Jozef De Witte, van Centrumdirecteur tot orkestintendant
Om de ‘federale cultuur’ nieuw leven in te blazen, hoef je geen noten te kennen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementSoms kijkt men bij het noteren van een nieuwsitem spontaan naar de kalender: is 1 april echt al voorbij?
Die reflex overkwam me ook toen bekend raakte dat Jozef De Witte, momenteel nog directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, meer dan waarschijnlijk de nieuwe intendant wordt van het Nationaal Orkest van België.
De raad van bestuur heeft hem als beste beoordeeld van de vijf serieuze kandidaten, waaronder volgens kwatongen ook Jean-Marie Pfaff en Eddy Wally. De Witte heeft al laten weten dat hij niets van muziek kent, -in tegenstelling tot zijn voorganger Albert Wastiaux-, maar ziet daar ook geen enkel probleem in: hij wil vooral zijn ‘managerskwaliteiten’ laten gelden.
Heropvoedingsprogramma
Een manager is hij zeker. Jozef De Witte heeft carrière gemaakt als (goedbetaalde) topfunctionaris in de non-profitsector: Amnesty International, 11.11.11 en… de Alma restaurants van de KU Leuven stonden onder zijn hoede. Het is echter pas als directeur van het CGKR dat hij zich ten volle kon uitleven. We zouden De Witte kunnen karakteriseren als een doctrinair-rechtlijnige bureaucraat, niet te beroerd om vuile klussen op te knappen. Iemand die heel goed zou gefunctioneerd hebben in de tijd van de inquisitie, de Sovjet-Unie en de Latijns-Amerikaanse dictaturen.
Het ‘Centrum’ is namelijk een begrip geworden in de Vlaamse publieke opinie, als parallelle, eigenlijk ongrondwettelijke scherprechter die het juridische apparaat zelf deels buiten spel zet. Het beschuldigt als overheidsdienst mensen en verenigingen en beweegt zich op het randje van de rechtstaat. Het moedigt verklikking aan en hanteert ‘racisme’ als een passe-partout om burgers tegen elkaar uit te spelen. Terwijl racisme in het strafwetboek is opgenomen en iedereen klacht kan indienen, ook zonder dat Centrum.
Het Centrum is een volledig gepolitiseerde superbureaucratie en werd, -ook dat weet ondertussen iedereen-, onder de regering Dehaene in 1993 opgericht om (extreem-)rechts in Vlaanderen het vuur aan de schenen te leggen. De grote krachtmeting was het proces tegen het toenmalige Vlaams Blok in 2004, dat de partij de grootste overwinning uit haar bestaan zou opleveren. Als resultaat kan dat tellen. Het heeft het Centrum nooit doen twijfelen aan zijn eigen bestaansreden. In tegendeel.
De Witte, van goede socialistische huize (zijn broer is sp.a-gouverneur van de provincie Vlaams Brabant), heeft zich in die organisatie ontpopt als de juiste man op de juiste plaats: een sleutelfiguur van het Belgische establishment. Want laten we wel wezen: achter de anti-racisme-missie zit, typisch voor Vlaanderen, ook altijd een pro-Belgische agenda. De xenofobe Vlaming moest heropgevoed worden via een unitaristisch en in feite francofoon bepaald correctieprogramma met repressieve tentakels. België als remedie tegen de Vlaamse zurigheid. Links in Vlaanderen was voorbestemd tot executeur van dit programma. Vandaar de geestdrift van figuren als Jozef De Witte.
Nu echter de N-VA volop haar mannetjes en vrouwtjes plaatst in die federale instellingen (Matthias Storme werd zelfs gebombardeerd tot bestuurder van dat Centrum), werd het Jozef te heet onder de voeten. Dus was het uitkijken naar een nieuw vehikel waarmee de Belgische restauratie kon uitpakken.
Unitair-francofone bastions
Jozef De Witte dus, herboren als intendant van het Nationaal Orkest.Samen met de Munt en Bozar vormt het de laatste federale culturele instellingen, waar de francofonie zich als leidcultuur doet gelden. Ooit omschreef ex-intendant Luc Vanackere in De Morgen het zo: ‘Ik heb een jaar lang in een nationale instelling gewerkt en ik heb van de eerste dag af gemerkt dat dat gewoon niet functioneert. Die gedwongen samenwerkingsverbanden, dat eeuwige profiteren door de Franstaligen ten koste van de Vlamingen, die eigenlijk het werk moeten doen, in de minderheid zijn, minder betaald worden en achteraf de dupe zijn, dat heb ik in mijn eigen administratie kunnen vaststellen. Hoewel er op papier een soort pariteit of althans een evenwicht is, heb je in die nationale instellingen een groot overwicht aan Franstaligen: PSK, Filharmonische Vereniging, Nationaal Orkest, Muntschouwburg – de Vlamingen hebben daar de boot gemist. Ze zitten daar wel op een aantal schijnbaar belangrijke posities, maar in feite worden ze ingepakt. Dàt is de grote schande van de nationale instellingen: die zijn niet eens nationaal, in de praktijk zijn het bastionnetjes van de Franse Gemeenschap. Een Nederlandstalige intendant of zo verandert daar niets aan.’
Dat zijn woorden van een links-progressieve cultuurmaker, geen rechtse populist. Onlangs verklaarde Didier Reynders, voogdijminister bevoegd voor de federale instellingen, het als zijn taak om de ‘federale cultuur’ (sic) te beschermen en uit te dragen. Daartoe werden de besparingsmaatregelen speciaal voor het Nationaal Orkest teruggeschroefd. De missie van de ex-centrumdirecteur is meteen duidelijk: deze organisatie uitbouwen tot een propagandistisch medium van het multiculturele (lees: unitaire) België.
Zo dadelijk komt de Elisabethwedstrijd eraan, de hoogmis van de francofone bourgeoisie, met het Nationaal Orkest in een traditionele glansrol. Cultuur als politiek vehikel en machtsinstrument: het is een oud verhaal. Terwijl Jean-Pierre Rondas piekert over de moeilijke relatie tussen Vlaanderen en zijn culturo’s, worden in Brussel met ruime federale budgetten platformen in gereedheid gebracht die terug een centralistische eenheidsvisie propageren. Die Vlaamse cultuursector kennende, zal ze daar met veel plezier gevolg aan geven. In de provincie kan dan nog wel wat volkstheater en folklore worden beoefend. Het model van Frankrijk/Parijs wenkt. Vergeet het CGKR, het Nationaal Orkest leidt de dans. Met een bekwame dirigent aan het hoofd.
Foto (c) Reporters
Johan Sanctorum is filosoof, publicist, blogger en Doorbraak-columnist.
Johan Sanctorum (°1954) studeerde filosofie en kunstgeschiedenis aan de VUB. Achtereenvolgens docent filosofie, tijdschriftuitgever, theaterdramaturg, communicatieconsultant en auteur/columnist ontpopte hij zich tot een van de scherpste pennen in Vlaanderen en veel gevraagd lezinggever. Cultuur, politiek en media zijn de uitverkoren domeinen. Sanctorum schuwt de controverse niet. Humor, ironie en sarcasme zijn nooit ver weg.
Bij de docu-film van Jambers over BDW blijft de vraag hangen waar de N-VA als ‘republikeinse partij’ nu eigenlijk nog voor staat.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.