JavaScript is required for this website to work.
post

Kunnen we nog een weg uit? (IV)

3/12/2011Leestijd 6 minuten

Enkele dagen de media grondig volgen, kan de mentale gezondheid ernstige schade toebrengen. Leidt die bezigheid al niet tot een depressie en moedeloosheid, dan toch minstens tot stevig verlies aan vaste grond onder de voeten.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

België krijgt, ruim 540 na de verkiezingen, dan toch een regering. Waarom bleef een akkoord zo lang uit? Omdat de standpunten zo ver uit elkaar liggen, uiteraard. ‘Maar evengoed speelt een existentiële angst. Uit vrees voor de hyperkritische en hypervolatiele kiezer verliezen partijen het algemeen belang een stuk uit het oog’, schrijft Wetstraatredacteur Bart Brinckman in De Standaard van 24 november 2011 in een overigens niet onzinnig stuk over een stuitend voorbeeld van gebrek aan beroepseer op het radioprogramma Peeters & Pichal.


Hyperkinetisch


Brinckman stelt zich de vraag ‘of het de openbare omroep toekomt om de antipolitiek te exploiteren? De vraag stellen is ze beantwoorden.’ Maar zijn zeer denigrerende beoordeling van de kiezer en de verkozen politici – we laten in het midden of ze klopt of niet – kan ook moeilijk gelezen worden als een ode van ons democratisch bestel. De kiezer is ‘hyperkinetisch’ en ‘hypervolatiel’ en dus weinig rationeel. De politici laten daarvoor het algemene belang graag schieten.


In ons land beperkt fundamentele kritiek op de werking van de democratie zich niet tot kroegen waar ranzige extremisten uit de marge van de politieke speeltuin samenhokken. Ze duikt dus ook op in de kolommen van onze kwaliteitskranten.


Die groeiende afkeer voor de onberekenbare en hinderlijke kiezer sijpelt zowaar ook door in het beleid. De komende regering Di Rupo wil samenvallende verkiezingen invoeren, met als hoofddoel de rol van de bemoeizuchtige kiezer terug te schroeven. Blijkbaar bestaat er geen grotere hinderpaal voor het voeren van een goed beleid dan de wetenschap dat de kiezer daar ook geregeld een oordeel over velt. Verkiezingen afschaffen gaat een stap te ver; ze tot een minimum beperken wordt in dit land echter noodzakelijk geacht.


We blijven toch onze poging voortzetten om een analyse op te zetten die wél vasthoudt aan de democratische uitgangspunten, waarbij de kiezer als ultieme soeverein wordt erkend.


In een blog op www.deredactie.bevan 26 november 2011 verbaast oud-radiomaker Jean-Pierre Rondas zich er over dat de G1000 – in de kortste tijd volledig uit de aandacht verdwenen – weinig te melden had over de werking van de democratie zelf. ‘Het gaat om het onderwerp waarvan de burger volgens onze editorialisten niet wakker ligt, en dat is uiteraard het communautaire. Het gaat om de vraag waar de democratie zich afspeelt. Waar bevindt zich de plek van het georganiseerde meningsverschil?’


Systeemfout


Het is noodzakelijk dat de democratie georganiseerd wordt op een niveau waar de besluitvorming en het dragen van de gevolgen daarvan zo veel mogelijk samenvallen. De vraag hoe de betaalbaarheid van politieke keuzes kan worden gewaarborgd, mag niet weggeschoven worden naar een ander niveau. Uiteraard heeft de Waalse kiezer het volste recht een voorkeur uit te spreken voor een door de PS gedomineerd beleid. Maar als de financiering daarvan wordt afgewenteld op het Belgische niveau, waar vooral de Vlamingen de rekeningen betalen, dan hebben we te maken met een fundamentele systeemfout.


