Modellensyndroom in publiek (corona)beleid
Zelf denken is schaars geworden door modellensyndroom
Jan Tinbergen was de eerste econoom-econometrist die data-management ‘avant la lettre’ op de kaart zette (en daarvoor ook de Nobel (Riksbank) prijs kreeg. Recent heeft econometrie echter bakken kritiek over zich heen gekregen.
foto © Suyk, Koen / Anefo, CC0
Het modellensyndroom is nefast voor goed overheidsbeleid. En voor een maatschappij die zich maar niet aan die modellen wil aanpassen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEen heel tijdje geleden brak ik een lans om in de klimaatkwestie de erfenis van Jan Tinbergen niet al te veel te molesteren. Even ter herinnering: Jan Tinbergen was de eerste econoom-econometrist die data-management ‘avant la lettre’ op de kaart zette (en daarvoor ook de Nobel (Riksbank) prijs kreeg.
Econometrie
Econometrie ligt essentieel wakker van 3 dingen. Eerst en vooral de aard en natuur van de relatie tussen verschillende variabelen die onderdeel zijn van een bepaald probleem dat nader inzicht of sturing behoeft. Ten tweede de kwaliteit van de data. En drie, de kwalitatieve aard van de kwantitatieve conclusies die uit zo’n model rollen.
Nu heeft econometrie bakken kritiek over zich heen gekregen. In het bijzonder na de financiële crisis van 2008. Economie zou te wiskundig zijn en te weinig normerend voor het ‘echte leven’. Daar is van alles over te zeggen en dat werd dan ook gedaan. Niettemin zal iedereen moeten toegeven dat iedere analyse van een complex probleem betekent dat je op zoek gaat naar de elementen die van belang zijn om het probleem te begrijpen, en de rol die elk speelt in de probleemformulering en latere oplossing.
Om van een probleemanalyse te gaan naar een oplossing dien je dus ook inzichtelijk te maken hoe die variabelen zich tot elkaar verhouden. Eventueel leidt dat tot meerdere modellen. Maar eenmaal je een verband veronderstelt tussen die variabelen, spreek je eigenlijk al over een model. Zelfs als je tegen wiskunde in de economie bent, loop je toch tegen econometrie aan als noodzakelijk kwalitatief kanaal om die variabelen de juiste verhouding tot elkaar te gunnen en de achterliggende data zo goed mogelijk hun normatieve waarde te laten tonen.
De toeslagenaffaire in Nederland
Problematisch wordt het als modellen een eigen leven gaan leiden. Als modellen ‘het’ antwoord zijn eerder dan de springplank naar het antwoord. Dat gebeurde er in Nederland toen allerlei instanties de jacht openden op burgers op basis van modellenanalyses inzake wie er als ‘fraudeur’ van allerlei toeslagen kon worden aangemerkt. Rücksichtslos en zonder redelijkheid of beoordelingsvermogen pasten de diverse instanties modellen toe, die ze vaak zelf niet begrepen. Ze interpreteerden feiten door die lens, zonder echt bewijs, en duwden letterlijk hele families de ellende in.
Daarenboven opereerde het hele Nederlandse publieke bestuurssysteem als een groot technocratisch model. Een deel van dat systeem kan de fouten van een ander deel van het systeem niet herkennen. Of erger: het negeert die mogelijkheid. Niet verwonderlijk dat de commissie die de hele affaire diende te onderzoeken, enkel maar tegenstand ondervond. Van geen antwoorden, tot voor 90% zwartgekalkte documenten die werden vrijgegeven, tot direct intimidaties van de parlementairen die in die zoektocht naar gerechtigheid het voortouw namen. Het eindrapport kreeg de titel ‘ongekend onrecht’ blijkbaar verdiend mee.
Een van die parlementairen, Pieter Omtzigt (CDA’er en ook econometrist) was gisteren (17/1) te gast in het programma WNL op zondag, een kletsprogramma à la ‘De zevende dag’. Hij noemde de toeslagenaffaire een totale systeemcrisis. Een falen van het geheel van het publieke systeem. Niet enkel van een departementje of groepje mensen. Als centraal probleem noemde hij het modellenbeleid van de overheid. Daarmee bedoelde hij dat modellen als blauwdruk voor beleid altijd aanzienlijke ‘overshoot’ opleveren. Zelfs Tinbergen in zijn tijd wist dat toen hij zei ‘als modellen het centrale element worden van de analyse en het bijhorende publiek beleid houdt het voor mij op’.
