Het was afgelopen week weer een week van de grote uitspraken voor de centrale bankiers. Paul de Grauwe kwam dezelfde week zijn wat oppervlakkige en opgewarmde gedachten delen over de inflatiesituatie. Men lijkt de economische en politieke consequenties aanzienlijk te onderschatten stelt Luc Nijs. Rijkelijk laat Een week of twee geleden bond Fed voorzitter J. Powell de kat de bel aan door aan te geven dat hij de inflatiedynamiek verkeerd ingeschat had. En, dat het tijd was om af te…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Het was afgelopen week weer een week van de grote uitspraken voor de centrale bankiers. Paul de Grauwe kwam dezelfde week zijn wat oppervlakkige en opgewarmde gedachten delen over de inflatiesituatie. Men lijkt de economische en politieke consequenties aanzienlijk te onderschatten stelt Luc Nijs.
Rijkelijk laat
Een week of twee geleden bond Fed voorzitter J. Powell de kat de bel aan door aan te geven dat hij de inflatiedynamiek verkeerd ingeschat had. En, dat het tijd was om af te stappen van de gedachte dat inflatie tijdelijk was omdat ze hoofdzakelijk gerelateerd zou zijn aan de heropstart van de economie na de coronalockdowns.
Toegegeven, dat inzicht kwam rijkelijk laat. C. Lagarde van de ECB volgde die inzichten evenwel niet. Zij blijft dat liedje maar draaien dat de verhoogde inflatie het gevolg is van een (een monetair en fiscaal gefnuikte) vraag-aanbod dislocatie en overspannen globale aanleverkanalen. Het verbaast niet, ze blijft een politieke marionet op een technocratische onverkozen plek die het niet moet hebben van haar kwalitatieve en messcherpe inzichten.

Waarom dat centrale bankiers overigens alleen naar de inflatie van de consumentengoederen kijkt is trouwens een grote vraag. De nog hogere inflatie van producentenprijzen en van activa prijzen zijn al veel langer veel harder gestegen en werden ook totaal genegeerd. Blijkbaar is perceptiemanagement van de maatschappij belangrijker dan de economische feiten. Maar feiten zonder theorie zijn zinloos en dom, en daar zit net het probleem bij het begrip inflatie.

Baltic Dry Index
Wie een minimaal meta-overzicht houdt op de dingen, wist al veel langer dat het niet om ‘tijdelijke’ inflatie ging. Een belangrijk signaal bijvoorbeeld is het feit dat de Baltic Dry Index (een index die een indicatie geeft van de kostprijs per container op de 20 belangrijkste zeevaartroutes) al sedert de zomer aan het dalen is terwijl de producenten- en consumentenprijzen nadien gewoon fors door bleven stijgen.
Niet tijdelijk
Dus niks ‘tijdelijk’ maar structureel. Het vermijden van de loon-prijs-spiraal (die inflatie systematisch maakt) kunnen we ook mooi vergeten, zeker in België, waar er een automatische index geldt en die de totale Belgische loonmassa voor bedrijven in 1 keer 4,5% duurder heeft gemaakt.
Philip Lane, hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank (ECB) liet optekenen dat we niet terug gaan naar de inflatietrend van de jaren 70. Terwijl hij doorbetaald wordt, trek ik dat even in twijfel, net omdat die loon-prijs-spiraal er al is. We hoeven er niet meer aan te twijfelen. In de Verenigde Staten (VS), met haar vrijere economie en arbeidsmarkt was dat dit voorjaar reeds zichtbaar met fel stijgende uurlonen.
Narcistische, arrogante politieke en technocratische professionals die excelleren in het positiespel op de korte baan dat in dit postpolitieke tijdperk moet doorgaan voor visie en beleid lijkt de conclusie hier.
Inflatie is een keuze, kansloze wanhoop is wat zal overblijven
Uiteindelijk is de hoeveelheid geld dat in omloop is de afgelopen twee jaar met 40% gestegen, onder het motto ‘alles wat we doen, kunnen we betalen’. Die liquiditeit blijft kleven waar het kan. Dat was eerst in de activareeksen en recentelijker in de goederen- en dienstensfeer. Daar is niets raars aan. Zeker niet daar het een intentionele keuze is geweest, men wilde inflatie en nu heeft men het.
