JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Migratiedruk in Aalst: ‘We doen hier voornamelijk aan schadebeperking’

Horizon 2024Filip Michiels15/7/2023Leestijd 6 minuten
De boodschap bij alle Aalsterse stadsdiensten is duidelijk en consequent.

De boodschap bij alle Aalsterse stadsdiensten is duidelijk en consequent.

foto © FM

In geen enkele Vlaamse centrumstad is de migratiedruk zo snel gestegen als In Aalst. Hoe gaat de stad daarmee om, en wat kunnen we daarvan leren?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Zes weken lang nemen we u op zaterdag  in reportagestijl mee door Vlaanderen. Op zoek naar grote – soms wat ondergesneeuwde – maatschappelijke uitdagingen én mogelijke oplossingen daarvoor. Vandaag: hoe gaat centrumstad Aalst om met de explosief stijgende migratiedruk?

Je kan er onmogelijk omheen in het ultramoderne stadskantoor van Aalst: de bordjes met daarop de tekst In Aalst spreken we Nederlands sieren elk loket. Met daarop, toegegeven, ook een woordje uitleg in onder meer het Turks, Spaans, Arabisch en Pools over het hoe en waarom van die aansporing. Een boogscheut verderop, in de al even fraaie nieuwe stadsbibliotheek Utopia, hetzelfde. Dat die inspanningen om het gebruik van het Nederlands aan te moedigen geen overbodige luxe zijn, merk je haast overal in de stad. Het straatbeeld is er opvallend gekleurd, en je hoort er bijna evenveel Frans, Pools of Arabisch als Nederlands.

Centrumstad Aalst

Ging er de voorbije jaren bijzonder veel aandacht naar de vaak spectaculaire toename van het aantal inwoners van buitenlandse afkomst in onze grote steden, dan bleven een aantal kleinere centrumsteden daarbij doorgaans onder de radar. Volledig ten onrechte, zo blijkt uit de meest recente uitgave van de Atlas Superdiversiteit. Centrumstad Aalst – vandaag goed voor zowat 90.000 inwoners – spant daarbij de kroon.

In de periode 1990-2020 nam het aantal inwoners van niet-Belgische origine in Aalst toe van 1857 tot zomaar eventjes 20.021. Roemenen, Nederlanders – heel vaak ook van Afrikaanse origine – Congolezen, Syriërs en Polen zijn daarbij het best vertegenwoordigd. Met deze cijfers tekent de stad aan de Dender, op amper een halfuurtje treinen van Brussel, voor de grootste relatieve stijging in heel Vlaanderen. Bovendien, blijkt uit cijfers van de dienst Inburgering in Aalst zelf, is intussen meer dan een vierde van de -35 jarigen in de stad al van buitenlandse afkomst. Dat percentage ligt een flink stuk hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Hoeft het nog gezegd dat die superdiversiteit ook wel wat problemen en uitdagingen met zich meebrengt, waar kleinere centrumsteden vaak een stuk minder goed voor gewapend zijn dan de echt grote steden?

Onderwijs is de belangrijkste hefboom voor integratie.

Verkleurde arbeiderswijken

‘De problematiek is heel divers, en dat geldt dus net zo goed voor de oplossingen,’ zegt Saar De Schrijver, coördinator van de lokale cel Inburgering. ‘Neem nu de Roemenen, de grootste groep niet-Belgen hier. Dat zijn haast altijd arbeidsmigranten, die niet de intentie hebben zich hier blijvend te vestigen. Zij hebben dan ook amper belangstelling voor de initiatieven die wij opzetten. Een andere categorie zijn de zwart-Afrikanen: zij werken meestal in Brussel, hebben daar ook hun sociale leven, maar zakken naar Aalst af omdat ze gelokt worden door de veel goedkopere woningen hier. Traditioneel was dit immers een arbeidersstad, dus met veel kleine huisjes met relatief weinig comfort. ‘Wanneer zulke woningen opnieuw op de markt komt, zijn er doorgaans weinig autochtone gegadigden.  Minder kapitaalkrachtige migranten zien er net een buitenkansje in.’

‘We zagen hier in enkele jaren tijd hele arbeiderswijken letterlijk verkleuren,’ bevestigt Karim Van Overmeire, als eerste schepen onder meer bevoegd  voor vreemdelingenzaken en inburgering. Naast de goedkope woningen is er nog een andere factor: het kwalitatieve onderwijs in Vlaanderen. ‘Daardoor is de druk op onze scholen de voorbije jaren stelselmatig toegenomen,’ zegt Saar De Schrijver, ‘maar tegelijk is het onderwijs voor ons ook een belangrijke integratiehefboom. We hebben op dat vlak de voorbije jaren  heel wat initiatieven ontplooid. Van taalcoaches die anderstalige leerlingen én leerkrachten moeten bijstaan tot zomerscholen waar kinderen in de Paas- en zomervakantie hun taalkennis kunnen bijspijkeren.’

