De beste Franse chansonnier is een Belg. Altijd aardig om mijn Franse vrienden mee op de kast te jagen. Jacques Brel steekt met kop en schouders boven zijn vakgenoten in Frankrijk uit. Er kan er maar één aan hem tippen: Edith Piaf. Maar haar fraaiste vertolking is Ne me quitte pas van Brel. Dat hij zelf kon zingen met ongeëvenaarde emotie en een bijna bovenaardse schoonheid. Fransen beschouwen Brel min of meer als één van hen. Ze zijn gek op hem,…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
De beste Franse chansonnier is een Belg. Altijd aardig om mijn Franse vrienden mee op de kast te jagen. Jacques Brel steekt met kop en schouders boven zijn vakgenoten in Frankrijk uit. Er kan er maar één aan hem tippen: Edith Piaf. Maar haar fraaiste vertolking is Ne me quitte pas van Brel. Dat hij zelf kon zingen met ongeëvenaarde emotie en een bijna bovenaardse schoonheid.
Fransen beschouwen Brel min of meer als één van hen. Ze zijn gek op hem, al hebben sommigen kinnesinne. Dat bleek deze week. Er ontstond enige opschudding omdat een bekende opiniemaker opperde dat de zanger wellicht niet zuiver op de graat is geweest. Hij zou een antisemitische tekst verwerkt hebben in Le Bourgeoisie. Politiek analist Jean-Michel Apathie, vaker op tv dan menigeen lief is, stuurde een serie tweets rond onder de noemer: ‘Heeft Jacques Brel met het antisemitisme geflirt?’ Omdat hij is wie hij is, haalde dit de pers.
Opvallend veel Fransen namen het voor de zanger op. Sommigen wezen erop dat Apathie antisemitisme ziet waar het niet is, maar niet waar het wel is. De journalist houdt regelmatig pathetische tirades over iedereen die volgens hem de islamitische gemeenschap te na komt, en dat is al snel. Hij maakte zich kwaad dat je ‘het gevang in gaat als je zegt dat alle Joden dieven zijn’, maar juist ‘op extra publiciteit kunt rekenen als je zegt dat alle Arabieren dieven zijn’. Wat natuurlijk onzin is, en bovendien eerder de verdenking van antisemitisme op Apathie zelf laadt.
De woorden des aanstoots in Le Bourgeoisie, zijn: Les bourgeois, c’est comme les cochons, plus ça devient vieux, plus ça devient bête. Apathie merkt op dat die tijdens de Dreyfuss-affaire werden gebruikt om schrijver Emile Zola te bespotten. Zola was zo ongeveer de enige die het publiekelijk opnam voor de vals beschuldigde Joodse officier, met zijn J’accuse! Dat kwam hem op een stortvloed van haat te staan in het behoorlijk antisemitische Frankrijk. Onder meer via een spotrijm: ‘Zola is een vet varken, hoe ouder hij wordt hoe achterlijker, aan het spit met hem en roosteren maar’.
Een blik in een goede Franse online encyclopedie leert al snel dat de uitdrukking ‘comme les cochons, plus ils devient vieux, plus ils devient con’ in het Frans veel eerder werd gebruikt dan in de Dreyfuss-affaire. Het is geenszins duidelijk of Brel bij het schrijven van zijn tekst Dreyfuss in het achterhoofd had. Die tekst ging ook nog eens min of meer over Brel zelf: hij walgde ervan een spruit te zijn van de bourgeoisie. En een ‘franskiljon’.
Jean-Michel Apathie staat als opiniemaker bekend als een haatdragende querulant die zich altijd wel op iets of iemand kwaad maakt. Toch moet hij behoorlijk populair zijn, als je nagaat hoe vaak hij op tv is. In de Franse pers werd hij jaren geleden al ‘een journalist die je graag haat’ genoemd.
Mij lijkt iedere vergelijking met acteur Erich von Stroheim te veel eer.
Knipoog
Apathie rakelde meteen ook even op wat veel mensen allang weten: dat Brel vriendschappelijke banden onderhield met de Franse collaborateur en oorlogsmisdadiger Paul Touvier. Die overigens toen werd gezocht en zich nimmer onder zijn eigen naam kenbaar maakte, hoogstwaarschijnlijk ook niet aan de zanger. Maar volgens Apathie zou het best eens kunnen dat Brel met de tekst in kwestie een knipoog wilde geven aan Touvier…
Die was in 1943 afdelingshoofd in Lyon van de beruchte ‘milice Française’, onder het Vichy-regime actief om de Gestapo te helpen met het oppakken van Joden en verzetslieden. Hij schopte het tot rechterhand van ‘de beul van Lyon’, Klaus Barbie. Hij had ook ‘de beul van Amsterdam’ kunnen heten, omdat hij daar zijn bloedwerk begon.
