JavaScript is required for this website to work.
post

Kan de euro nog worden gered?

Doorbraak redactie31/5/2011Leestijd 5 minuten

Paul de Grauwe is onze meest gereputeerde monetaire econoom. De Leuvense hoogleraar kreeg lof van Martin Wolf, columnist van The Financial Times, en Paul Krugman, het Amerikaanse enfant terrible van het economische debat, voor zijn jongste ideeën over de euro. Doorbraak was op visite tussen de paperassen, de orders en de boeken die een professoraal kantoor stofferen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Paul de Grauwe lacht smakelijk: ‘Of ik al een opdracht heb gekregen van de Nationale Bank van België om een nieuwe Belgisch-Luxemburgse Unie, onze traditionele minimuntzone van voor de euro, te bestuderen? Neen, neen. Evenmin heb ik goede hoop dat als de eurozone uit elkaar valt, de Nederlanders een Benelux-reflex zullen hebben en met ons één opvolgingsmunt zullen delen. Nederland is de gezworen economische reisgezel van Duitsland en zal daar het heil zoeken. ’t Kan ook zijn dat de eurozone volledig verkruimelt en de Duitsers foert zeggen, en dat verandert de situatie voor België. Wat moeten wij dan doen, een soort (lacht) reversed engineering? Nadien zal onze munttoestand veel onstabieler zijn.’ Johan Van Overtveldt, hoofdredacteur van Trends en een economische bolleboos, brengt dezer dagen het boek Endgame uit, waarin hij gitzwarte ontwikkelingen voor de euro voorspelt. De auteur heeft de allerbeste contacten met experts van de Bundesbank en daar is de meerderheid de Europese munt beu. Paul de Grauwe ervaart eveneens die houding: ‘Voor twee weken was ik op een ontmoeting met Duitse economen in München en daar hing een bijna religieuze sfeer van schuld en boete. De eensgezindheid was onder die toch wel nuchtere mensen – of zo zouden zij moeten zijn: de Grieken en de Portugezen hebben ons belogen en moeten nu de gevolgen uitzweten. Geen medelijden. Als je dan de noodzakelijke vraag stelt of dit wel in het voordeel is van Duitsland en zijn banken, dan ben je de hond in het kegelspel.’

Risico’s

In 1992 lijstte Paul de Grauwe in een boek de risico’s op van een Europese muntzone. Daarover zegt hij nu: ‘Ik zou nu triomfalistisch kunnen stellen: “zie je wel, ik heb het voorspeld.” Zo ben ik niet. Toen de Europese Muntunie effectief is gestart, heb ik mij loyaal achter dat project geschaard, wetende wat voor risico’s het inhield.’

Laat hij ’s nachts de slaap over het kraken van de euro? ‘Neen, zo ziet ik niet in elkaar, hoewel de situatie ernstig tot dramatisch is’. En heeft hij scenario’s voor de toekomst? ‘Het beste scenario zou zijn dat er een opvolgingsunie komt die is geankerd bij de Duitsers en waaraan de buurlanden, bijvoorbeeld Nederland en België, zouden kunnen participeren. Andere scenario’s kunnen worden bedacht, maar in deze fase kun je hen slechts naast elkaar leggen en operationeel maken als de tijd daar is.’

Een muntunie levert op tien jaar voordelen op die kunnen worden uitgedrukt in procenten van het bruto binnenlands product (bbp – wat een land jaarlijks produceert aan goederen en diensten). De afbouw van die voordelen gebeurt in een bliksemsnel tempo: vandaag is je voordeel 5 % en morgen 0 %. Als België na het einde van de euro, of de vervanging van de euro door een DM-euro (Duitse mark-euro) meedraait in een Rijnbond, dan zou de daling van het bbp beperkt kunnen zijn. Paul de Grauwe: ‘Dit zal ook de banken in onze landen treffen en hoe zal je dat oplossen? Op dat moment kun je hen bijvoorbeeld tijdelijk nationaliseren. Ik zou echt niet durven zeggen wat de kostprijs in procenten is van het bbp. Dat kan niemand. En ik ga dat ook niet doen.’

‘Het is weliswaar, en niet als troostmiddel zeg ik dat, voorbarig om de Europese Muntunie onder een grafsteen te zien liggen, maar evenmin is het uit te sluiten. De eurozone is een broze instelling. Dat blijkt dag na dag. Zij blijft gevoelig voor monetaire schokken en meandert van de ene crisis naar de andere,’ vult Paul de Grauwe aan. ‘De eensgezindheid van de economen blijft dat je dit kan opvangen door de economische en de politieke banden tussen de landen te versterken. Maar er heerst twijfel of de leden bereid zijn om dat te doen. Op de lange termijn kan je dus niet uitsluiten dat de eurozone uiteen valt.’

De intrede in de eurozone ging ongewoon vlot, zegt Paul de Grauwe: ‘In het begin van de jaren negentig begon het proces van convergentie van de Europese munten en economieën en in 1999 sloot een en ander dan naadloos aan elkaar. De periode 1997-‘98 kende internationaal een grote financiële crisis. De Aziatische munten en de Russische roebel wankelden én precies op dat moment was de eurozone zeer stabiel omdat iedereen keek naar een fixed point en zich daardoor liet inspireren, wat de markt uiteraard ook zag en waardeerde. Vandaag ontbreekt een fixed point en de markt acteert dat negatieve feit. De onvoorspelbaarheid is groot en een scheuring in het euroblok zou dramatisch zijn. Wat wij zullen nodig hebben om het ergste te vermijden is leiderschap. Maar als iedereen zich laat sturen door nationale belangen of gepercipieerde nationale belangen vrees ik een ontsporing.’