Geen knuffelbeleid

Aan goedbedoelde initiatieven die op het terrein een verschil maken dus geen gebrek, maar tegelijkertijd botst het Aalsterse stadsbestuur ook regelmatig op bestaande regelgeving. Karim Van Overmeire: ‘Om te hoge concentraties anderstaligen op bepaalde scholen te vermijden, lijkt een evenwichtige spreiding een logische oplossing. Alleen mag dat niet van het inschrijvingsdecreet, dat de vrije schoolkeuze voorstaat. Of nog: de OKAN-klassen, die vooral het Nederlands van anderstalige nieuwkomers moeten bijspijkeren. Een mooi initiatief, maar jongeren die al langer dan een jaar in ons land wonen, komen daar niet voor in aanmerking. Ook wie pakweg al tien jaar in Brussel woont, maar geen woord Nederlands spreekt, komt in Aalst dus vanaf de eerste dag in een Nederlandstalige school terecht.’

Dat Aalst zo zwaar inzet op taal, is overigens niet alleen een belangrijk signaal voor nieuwkomers. Het is, benadrukt Van Overmeire, ook van cruciaal belang om de eigen bevolking mee te krijgen. ‘Inburgering is geen knuffelbeleid, het is een verhaal van rechten én plichten. Dat moet voor iedereen duidelijk zijn. Wie hardnekkig weigert Nederlands te leren, moet zich misschien maar elders gaan vestigen. We trachten bij dat beleid overigens ook de lokale handelaars te betrekken: het is niet de bedoeling dat zij migranten in het Frans of het Engels gaan aanspreken. Eenvoudig en duidelijk Nederlands spreken, is dus ook voor hen de boodschap.’

Karim Van Overmeire (N-VA), eerste schepen van Aalst.

Extra overlast

De enorme instroom van doorgaans minder kapitaalkrachtige migranten heeft uiteraard ook zware financiële en sociale gevolgen. Zo vloeit een stevig gedeelte van de OCMW-middelen naar allerlei opvang- en inburgeringsprojecten en zet Aalst in op taalcoaching op de werkvloer.  Waar mogelijk wordt bijkomende ondersteuning gekoppeld aan werkwilligheid en de bereidheid om Nederlands te leren. Van Overmeire: ‘We hangen uiteraard vast aan de steun die  het OCMW en co wettelijk móeten geven, maar daarnaast blijft er ook marge om daar lokaal nog iets bovenop te gooien. En we moeten daar niet flauw over doen: zo’n grote instroom van nieuwkomers zorgt ook wel voor extra overlast. Bendes uit Brussel die hier hun conflicten komen uitvechten, hangjongeren die voor een groter gevoel van onveiligheid zorgen, noem maar op.’

‘Let op: ook migranten die zich wél graag aanpassen en de regels volgen, klagen daarover. Het probleem is dat we vaak als stad niet kort op de bal kunnen spelen: de politie komt ter plaatse en stelt bij strafbare feiten een PV op, maar dat belandt dan elders op een grote stapel en er wordt verder niets mee gedaan. Dat is een evolutie waarvoor we heel waakzaam moeten zijn. Heel wat migranten ontvluchten immers net dat soort toestanden in een stad als Brussel. En toegegeven: soms hebben ook wij als stadsbestuur echt het gevoel dat de zaken ons boven het hoofd groeien. Het gaat hier nu echt razendsnel. Eerlijk gezegd denk ik dat we vandaag al boven de bovengrens zitten van wat sociaal behapbaar is voor een relatief kleine centrumstad. Maar goed, als stadsbestuur kunnen we uiteraard niemand beletten om hier te komen wonen. Vandaag komt het er voor ons vooral op aan om aan schadebeperking te doen, en echt grote conflicten te vermijden.’

