Literair & Levend: Dinska Bronska van Karel Van den Oever
Dichten over de tragedie van emigratie
Karel Van den Oever aan zijn schrijftafel.
foto ©
Karel Van den Oever werd 140 jaar geleden geboren. Over de tragedie van massamigratie ging zijn iconische en aangrijpende ‘Dinska Bronska’.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHonderdveertig jaar is het geleden dat de dichter Karel Van den Oever in Antwerpen werd geboren. Van den Oever was een van de meest gelovige, zelfs reactionaire dichters van zijn tijd. Tegelijk is hij de auteur van een iconisch gedicht over de tragedie van massamigratie: Dinska Bronska.
Magisch & tragisch gedicht
Het gedicht Dinska Bronska is een wonderlijke toevalstreffer uit de Nederlandstalige literatuur. Niet lang voor zijn vroegtijdige dood in 1926 zag de rigide vrijgezel en niet erg verdraagzame katholiek in de stoffenwinkel die hij met twee zussen vlakbij de Schelde dreef, een meisje binnenstappen. Ze kon zich verstaanbaar maken via zinnen in gebroken Duits. Ze wist Van den Oevers zussen diets te maken dat ze Pools was, verbleef in hotel Lapland en dat ze hoopte met de Red Star Line naar Canada te emigreren. Toen één van de zusters haar naam vroeg, antwoordde ze: ‘Dinska Bronska’. Volgens de overlevering zou de dichter nog diezelfde avond het gedicht Dinska Bronska hebben voorgelezen. Hoe dan ook, het is een magisch en tragisch gedicht.
Karel Van den Oever stond niet bekend als een verdraagzaam man. Na een korte vrijzinnige periode waarbij hij eropuit trok met vrijdenkers als Willem Elsschot en Lode Baekelmans, greep hij na een zware ziekte terug naar het katholieke geloof. Daarbij zette hij zich sterk af tegen de kosmopolitische en sterk Europees gerichte renaissance van de Vlaamse literatuur van de vorige generatie onder leiding van Van Nu en Straks’ers als August Vermeylen, Herman Teirlinck of Emmanuel de Bom. Het grootste deel van zijn werk gaat over de doodsgedachte en de troost die men kan vinden in het zich onderwerpen aan god: ‘Alleen de doods-gedachte bloeit onsterfelijk in het knoopsgat van een zwarte jas en op het wit satijn der bruid’.
Roestvrije poëzie
Na het collectieve trauma van de Eerste Wereldoorlog, kruiste het literaire pad van Van den Oever heel even dat van Paul van Ostaijen. Beiden waren ze een korte tijd verbonden aan het tijdschrift Ruimte van de wegens cultureel activisme uit de Antwerpse stadsbibliotheek ontslagen Eugène De Bock. Het waren de tijden van Het Sienjaal en de zoektocht naar een nieuwe vormtaal die iets van een collectieve verbondenheid kon oproepen. Van Ostaijen zou echter razendsnel evolueren naar zijn hoekige, vrije verzen van de bundel Bezette Stad, terwijl Van den Oever de vrije poëzie gebruikte om zijn god toe te schreeuwen: ‘Heer, luister: het groen orkest der draaiende aarde, als een muziek-tol aan uw open oren.’
Die religieuze overgave maakt Van den Oevers verzen voor de hedendaagse lezer moeilijk ‘inleefbaar’. Hoe virtuoos ze ook geschreven zijn, ze bieden toch vooral een historische ervaring met een diepgelovig levensgevoel dat ons vreemd is geworden. Zijn Dinska Bronska daarentegen blijft springlevend en relevant. De hoekige, vrije stijl komt hier perfect tot zijn recht om de verscheurdheid van Dinska Bronska over te brengen die de streek van haar jeugd voorgoed achterlaat. Het gedicht is ook een magistrale herinnering aan de vele jaren dat Antwerpen met de internationale rederijen zoals de Red Star Line (1873-1934) het knooppunt was van migratiestromen. De verwijzing naar de ‘verroeste stoomboot’ geeft aan dat die Red Star Line op zijn einde liep. Het pas na Van den Oevers dood gepubliceerde Dinska Bronska blijft echter al bijna honderd jaar roestvrij.
Dinska Bronska
Uit een oud dorp,
– kameelbruin als de steppe –
uit Plocka,
kwam Dinska Bronska.
Haar hoofddoek was pruisisch-blauw
en haar haar vlas-geel;
ook waren haar ogen blauw
als fjord-water.
Zij rook naar knoflook en spar,
zij droeg laarzen
en ging zeer zwaar en gauw.
In het ‘Hotel Lapland’ zat zij
bij een tafel aan het straat-raam
zij schreef ’n brief.
Een haarlok viel laag op haar rode kaak
en zij stak haar tong uit,
want ze schreef moeilijk die brief
en daaronder ‘Dinska Bronska’, haar naam.
Ze stak ook de penstok in haar mond
en zocht met haar ogen langs het plafond.
Op het papier waren ’n inktvlek
en groot gestrompel van letters:
zij kocht het voor tien centiem
in de kruidenierszaak
over het hotel.
Er was ’n beetje inkt aan heur kaak.
O, Dinska Bronska;
gij vertrekt naar Canada:
de verroeste stoomboot wacht langs de kaai.
Gij laast op een almanak
der ‘Red Star Line’
dat Canada grotere appels,
o, hoger en geler koren heeft dan Plocka.
Het moet in Canada veel beter zijn!
O, Dinska Bronska,
met je zeer dikke vingers:
je schrijft zo moeilijk die brief.
Je ogen zoeken vliegen op het plafond.
‘Moj Boze!’
Er zit ’n tranen-veeg,
o zo verdrietig,
van je blauwe ogen naar je mond.
O, Dinska Bronska!
Op de tekst van Dinska Bronska maakte de folkgroep De Vaganten één van haar meest bekende liederen.
Chris Ceustermans is een veertiger die ooit van zijn pen leefde als journalist bij onder meer De Morgen. Na andere wegen te hebben verkend, keerde hij terug naar zijn oude liefde: de literatuur. Op Doorbraak pleegt hij af en toe een stuk over dingen die in de eenzijdige media te weinig aan bod komen. 'Ni dieu, ni roi, ni maître', blijft zijn motto, al lijkt dit voor de meeste zelfverklaarde 'links weldenkenden' al lang vergeten.
Hoe de Britse democratie Boris Johnson verteert en de darmen van de auteur door camera’s worden doorploegd. Ons lichaam, dat weet wat.
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.