De Duitstalige Gemeenschap van België omvat de steden Eupen, Sankt Vith en een zevental kleinere gemeentes. In deze regio binnen de provincie Luik wonen 78.600 mensen. Veertig jaar geleden verkreeg Ostbelgien — zoals de Gemeenschap zich sinds 2017 presenteert — zijn eigen regering. Tien jaar eerder ontstond het eerste parlement. Doorbraak sprak met minister-president Oliver Paasch over toerisme, de verhouding met Vlaanderen en Wallonië en de toekomst van de Duitse en Nederlandse taal. Onlangs kocht de Duitstalige Gemeenschap het kasteel…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
De Duitstalige Gemeenschap van België omvat de steden Eupen, Sankt Vith en een zevental kleinere gemeentes. In deze regio binnen de provincie Luik wonen 78.600 mensen. Veertig jaar geleden verkreeg Ostbelgien — zoals de Gemeenschap zich sinds 2017 presenteert — zijn eigen regering. Tien jaar eerder ontstond het eerste parlement. Doorbraak sprak met minister-president Oliver Paasch over toerisme, de verhouding met Vlaanderen en Wallonië en de toekomst van de Duitse en Nederlandse taal.
Onlangs kocht de Duitstalige Gemeenschap het kasteel Eyneburg bij Hergenrath dat lange tijd leeg stond. Monumentenzorg staat bovenaan op de agenda?
‘De Duitstalige Gemeenschap hecht veel waarde aan historische monumenten. Over de Eyneburg kan ik momenteel om juridische redenen niets zeggen, omdat we nog in onderhandeling zijn met projectinvesteerders. Maar mocht een waardevol gebouw door leegstand in verval geraken, dan zijn wij in het verleden steeds weer in de bres gesprongen. We bevinden ons momenteel zelfs in zo’n monument. De huidige zetel van de regering was voorheen deel van een textielfabriek. Daarna deed het dienst als school totdat het leeg kwam te staan. Wij hebben het toen overgenomen en compleet gerenoveerd. Burg Reuland kent eenzelfde verhaal. We denken er momenteel over na hoe we die het beste kunnen saneren. En dan is er nog het klooster Heidberg in de buurt van het station van Eupen. Ook dat hebben we kunnen redden van de ondergang. De Gemeenschap nam het destijds over voor een symbolisch bedrag van 1 euro. Er is nu een zaken- en evenementencentrum in gevestigd.’
Loopt de regio wat betreft toerisme niet achter op Wallonië?

Klooster Heidberg
‘Nee, ik ben eigenlijk zeer tevreden met de ontwikkeling van het toerisme. We hebben hier ongeveer 400.000 overnachtingen per jaar. Na corona is er nog eens een flinke groei ontstaan. Tijdens de pandemie hebben veel Belgen onze regio voor het eerst ontdekt (lacht). We hebben een flink aantal bezienswaardigheden waar we mee kunnen pronken. Ook hebben we enorm geïnvesteerd in wandel- en fietsroutes. Van de voormalige spoorweg Vennbahn hebben we een 125 kilometer lang fietspad gemaakt.’
Dat werd uit het budget van de Duitstalige Gemeenschap betaald?
‘Gedeeltelijk, maar met ondersteuning van de Europese Unie. Aan de bouw van de Vennbahn droegen overigens ook de andere landen die de route doorkruist bij.’
In de herfst is het 40 jaar geleden dat de Gemeenschap met een eigen regering autonoom werd. Hoe beoordeelt u de verworven rechten, is er nood aan uitbreiding?
‘In de eerste plaats zijn we zeer dankbaar voor de autonomie. Het Waalse gewest heeft toentertijd ongeveer 80% van zijn regionale bevoegdheden aan ons overgedragen. In de tweede plaats wil ik benadrukken dat we ook bij toekomstige staatshervormingen altijd een gelijkwaardige partner willen zijn. Er zijn namelijk een paar incoherenties bij de bevoegdheden. Er bestaan bevoegdheden die nu nog bij de provincie Luik liggen, maar die we om praktische redenen zouden willen overnemen.’
‘Klassiek voorbeeld van incoherentie is dat de provincie Luik verantwoordelijk is voor de Duitstalige Gemeenschap die in rangorde als overheid hoger staat dan de provincie. De provincie is daarbij bijna op dezelfde gebieden actief als wij, onderwijs, toerisme. Daardoor ontstaan overlappingen.’
(lees verder onder de foto)

Zicht op Burg Reuland.
Dus een ambtenaar in Luik begint een bepaald project waaraan tegelijkertijd ook in Eupen door een andere ambtenaar wordt gewerkt zonder dat ze het van elkaar weten?
‘Dat kan gebeuren. Maar een nog groter probleem ontstaat bijvoorbeeld als in Luik culturele initiatieven worden opgepakt die niet binnen de door ons vastgelegde omlijningen liggen. Dat kan leiden tot een conflictsituatie. We werken aan een oplossing van dit probleem. Zo is inmiddels geregeld dat de subsidies die voor onze verenigingen zijn bedoeld in zijn geheel aan ons worden overmaakt. Op die manier kunnen wij die middelen direct aan onze verenigingen doorgeven.’