Paul de Grauwe kwam in Terzake niet veel verder dan ‘inflatie is de prijsstijging van goederen en diensten’. Dat is een symptoom- en dus circulaire definitie die het derde middelbaar niet zou mogen overleven. Inflatie is ‘in principe’ en sinds het opzeggen van de Bretton Woods-akkoorden (goudstandaard) begin jaren 70, de impliciete belasting die het gevolg is van het meer produceren van geldhoeveelheid in de economie dan dat die economie aan waarde creëert. Die ‘verwatering’ ent zich op de prijzen van activa, goederen en diensten. Je zou ook kunnen stellen dat die goederen en diensten niet duurder worden, maar je geld (relatief in de economie) minder waard.
En nu?
Maar nu is even de vraag hoe het verder moet. Dit wordt een kansloze oefening en dat ondanks de recente felle retoriek inzake het stopzetten van opkoopprogramma’s en het verhogen van de marktrentevoet.
Iedere keuze komt tegen een kost: los monetair beleid zorgde voor inflatie en totaal overspannen activamarkten inclusief de aandelenbeurs. Centrale banken beseffen maar al te goed dat liquiditeit afbouwen en renteverhogingen, het feestje op de beurs naar een einde zal begeleiden.
Tenzij je dat feestje belangrijker vindt, zoals Powell in zijn toelichting op 15 december schreef op de vraag waarom de opkoopprogramma’s niet per direct worden stopgezet als inflatie dan toch niet tijdelijk is: ‘Markets can be sensitive to it’(p. 6). Of met andere woorden, het beursfeestje is belangrijker dan prijsstabiliteit, of de tewerkstellingsgraad, nog zo’n argument dat tot recentelijk werd gebruikt om het monetaire beleid te rechtvaardigen.
Tegenstrijdige agenda’s
Verder kijken de centrale banken aan tegen ambities met tegenstrijdige agenda’s. Wil men de economie aanzwengelen, nu die door de inflatie, de krimpende winstmarges (stijging producentenprijzen > stijging consumentenprijzen voor een groot deel van de economie) en de omicron-maatregelen weer zwakker wordt. Dan zal de liquiditeit hoog en de rentestand laag moeten blijven, ja zelfs lager.
Het niet opkopen van waardepapier door de centrale banken is overigens ook een impliciete stijging van de marktrente. Daar het geldvolume daardoor ook relatief daalt. En dat in een economie waar ¼ van alle bedrijven alleen maar overleeft dankzij de exceptioneel liberale monetaire en fiscale maatregelen. Alle geld geleend aan dit soort van zombiebedrijven zijn leningen die (grotendeels) zullen falen, waardoor de geldhoeveelheid verder daalt en de rente impliciet nog verder stijgt.
Pecunicide en het politieke systeem
De geldmoord (pecunicide) die door de centrale banken de afgelopen jaren is uitgevoerd gebeurde buiten het democratisch politieke proces, evenwel vaak met hun goedkeuren, en meestal in hun voordeel (goedkoop of tegen negatieve rente lenen).
Wat het politieke systeem lijkt te vergeten is dat maatschappijen het onvermogen op vele domeinen van het politieke model de afgelopen decennia slechts hebben aanvaard, onder voorwaarden van beperkte inflatie en koopkrachtverlies (beperkte privatisering van economische risico’s). Gelet op de hoeveelheid openliggende werven van algemeen belang, zal dit geduld uiteindelijk opraken. Gokken zoals Lagarde doet dat deze inflatie van voorbijgaande aard is, is niet alleen tegen de feiten in maar zal ernstige gevolgen hebben, zowel economisch als maatschappelijk.
Er hangt een dantesk gevoel van het voorgeborchte van de hel. Pas als de onvermijdelijke deceptie over het uitblijven van de technotopische beloftes van het monetair complex verder groeit, en de schade steeds zichtbaarder wordt, zal aan dit onzalige experiment een einde komen. En het politieke systeem zal mee in de klappen delen, wegens het ook hier zolang wegkijken van het probleem waar ze zelf onderdeel van is. Deze keer zijn we te ver het oerwoud ingegaan om er met normale middelen en zonder aanzienlijke kleerscheuren terug uit te komen.