Debacle

Het uiteenspatten van monetaire unies is niks nieuws, wel de schaal van het debacle. Na het imploderen van de Sovjet-Unie verdween de roebelunie. De ex-landen van het Sovjetblok herstelden hun oude munten of bedachten nieuwe geldeenheden. Paul de Grauwe vindt de vergelijking met een roebelscenario onterecht: ‘Ik zie geen parallellen, dat is helemaal anders. Het einde van de USSR was het uiteenvallen van een politieke entiteit en hier hebben wij geen politieke entiteit. De Europeanen zijn nooit zover gegaan als de Sovjet-Unie in de eenmaking. Onze financiële integratie is verschillend van die van het Sovjetblok. Het blok vormde een politiek-administratieve eenheid met een centrale eenheid die aanduidde: jij produceert dat daar en dat daar. Als die centrale sturing wegvalt, dan lossen die netwerken op. De EU is gebaseerd op financiële markten die op elkaar zijn gericht en die integratie zal niet verdwijnen. Een grote schok zal er zijn, ook in de financiële bewegingen, maar geen vacuüm. De geldbewegingen tussen banken zijn gebaseerd op vertrouwen en die vertrouwensbanden kunnen in het geval van de Europese Unie gekwetst geraken, maar evenzeer na een tijd herstellen.’

In de negentiende eeuw ontstond de Latijnse Monetaire Unie met België, Frankrijk, Zwitserland en Italië zonder bijvoorbeeld een gemeenschappelijke centrale bank zoals de Europese Unie. Paul de Grauwe: ‘De leden accepteerden elkaars munten als betaalmiddel en de Latijnse Monetaire Unie was niet zo ingrijpend als de eurozone. Waar het voorbeeld wel opgaat, is dat het kantelde door politieke omstandigheden, namelijk bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Er was geen politieke unie. De Scandinavische Unie barstte om dezelfde reden. Ook de gouden standaard was in zekere mate een muntunie. De mensen betaalden niet met een stuk goud, wel met muntstukken. De politici begonnen echter te prutsen aan de goudinhoud en de prijzen tussen die respectieve goudstukken fluctueerden. Ook dus wegens een onbestaande tot kaduke politieke unie verdween de goudstandaard.’

Terug naar de schuldvraag: komt boontje om zijn loontje, werd een mogelijke integratie niet als iets te vanzelfsprekend gezien? Paul de Grauwe bevestigt: ‘Ja, men heeft een verkeerde inschatting gemaakt. Helmut Kohl, François Mitterrand en Jean Delors koesterden de gedachte dat je met een muntunie een politieke unie kon afdwingen. De muntunie was de springplank, een akte van geloof. Men heeft de weerstand onderschat om naar een politieke unie te gaan. De eurozone is onaf en omdat zij onaf is, is zij onstabiel. En dus is de keuze: zullen wij ons werk afmaken door meer politieke integratie of doen wij dat niét, met de kans dat de eurozone uiteenvalt? Ik vrees dat men de stappen naar politieke integratie niet wil zetten en dus de desintegratie dreigt.’

Hebben de economen meegespeeld in het verhullen van wat er kon gebeuren? Dat ontkent Paul de Grauwe ten stelligste: ‘Ik heb zelf schriftelijk gewaarschuwd en de helft van de economen pleitte tegen de europolitiek, dus men kan ons moeilijk verdenken van intellectuele medeplichtigheid. Mijn geweten en dat van vele confraters is zuiver. Na de start van de euro was mijn besluit: ik ga mijn anti-plaat niet grijs draaien. Het is er nu, laten wij het doen werken.’

Woedt in de economische vaktijdschriften een post-euro-debat? ‘Neen, het leeft niet in de academische wereld. (lacht) Je kan enerzijds moeilijk een geldsom verkrijgen van de Europese Unie om een afbouwscenario te bestuderen. Anderzijds, de Amerikaanse economen triomferen. De belangrijke school van Milton Friedman heeft steeds beweerd dat de euro niet kon lukken. Wat eveneens meespeelt, is een generatiekloof. Onder de oudere economen, die alsnog de debatten beheersen, zijn er die met hart en ziel de eurozone mee hebben opgebouwd en zij zien bloedend hoe het fout loopt. Een menselijke reactie is om de kop in het zand te steken.’

De euro als reservemunt is al danig verzwakt en is geen alternatief meer voor de dollar in de spaarkous. De Chinezen zitten sterk in de dollar en dan nog in een bepaald soort dollar, namelijk Amerikaans schatkistpapier en zo’n eenzijdigheid is risicovol. Paul de Grauwe: ‘De schuld van de VS zal volgend jaar de Belgische schuld voorbij steken als procent van het bbp en ik houd mijn hart vast. De Chinezen zijn benauwd om hun dollarbeleggingen en zien de euro niet meer als een bron van diversificatie.’

De redactieploeg van Doorbraak bestaat uit een grote groep redacteuren. Standpunten en andere artikelen kunnen verschijnen als "De Redactie". Uiteraard betekent dit niet dat al onze redacteuren per definitie aan deze standpunten gebonden zijn.

Commentaren en reacties