelijke geslacht…. Maar het verschil van 4,4 jaar tussen beide geslachten maskeert wèl het gegeven dat vrouwen gedurende hun lange leven nogal wat meer te maken krijgen met gezondheidsproblemen waardoor hun HALE (Healthy Life Expectancy) niet zoveel hoger ligt dan dat van hun mannelijke lotgenoten.

Armoede

In elk geval grijpt armoede dieper in op de mortaliteit dan geslachtelijke verschillen. In landen met een laag inkomen ligt de gemiddelde levensduur bij geboorte maar liefst 18,1 jaren lager dan in rijke landen (62,7 jaar versus 80,8 jaar). Dat heeft veel te maken met kindersterfte: in derde-wereldlanden valt bijna één op de drie sterfgevallen voor bij jongeren onder de 5 jaar oud. En opvallend: het verschil in mortaliteit tussen beide geslachten is véél minder uitgesproken in deze regio’s met een gemiddeld laag inkomen. Het rapport wrijft het er in zijn besluiten nog eens goed in: ‘De gezondheidskloof tussen mannen en vrouwen is het breedste in de ontwikkelde landen’.

Een terloopse opmerking in het rapport wijst erop dat het vaccinatiebereik met betrekking tot een hele reeks infectueuze ziekten stevig gestegen is. Hierdoor zou het met deze problematiek stilaan de goede kant uitgaan. Dat was alvast de conclusie voor het jaar 2019. Zoals hierboven gesteld was dit vooraleer de wereld te kampen kreeg met het coronavirus. Benieuwd wat het volgende WHO-rapport daarover gaat te vertellen hebben…

Hoe is het gesteld met die Sustainable Development Goals?

De WHO heeft 43 SDG-doelen gedefinieerd, en meldt in zijn overzicht voor 2019 dat er de voorbije jaren in meer dan de helft daarvan vooruitgang werd geboekt. Voor vijf van die indicatoren stelde de organisatie daarentegen een negatieve tendens vast. Het gaat meer bepaald om de dodelijke verkeersongevallen, het overgewicht bij jonge kinderen, het voorkomen van malaria, het alcoholverbruik en de aandacht voor proper water.

Voor degenen die het interesseert: andere parameters in het kader van die SDG’s betreffen de ondervoeding van kinderen, de incidentie van TBC, de dichtheid/bereikbaarheid van behandelende artsen en verpleegkundigen, het aantal doden te wijten aan moord of doodslag… In verband met dit laatste: de beide Amerika’s vertonen hier de slechtste score, terwijl zelfmoordcijfers het meest problematisch zijn in Europa (blijkt dat zelfdoding bij mannen een stuk meer voorkomt dan bij vrouwen) en het minste in het nabije Oosten, nochtans niet direct dé plek ter wereld waar het leven aangenaam is.

En voor wat ongezonde levenshygiëne betreft: mannen roken nog altijd vijf keer meer dan vrouwen, en laten daarbovenop een alcoholverbruik optekenen dat vier keer zo volumineus is… Niet te verwonderen dat de mortaliteit van mannen in de middelbare en latere levensjaren een stuk hoger ligt – maar het gaat hier niet zozeer om een seksegebonden fenomeen als wel over een genderbepaald gegeven. Enige uitleg hieronder.

Sekse versus gender

Dat brengt de WHO ertoe om een duidelijk onderscheid te maken tussen de Engelse termen sex  en gender. In het Nederlands kennen we dat onderscheid niet, want we kennen geen twee afzonderlijke benamingen voor deze beide begrippen. Sekse/geslacht (sex) slaat op de biologische kenmerken die mensen definiëren als van mannelijke dan wel van vrouwelijke kunne. Sekse-specifieke eigenschappen (we zouden dat in onze taal kunnen vertalen als geslachtelijk bepaalde fenomenen) zijn dan bijvoorbeeld de prevalentie van baarmoederkanker bij vrouwen of van prostaataandoeningen bij mannen.

Het begrip gender daarentegen verwijst naar maatschappelijke constructies (aangeleerde gedragingen, door de opvoeding bepaalde normen en relatiepatronen), die een typisch mannelijk ofwel een even stereotiep vrouwelijk gedrag aansturen. De oversterfte van mannen die te wijten is aan hartproblemen, leveraandoeningen of zelfmoord verwijst dus eerder naar gender dan naar geslacht… (zie Waarom sterven mannen vroeger?).

Politieke correctheid is nooit ver weg

We suggereerden het al in het voorgaande: sekse- en genderspecifieke verschillen krijgen toch wel opvallend veel aandacht in de rapportering. Politieke correctheid is niets of niemand vreemd, ook de WHO niet. In contrast hiermee: wanneer het gaat om vrouwelijke genitale verminking, blijven de samenstellers van de overzichtsstudie toch wel erg op de vlakte. Alleen in de bibliografie staat een referentie naar een rapport van UNICEF dat inzoomt op deze problematiek, het WHO-overzicht rept er zelf met geen woord over. Uit die UNICEF-cijfers blijkt dat jaarlijks meer dan 4 miljoen meisjes een dergelijke besnijdenis moeten ondergaan; de meesten hiervan worden besneden vooraleer ze de leeftijd van 15 jaar bereiken.

Die laatste tekst stelt onomwonden (eigen vertaling): ‘Ondanks het feit dat dit internationaal erkend wordt als een schending van de mensenrechten, wordt een verminking van de vrouwelijke geslachtsorganen uitgevoerd op minstens 200 miljoen meisjes en vrouwen in 31 landen, verspreid over drie continenten. De helft hiervan woont in Egypte, Ethiopië en Indonesië’.

De WHO vindt het blijkbaar niet de moeite om dieper hierop in te gaan. Deze problematiek maakt ook geen onderdeel uit van de Sustainable Development Goals. Wat belet de organisatie om daarvan een parameter te maken? Allicht omdat bepaalde sponsorlanden dit liever niet te veel onder de aandacht willen brengen…

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties