JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Le divorce (3)

Doorbraak redactie31/5/2011Leestijd 5 minuten

In dit derde en laatste deel over de extra uitgave van Le Vif-l’Express over de geschiedenis van de Belgische scheiding schuiven we op naar het einde van de twintigste eeuw.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Na de koningskwestie duurde het volgens het Franstalige magazine Le Vif-l’Express amper tien jaar vooraleer de relaties tussen noord en zuid weer zwaar onder spanning kwamen. Premier Gaston Eyskens legde in 1960 namens de rooms-blauwe regering het wetsontwerp voor de economische expansie, de sociale vooruitgang en het financieel herstel voor aan het parlement. Dat werd algemeen bekend als de eenheidswet, maar met een woordspeling wordt ‘la loi unique’ in Wallonië snel ‘la loi inique’, de onbillijke wet.

Grève générale
Als de parlementsleden op 20 december met de bespreking begonnen, werd een algemene staking uitgeroepen, die trouwens het leven kostte aan vier Waalse stakers. De Waalse centrales van de socialistische vakbond FGTB steunden de oproep, maar Vlaanderen volgde amper. De christelijke vakbond stelde zich terughoudend op. ‘Begin januari 1961 stelden de Waalse socialistische kamerleden de staatsstructuur in vraag’, schrijft Le Vif. Toen de wet werd goedgekeurd, richten de Waalse socialistische verkozenen zich (nog maar eens) tot de koning om een herziening te vragen van de grondwet opdat ‘onze nationale instellingen de Walen waarborgen zouden bieden tegen de gevolgen van het zware interne onevenwicht waaronder het land lijdt’. Ze eisten onder meer het recht voor Wallonië ‘om zelf te beschikken en de wegen te kunnen kiezen voor economische en sociale ontwikkeling’.

Opnieuw voelde de leidende politiek kracht in Wallonië zich miskend door de Vlaamse meerderheid en zag dan elke keer heil in meer zelfbestuur in de vorm van het overhevelen van sociaaleconomische bevoegdheden. De kloof tussen Vlaanderen en Wallonië op die niet puur communautaire terreinen, vormt een al decennia weerkerende constante in de Belgische politiek.

In de nasleep van de opwinding over de eenheidswet stichtte de Waalse stakingsleider André Renard de Mouvement populaire wallon (MPW). Tien jaar eerder, tijdens de koningskwestie, schaarde hij zich al achter het federalistische project van Fernand Dehousse en François Perin dat was gericht op een structuur ‘met drie gewesten’. De socialistische partij vreesde de concurrentie van de MPW en besliste dat het lidmaatschap van de MPW onverenigbaar was met dat van de Belgische socialistische partij (PSB-BSP).

Walen buiten
Voor een volgende fase in de desintegratie zorgde de splitsing van de Leuvense universiteit in 1968. Na de val van de regering over deze zaak, dienden CVP en PSC gesplitste lijsten in om in 1972 formeel uit elkaar te gaan. Uit de samenwerking tussen meerdere Waalse initiatieven rond de MPW ontstond bij de verkiezingen van 1968 de Parti wallon, later herdoopt tot Rassemblement wallon (RW), die meteen zeven Kamerzetels won. De staatshervorming van 1970 legde de basis voor de dubbelzinnige Belgische structuur van vandaag. Naast de drie cultuurgemeenschappen werden drie gewesten voorzien, waarbij Brussel los staat van Vlaanderen. ‘Vlaanderen verkreeg snel de toepassing van de culturele autonomie die het eiste. Maar het fameuze artikel 107 quater, aanvaard door alle partijen behalve door de Volksunie, dat het mogelijk moet maken de gewesten economische bevoegdheden te geven – de belangrijkste eis van de Walen – werd in de koelkast gestopt. Dit manoeuvre werd in Wallonië aangevoeld als verraad, aangezien het beginsel van de gelijktijdigheid was aanvaard en zelfs werd toegejuicht. Maar we moeten vaststellen dat tegenover de Vlaamse machine die geen echt Brussels gewest wil, de Franstaligen optreden in gespreide slagorde’, vindt Le Vif. Ook hier stellen we vast dat de geschiedenis fundamenteel anders wordt gelezen in noord en zuid.

In 1971 verdubbelde het RW zijn zetelaantal en het FDF boekte een groot succes in Brussel. De medeoprichter van het RW, François Perin, werd daarop minister van Institutionele Hervormingen in de regering-Tindemans, maar de Vlamingen bleven het volwaardige Brusselse gewest tegenhouden. Pas in 1980 werd ‘vooruitgang’ (vanuit de Franstalige logica) geboekt, maar de ‘koelkast’ gaat pas in 1989 echt open als het Brusselse Gewest wordt ingericht.

Cinq minutes de courage politique
Voeren zorgde later voor de nodige spanningen, maar in 1991 volgde, volgens Le Vif, ‘le coup de force wallon’. ‘De ministers van de Volksunie en de Vlaamse socialisten weigerden de vernieuwing van de exportlicenties voor wapens van wapenfabrikanten FN in Herstal en Mecar in Petit-Roeulx-les-Nivelles goed te keuren. Meer nog dan over een zaak van de wapenindustrie, ging het hier over het economische beheer van de regio. De herinnering aan het ‘geen Vlaamse frank meer voor de Waalse staalindustrie’ van 1981 was niet vervaagd. De werkgeversvereniging Union wallonne des Entreprises zorgde voor druk en de voorzitter van de PS, Guy Spitaels, toonde zijn tanden en startte een partijtje armworstelen: hij vroeg aan de voorzitter van de gewestraad een speciale zitting samen te roepen om zich voor te bereiden op de strijd. Deze waarschuwing had resultaat: de Volksunie verliet de federale regering en de andere Vlaamse partijen aanvaardden het principe van de vorming van drie regionale ministercomités die bevoegd werden voor de uitreiking van exportlicenties voor wapentuig.’ Bernard Anselme, voorzitter van de Waalse regering, spaarde de harde taal niet. Hij verklaarde voor zijn parlement dat hij klaar was ‘om indien nodig alle – ik zeg wel alle – nuttige maatregelen te treffen voor het behoud van onze bedrijven en onze jobs.’

Le Vif gebruikt de term niet, maar in Vlaanderen werd in 1991 gesproken over de ‘institutionele atoombom’. De regering-Martens VIII, met CVP/PSC, SP/PS en Volksunie, kwam pas tot stand op 9 mei 1988 na 148 dagen onderhandelen. Dat was toen een record, dat intussen weliswaar spectaculair werd gebroken. Deze regering voerde de derde staatshervorming door, met onder meer de overheveling van het onderwijs naar de gemeenschappen en de inrichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De regering weigerde later dus – onder druk van VU en SP – om wapenvergunningen te verlenen aan FN. Philippe Moureaux, vice-premier namens de PS, dreigde met het bijeenroepen van Waalse Staten-Generaal met de bedoeling desnoods tegen de wet in zelf die vergunningen af te leveren. Een Belgische vice-premier liet toen duidelijk verstaan dat hij de Belgische wetten zou overtreden, wanneer het Waals belang dat zou vereisen. Het begrip bestond nog niet, maar Moureaux toonde ‘vijf minuten politiek moed’ en dat volstond. Enkele uren later gingen de Vlaamse partijen door de knieën – op de Volksunie na, die de regering verliet – en aanvaardden een splitsing ‘pur et dur’. Deze zaak zorgde voor een geweldige communautaire stroomversnelling, want de daaropvolgende verkiezingen staan bekend als ‘zwarte zondag’ met de doorbraak van het Vlaams Blok dat groeide van twee naar twaalf Kamerzetels. Aan Waalse zijde nam de regionalist Guy Spitaels, beter bekend als ‘Dieu’, in 1992 ontslag als PS-voorzitter om Waals minister-president te worden. Hij nam de partijkopstukken Guy Mathot en Robert Collignon mee naar Namen. Spitaels verkoos het Waalse niveau boven het Belgische.

 

ZIJN ER NOG WAALSE REGIONALISTEN?

Met de komst van Elio Di Rupo lijkt het Waalse regionalisme in het defensief gedrongen. Waals PS-parlementslid Christophe Collignon (° 1969) belichaamt volgens Le Vif de heropbouw ervan. Zijn vader Robert Collignon leidde van 1994 tot 2000 de Waalse gewestregering en stond bekend als een echte Waalse regionalist. Zoon Christophe was in 2008 een van de ondertekenaars van ‘la Déclaration pour un projet politique mobilisateur de la société wallonne’ die de overheveling van de Franse gemeenschap naar het Waalse gewest vroeg van onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, cultuur, sport en media. De Walen ‘geloven in België, zijn overtuigd dat het hen zal redden. En daarom zijn ze niet in staat om een eenheid te vinden’, zegt hij aan Le Vif. De Vlamingen zouden wel altijd op één lijn staan als iets goed is voor Vlaanderen. Collignon junior vindt het de hoogste tijd om de Waalse beweging weer te doen herleven.

‘Ik denk dat er geen Waalse nationalisten zijn, maar wel mensen die gemeenschappelijke waarden delen, die een gevoel van samenhorigheid hebben, die wakker worden en met trots reageren tegen degenen die hen behandelen als luieriken.’

Wallonië zag te laat dat de wereld veranderde en ‘nam niet snel genoeg moedige beslissingen. (…) Vlaanderen verrijkte zich dankzij België. (…) Lange tijd stonden Vlamingen aan het hoofd van de departementen die echt doorwegen. Dat was een misbruik van de dominante positie.’ Hij spreekt zonder meer van een ‘onderdrukkende meerderheid’ en een ‘onderdrukte minderheid’. Christophe Collignon doet een oproep: ‘Laten we er mee ophouden geen eisen op tafel te werpen en ons tevreden te stellen met pogingen om de Vlaamse eisen af te zwakken.’

 

In het april- en meinummer van Doorbraak kon u de eerdere episodes van deze artikelenreeks lezen.

De redactieploeg van Doorbraak bestaat uit een grote groep redacteuren. Standpunten en andere artikelen kunnen verschijnen als "De Redactie". Uiteraard betekent dit niet dat al onze redacteuren per definitie aan deze standpunten gebonden zijn.

Commentaren en reacties