Ook de invoering van de euro in een gebied dat geen politieke unie vormt, breekt die noodzakelijke band tussen het maken van een inhoudelijke keuze en het dragen van de verantwoordelijkheid voor de gevolgen ervan. De Grieken kregen financieringsmogelijkheden en meteen ook illusies toegeschoven door de oprichting van de euro en mochten daar vrij over beschikken. ‘De rente op Portugese en Griekse staatsleningen ging sterk omlaag. Maar de euro gaf beide landen tevens een misplaatst gevoel van zekerheid’, lezen we bij de Nederlandse economist Jaap Van Duijn in zijn boek De schuldenberg (2011).


Op 14 november 2011 meldde de pers dat de Duitse kanselier Angela Merkel die systeemfout wil oplossen als volgt: ‘De verdragen van de Europese Unie moeten worden herzien om tot een sterkere politieke unie te komen, pleitte ze, met inbegrip van maatregelen om landen tot financiële discipline te dwingen.’ Ze is absoluut niet de enige, en zeker niet de meest radicale stem, die de oplossing wil zoeken in de verdere uitbouw van Europa. De discussie lijkt alleen te gaan over de vraag hoe ver men daarin moet gaan en wie de dans moet leiden.


De gevolgen van die optie zijn verregaand. Angela Merkel is groot tegenstander van de invoering van Europese obligaties, maar voegt daar wel aan toe ‘in de huidige stand van zaken’. Na het terugschroeven van de nodige nationale soevereiniteit zou ze die volgende stap eventueel wel genegen zijn.


Maar nu gaat het de Duitse kanselier er vooral om het Europese beleid eenvormig te maken om te kunnen passen in het sjabloon dat haar land het best uitkomt. De Standaard bloklettert op 3 december 2011 online dat Merkel een nieuw Europa schept naar Duits model. Ze lijkt daarbij in tandem te rijden met de Franse president Sarkozy, die echter een heel ander model voor ogen houdt.


Transferunie


Wie pleit voor Europese obligaties of een zware ingreep van de Europese Centrale Bank gaat de richting uit van een transferunie, waarbij grote middelen van het ene naar het andere land vloeien.


Jaap Van Duijn legt uit: ‘De vraag is dus: wordt er afgerekend met de crediteuren, wie dat ook zijn, of wordt er via de belastingbetaler afgerekend met de maatschappij als geheel? Binnen de EU heeft dit vraagstuk een belangrijke internationale dimensie. Als de afwikkeling van het schuldenprobleem namelijk ‘gesocialiseerd’ wordt, dan komt dit neer op een vermogensoverdracht van de financieel gezonde landen van de EU naar de financieel ongezonde landen – de in het noorden van Europa zo gevreesde “transfer unie”.’


We zouden dan evolueren in de richting van een geldoverdrachtunie, naar het Belgische, Duitse of Italiaanse model. Geen van die landen kan echter als overtuigende voorbeeld worden aangehaald om aan te tonen dat omvangrijke transfers ook daadwerkelijk leiden tot een snelle inhaalbeweging van de zijde van de armere gebieden (Wallonië, de gewezen DDR-Länder of de mezzogiorno).


Max Weber


Op zaterdag 12 november 2011 organiseerde Werner Trio op Klara een driehoeksgesprek tussen hem, Ioannis Georgakopoulos, docent nieuw-Grieks aan de KULeuven, en Stefan Duchateau, professor risicobeheer aan de HUBrussel en consultant bij de bank Argenta. Ze wijzen op de heterogeniteit van de Europese ruimte.


Duchateau haalt de theorie aan van de vader van de sociologie Max Weber: ‘Er zijn belangrijke culturele verschillen, die aanleiding geven tot economische prestatieverschillen. Dat blijft zo. (…) De eurozone is geen homogeen blok. (…)’ Hij wijst er op dat zelfs in de zo rationeel geachte bedrijfswereld slechts de helft van overnames echt lukt. ‘Oorzaak van het falen is het culturele verschil.’ Ook de al aangehaalde Jaap Van Duijn merkt in zijn boek op dat meer dan de helft van de fusies en overnames in de economie faalt.