Modellenbeleid is ‘hardship’
Omzigt maakte ook even een betekenisvol uitstapje (met het oog op de naderende verkiezingen in Nederland). Hij zei daarover twee dingen. (1) Weet u hoe tegenwoordig verkiezingsprogramma’s worden geschreven? Met een checklijst van het CPB erlangs (het Centraal Planbureau is de cijfermatige hijger in de nek van de partijen en regering). Wil je dus een realiteit waarvoor je niet de juiste hokjes kan aanvinken, ga je dus blijkbaar naar de Filistijnen (volgens het gezaghebbende CPB). Of hoe technocratische modellen maatschappijvormend vermogen onmogelijk maken, of erger, in de kiem smoren.
De enig mogelijke maatschappij is degene die past binnen de modellen die — indien correct gebouwd — die maatschappij zouden moeten reflecteren. Geen wonder dat dit modellensyndroom een serieuze basis is voor heel wat ‘hardship’ bij burgers en de maatschappij als geheel. Financieel, maar ook qua gemist potentieel. Het negeert ook gevaarlijke onderstromen. Zo gaat het bijvoorbeeld in migratietermen niet over een allochtone meerderheid of minderheid, zoals een recent migratierapport suggereerde, maar over een glijdende schaal. Daarbij tast een betekenisvolle minderheid (vanaf 5%) reeds de bestaande mores aan. En vanaf een 10% minderheid kan er een aanzienlijke conflictdynamiek ontstaan, zeker inzake militant gevoelige thema’s. Zelfde cijfers, andere analyse.
Modellenbeleid in coronatijden
Datzelfde geldt ook voor het modellenbeleid inzake de coronagesel die nu ons al een tijdje teistert. Nog even los van de wetenschappelijke broosheid van medische data (er is een reden waarom datafraude in de medische literatuur zoveel hoger is dan in andere takken), lijkt het modellensyndroom ook hier welig te tieren. Standpunten worden ingenomen op basis van wetenschappelijke inzichten en adviezen van de experten (blijkbaar is er een onbegrepen collusie tussen wetenschappelijke kennis en de mening van medische experten). En experten zien het als hun Messianistische roeping om mensen — vaak op basis van biostatistiek — in allerlei dwangbuizen te dwingen. Naar eigen zeggen doen ze alleen maar ‘het goede’.
Er is geen directe lijn tussen intelligentie en wijsheid. En blijkbaar mag je die ook niet verwachten. Nog van wetenschappers, noch van beleidsmakers. Het modellensyndroom is oververtegenwoordigd in het pensée unique. Iets waarvan ik soms het gevoel heb dat alleen nog door Rik Torfs publiekelijk wordt in vraag gesteld.
Onze ultieme vuurvreter van het moment, Frank Vandenbroucke, onderstreept die pijnlijke dynamiek nog eens extra door talig geweld voor de kar te hangen van deze epistemische onderdrukking. Zelf denken is schaars geworden in het modellensyndroom. In dit soort van postideologische en postmoderne politiek is beleid niet meer dan het ontwijken van de terugslag van onvermijdelijke affaires en bijhorende wrakstukken, die het gevolg zijn van eerder falen, gedragen door hetzelfde modellensyndroom. En de wetgever, die kijkt, net zoals in Nederland, nu al een tijdje verweesd de andere kant op.
Tags |
---|
Personen |
---|
Luc Nijs is de bestuursvoorzitter en CEO van investeringsmaatschappij The Talitha Group en doceerde o.a. ‘Internationale kapitaalmarkten’ en ‘Bedrijfsfinanciering en -waardering’ aan de universiteiten van Leiden, Riga en Madrid. Hij is de auteur van een reeks boeken inzake internationale financiën, kapitaalmarkten, schaduwbankieren en aanverwante onderwerpen.
Als er een probleem is, is de overheid in de buurt. Als er geen probleem is, ontwikkelt de overheid de problemen zelf. Dat heeft een prijs.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.