‘Daarbij komt nog het taalprobleem. Er moet steeds heen en weer worden vertaald. Dat is natuurlijk niet efficiënt. Een ander problematisch voorbeeld: wij zijn voor de ruimtelijke ordening verantwoordelijk, maar niet voor het milieu. Onze bedrijven hebben daarom voor de bouw van bijvoorbeeld een nieuwe fabriek een bouwvergunning van ons nodig en daar bovenop nog een een vergunning uit Luik over de overeenstemming met vereisten op milieugebied.’
En welke vergunning is er sneller?
‘Dat hangt van het thema af (lacht). Wij proberen de vergunningsaanvraag in ieder geval zo snel mogelijk te behandelen.’
In Wallonië wordt veel gesproken over een federatie met vier deelstaten. Hoe staat u tegenover dit model?
‘Positief. Dit model is voor ons interessant, omdat de Duitse Gemeenschap een van de vier is. Ons doel is gelijkberechtiging. Als we uitgaan van regio’s, dan moeten er binnen België ook vier regio’s ontstaan: Vlaanderen, Wallonië, Brussel en wij. Als we niet een van die vier zijn, dan worden we een ondergeschikte overheid. Dat willen we niet.’
Mocht er ooit een afscheiding van Vlaanderen komen, waar ziet u dan de Duitstalige Gemeenschap?
‘Het streven naar afscheiding bestaat bij ons absoluut niet. Ik ken hier ook persoonlijk niemand — ook niet binnen de politiek — die wil dat onze regio België verlaat. Dat is bij ons geen thema van gesprek. We gaan ervan uit dat België in zijn huidige vorm zal blijven voortbestaan.’
Heeft u plannen om Nederlands in het onderwijs op één lijn te trekken met het Frans?
‘In het onderwijs wordt inderdaad te weinig aandacht besteed aan het Nederlands. Daarom werken we eraan om er op scholen meer aandacht aan te geven. Er ligt hier natuurlijk een enorme focus op het Frans. Al op de kleuterschool wordt Frans gepraat. Later op school staan Frans en Duits zelfs gelijkwaardig naast elkaar. Daarbij moet u bedenken dat we Frans in het leven van alledag nodig hebben. Vijf kilometer verderop begint het Franstalige gebied, waar velen geen woord Duits spreken. Ook voor onze economie is Frans van enorm belang. Desondanks als er ruimte voor is, zou ik Nederlands meer plaats willen geven in ons onderwijs.’
Het is geen verplicht vak op school?
‘Nee, maar de positie willen we in ieder geval verbeteren. Daar moet ik bij zeggen dat de meesten van ons de taal toch goed kennen. Dankzij toerisme uit Vlaanderen en Nederland zijn er natuurlijk nauwe contacten. En we zijn graag in de Vlaamse steden. Voor iemand met Duits als moedertaal is het ook niet zo moeilijk Nederlands te leren. We verstaan het bijna van geboorte af. Zoals de taal in Limburg wordt gesproken gaat de communicatie van een leien dakje. In Antwerpen wordt het soms iets moeilijker (lacht). De meesten hier zijn drietalig, onze jongeren zelfs viertalig, die leren er Engels bij.‘
Heeft de Duitse taal nog toekomst in de Duitstalige Gemeenschap? Op straat in Eupen hoor je migranten vaak alleen maar Frans spreken…
‘Dat is een minderheid. We weten hoe de linguïstische verdeling hier is. De absolute meerderheid spreekt Duits. Ik heb niet de indruk dat de Duitse taal aan het verdwijnen is. Naast de overheid communiceren al onze culturele organisaties in het Duits. Wel waar is dat we ons internationaal opstellen. We kunnen eveneens Frans, Nederlands, Engels en zelfs Luxemburgs (lacht). Onze meertaligheid is een voordeel, maar brengt in geen geval de positie van de Duitse taal in gevaar. Het is niet zoals in de Elzas.’
‘Wat ik jammer vind is dat het Duits in andere delen van België niet de nodige aandacht krijgt. Duits is nog altijd de meest gesproken moedertaal in Europa. Daarom is het ook van groot belang voor het bedrijfsleven. We kunnen bruggen bouwen met Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Liechtenstein en Luxemburg. Zonder Duits zaten we in een heel andere uitgangspositie. We nemen daarbij voor de Vlamingen en de Walen vaak de rol van voortrekker binnen Europa over. Daarom is het uit economisch zicht ook heel belangrijk de Duitse taal binnen het onderwijssysteem een voorname plaats te geven. Het is een enorm voordeel met Duitse bedrijven in het Duits te kunnen communiceren.’
Maar de aanvraag voor een milieuvergunning moet desondanks in het Frans worden opgesteld?
‘Dat mag ook in het Duits (lacht). Maar het is een andere overheid en de procedure is zeker niet zinvol. Wat ook opvalt is dat op websites van federale instellingen zeer vaak de Duitse versie ontbreekt. Hoewel onze wetgeving — nog uit de jaren zestig — dit verplicht stelt. Daar moeten we aan werken, want dat wordt door velen niet als prioriteit gezien. Voor ons is het echter van existentieel belang. Daarom moeten we soms met de vuist op tafel slaan.’