 

Vrijblijvend

Maatregelen kort op de bal zijn uiteraard nodig, maar finaal valt of staat alles bij inburgering op langere termijn. Veelzeggend voor de inspanningen die Aalst op dat vlak doet, is de vaststelling dat er vandaag al vier medewerkers actief zijn in de cel inburgering. En binnenkort komt er weer iemand bij. De cel kreeg intussen ook een soort van centrale regierol, over de verschillende stadsdiensten heen. Saar De Schrijver: ‘We mikken echt heel breed. Zo organiseren we bijvoorbeeld Babbelonië, praattafels voor volwassenen waarbij we anderstaligen op heel laagdrempelige wijze samenbrengen met Nederlandstaligen. Ook Wereldmama’s is zo’n initiatief, dat vooral mikt op jonge mama’s. Daarnaast is er Ken je Stad, een zesdelige cursus die als een soort lokale laag bovenop de Vlaamse inburgering ligt en die nieuwkomers wegwijs maakt in de stad’

Aan goedbedoelde initiatieven ontbreekt het niet, maar hét pijnpunt blijft het vrijblijvende karakter: je kan niemand verplichten om zich zo te integreren. ‘We zijn nog steeds op zoek naar de beste strategie om zoveel mogelijk mensen te bereiken, en vaak zijn we daarvoor afhankelijk van andere sociale partners,’ geeft Saar toe. ‘Maar we moeten eerlijk zijn: sommige gemeenschappen krijgen we heel moeilijk te pakken. Zij zijn  gewoon niet geïnteresseerd in integratie omdat een groot deel van hun leven zich afspeelt in een parellelle wereld.’

‘Doorgaans hebben we ook geen stok achter de deur om bijvoorbeeld taallessen te verplichten. En naarmate de instroom en die parallelle circuits groter worden, voelen zij ook minder de nood om op ons aanbod in te gaan. Het valt ons nochtans op dat de echte vluchtelingen doorgaans wél heel gemotiveerd zijn om snel Nederlands te leren. Maar toegegeven, die gemeenschappen zijn meestal ook kleiner in de stad, waardoor er ook minder parallelle circuits bestaan.’ ‘Dat klopt,’ bevestigt Van Overmeire. ‘En hoe men het ook draait of keert: zelforganisaties, eigen verenigingen of moskeeën zijn echt wel een rem op integratie. Dé grote gamechanger is het onderwijs. De eerste generatie spreekt vaak geen Nederlands, maar als hun kinderen hier naar school gaan, verandert het plaatje voor hen wél.’

Consequente regels

Lag de sterke focus op taalverwerving en inburgering in Aalst aanvankelijk politiek heel gevoelig, vandaag lijkt er in de stad nog weinig discussie over te bestaan. Karim Van Overmeire: ‘We hebben hier geleerd dat inburgering, hoe goedbedoeld ook, niet het exclusieve domein mag blijven van een clubje specialisten. Je moet ook je autochtone bevolking meekrijgen. Dat lukt enkel als je gastvrijheid koppelt aan consequente regels. Dat is de lijn die we ook het stadspersoneel meegeven. Uiteraard zullen we iemand die in de stadsbibliotheek een hartaanval krijgt niet vragen om het eerst even in het Nederlands uit te leggen, maar medewerkers aan het loket hebben wel nood aan een duidelijke lijn. Vroeger spraken sommigen Frans of Engels met anderstaligen, anderen hanteerden dan weer consequent het Nederlands, en ook dat leidde soms tot spanningen.’ Van Overmeire maakt zich sterk dat de aanpak de voorbije jaren nu ook over de partijpolitieke grenzen heen gedragen wordt in de stad.

Lessen voor andere steden

Welke lessen kunnen andere centrumsteden die het aantal anderstalige migranten explosief zien stijgen, trekken uit de Aalsterse aanpak? Karim Van Overmeire: ‘Trek een duidelijke lijn in je hele aanpak, beperk je niet tot  knuffelbeleid en wees niet bang om nieuwe initiatieven snel te evalueren en desnoods ook snel te stoppen.’ ‘En focus sterk op het onderwijs’, vult Saar De Schrijver aan. ‘Ook wanneer je daar als stadsbestuur nog flink wat eigen middelen moet tegen aangooien. Ik merk dat er bij collega’s in andere steden soms nog kritische vragen zijn bij onze aanpak, maar ik stel ook vast dat er alsmaar meer steden ons volgen in bepaalde initiatieven. Al hebben ook wij vaak té weinig impact. En dat kan best frustrerend zijn.

Filip Michiels is zelfstandig journalist/auteur en schrijft voor diverse Belgische kranten, weekbladen en websites. Hij won tweemaal de Citi Persprijs voor economische journalistiek en was eenmaal genomineerd voor de Belfius Persprijs. In 2022 publiceerde hij de biografie van Bessel Kok: "Chaos & Charisma".

Commentaren en reacties