Zowel Barbie als Touvier ontliepen na de oorlog lange tijd hun gerechtelijke straf. Barbie omdat hem door de Amerikaanse inlichtingendienst de hand boven het hoofd werd gehouden. Die achtte hem waardevol vanwege zijn politionele talenten om communisten op te sporen. Ik verzin het niet. Barbie ontsnapte naar Zuid-Amerika en werd pas in 1983 door Bolivia uitgeleverd aan Frankrijk, na eindeloze onderhandelingen. De guillotine was nog maar net in de mottenballen gezet: de beul van Lyon en Amsterdam kreeg levenslang en overleed in 1991 aan kanker.
Net als vijf jaar later zijn Franse hulpje Paul Touvier. Die werd kort na de oorlog tot tweemaal toe bij verstek ter dood veroordeeld, maar wist zonder Frankrijk te verlaten uit handen van justitie te blijven. Hij woonde na de bevrijding eerst alleen, trouwde toen en kreeg kinderen. Met zijn gezin leefde hij onder valse namen in een reeks kloosters, beschermd door de katholieke clerus, tot bisschoppen aan toe. Dat niet alleen, hij was bevriend met politici die heel goed wisten wie hij was – zoals Edmond Michelet de zwaar katholieke minister van Defensie onder Charles de Gaulle. Touvier kreeg in 1971 zelfs pardon van president Georges Pompidou, op aandrang van genoemde clerus.
‘Moeten we nou altijd maar de wonden van onze nationale conflicten openhouden? Is het moment niet gekomen een punt te zetten achter de tijd waarin Fransen elkaar haten en zelfs vermoorden?’ Aldus Georges Pompidou.
Levenslang
In 1989 werd Touvier eindelijk opgepakt. Hij moest voor de rechter verschijnen wegens misdaden tegen de menselijkheid: een nieuw hoofdstuk in het wetboek van strafrecht, dat niet onder het pardon van Pompidou viel. Hij kreeg levenslang en overleed in 1996.
Paul Touvier was het levende bewijs van het bestaan van een na de oorlog nog altijd machtige fascistoïde en antisemitische kongsi van de katholieke kerk en politiek Frankrijk. Maar de vraag blijft: wist Jacques Brel met wie hij te doen had, toen hij in 1956 aan Touvier werd voorgesteld door de abt van het klooster waar de collaborateur op dat moment verbleef. Volgens de weduwe van Brel kende hij Touvier alleen onder de familienaam van diens vrouw, één van zijn schuilnamen. Al zou hij later zelf met groteske grandeur zeggen dat hij zich aan Brel had voorgesteld met de woorden ‘ik ben Paul Touvier, een veroordeelde man.’ Zou de zanger, die flaminganten nog ‘nazi’s in de oorlogen en katholieken ertussen’ noemde, hem dan verwelkomd hebben?
Het leek zelfs te klikken tussen de twee. Brel hielp Touvier in 1967 bij het produceren van een grammofoonplaat om jongeren seksuele voorlichting te geven op katholiek verantwoorde wijze, met als titel l’Amour et la Vie. Brel zingt op één nummer mee, wat niet terug te vinden is in zijn discografie maar wel elders. Touvier gebruikte ook hier de familienaam van zijn vrouw.
Vincentius
Dagblad Le Soir was er al in 1994 van overtuigd dat de oorlogsmisdadiger Brel in het ootje had genomen, iets waar de man buitengewoon bedreven in was. Anders had hij nooit zo lang met zijn hele gezin de Franse justitie kunnen ontwijken, zelfs met de katholieke kerk achter zich. Touvier was tien jaar eerder ook al bevriend geraakt met een bekende Franse acteur: Pierre Fresnay, die hij ontmoette bij de opnames van Monsieur Vincent, een speelfilm over het leven van de heilige Vincentius.
‘Tien jaar eerder’ klinkt onschuldig, maar bedenk dat een gezochte en tweemaal ter dood veroordeelde oorlogsmisdadiger één jaar na de oorlog onder valse naam bevriend raakte met een bekende acteur op de set van een speelfilm.
Deze beschuldigingen aan het adres van Jacques Brel lijken vooral een storm in een glas water. En misschien zelfs een bewuste afleidingsmanoeuvre van waar het antisemitisme in Frankrijk werkelijk vandaan komt.