‘Men kan in Europa niet zeggen dat men een homogene waardenset nastreeft. Wij hebben andere ideologieën, andere waarden’, merkt Duchateau op. Georgakopoulos voegt daar aan toe: ‘Over het homogene aspect van Europa: zelfs Italië is het niet gelukt, met één taal en geschiedenis, om voldoende cohesie te kunnen vormen.’


Kiezer wordt passieve toeschouwer


De Europese Unie uitbouwen tot het belangrijkste politieke niveau kan ook bezwaarlijk een winst genoemd worden voor de democratie. Op 20 december 1990 (!) schreef ik daar over in Gazet van Antwerpen onder meer het volgende (aangehaald in mijn boek De Stomme van Berlaymont, 1992): ‘Het Europese parlement telt momenteel 518 leden (+ de afgevaardigden uit de vroegere DDR). Vlaanderen kiest er daarvan dertien, die elk gemiddeld 300 000 kiezers vertegenwoordigen. Demokratie eindigt echter niet in het kieshokje. Via drukkingsgroepen, intellektuelen en individuen wordt doorlopend invloed uitgeoefend op de volksvertegenwoordigers.


Stel dat tien ten honderd van onze mensen enige politieke belangstelling aan de dag leggen en elk jaar één idee doorspelen aan hun EG-afgevaardigde, dan krijgen deze dagelijks honderd (100!) suggesties te verwerken. Heel veel maatschappelijke aktiviteit moeten die kiezers tussen de stembusslagen niet aan de dag leggen in ons voorbeeld, maar onze parlementariër kan dan maximaal 1% van de tijd die hij per dag voor dossierstudie uittrekt aan elk idee besteden. Laten we ruim rekenen en dat op zo’n 3 minuten schatten.


U kan zich inbeelden met hoeveel aandacht die voorstellen behandeld worden. Hoe direkt kan de band zijn met parlementariërs die ruim een kwartmiljoen stemgerechtigden vertegenwoordigen? Alleen goed georganiseerde en over veel geld beschikkende multinationale drukkingsgroepen maken nog enige kans op suksesvolle beïnvloeding (denken we aan landbouwlobbies, vakbondskoepels, werkgeversorganisaties). Maar voor het spontane plaatselijke burgerinitiatief kan in de EG geen luisterend oor bestaan.’


Los van de indertijd gekozen spelling en het intussen achterhaalde cijfermateriaal, blijft deze tekst uiteraard de vinger leggen op een zwaar mankement van de Europese ‘democratie’.


5,3 miljard dollar


De Verenigde Staten van Amerika vormen vandaag de grootste vergelijkbare democratie, als we er van uitgaan dat het verschil tussen Europa en India nog net iets groter is. Formeel voldoet het Amerikaanse systeem zonder twijfel aan alle kenmerken van een democratie.


Maar de kostprijs van het verkiezingsproces aan de overzijde van de oceaan geeft toch te denken. ‘Nooit eerder was ook zoveel geld gemoeid met een stembusslag. “De presidents- en Congresverkiezingen kosten dit jaar 5,3 miljard dollar”, voorspelt de onderzoeksgroep Center for Responsive Politics. De presidentsrace alleen slorpt daarvan 2,4 miljard op, het dubbele van vier jaar geleden’, lazen we bijvoorbeeld in De Tijd van 4 november 2008.


Of het aanbeveling verdient dat ook Europa die weg op gaat, is een vraag die zeker ook mag gesteld worden.


Met dat alles blijft het grootste bezwaar tegen een ééngemaakt politiek Europa, noodzakelijk om een eenheidsmunt in stand te houden, echter nog onaangeroerd. Daarover de volgende bijdrage.  


 3 december 2011


Wordt vervolgd


Eerdere bijdragen:


http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/kunnen-we-nog-een-weg-uit-i


http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/kunnen-we-nog-een-weg-uit-ii


http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/content/kunnen-we-nog-een-weg-uit-iii


 


 

Commentaren en reacties