Sinds een tweetal weken kan men op de site van Het Nieuwsblad een idee krijgen wat het niveau en de kwaliteit van een gegeven middelbare school in Vlaanderen is, zo'n duizend in totaal. Zonder meer een lovenswaardig initiatief, ONDERWIJZER gedoopt, menen de meeste experts. Meten is nu eenmaal weten, ook – en zeker – wanneer het op onderwijsniveau aankomt. Alleen, welke gegevens laat men precies meespelen? Welke criteria wegen inzake relevantie zwaarder door? En vooral: hoe leest men de realiteit…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Sinds een tweetal weken kan men op de site van Het Nieuwsblad een idee krijgen wat het niveau en de kwaliteit van een gegeven middelbare school in Vlaanderen is, zo’n duizend in totaal. Zonder meer een lovenswaardig initiatief, ONDERWIJZER gedoopt, menen de meeste experts. Meten is nu eenmaal weten, ook – en zeker – wanneer het op onderwijsniveau aankomt. Alleen, welke gegevens laat men precies meespelen? Welke criteria wegen inzake relevantie zwaarder door? En vooral: hoe leest men de realiteit onder de cijfers?
‘Op zich is dit een zinnige oefening, niet in het minst voor de scholen zelf’, stelt Wouter Duyck, cognitief psycholoog (UGent) en onderwijsdeskundige. ‘Het belang van deze informatie is doorheen de jaren steeds relevanter geworden. Zonder nostalgisch te willen doen, maar vijftig jaar geleden was het niveau van ons Vlaams onderwijs hoog, maar ook homogeen hoog. Scholen zaten kwalitatief veel dichter in mekaars buurt, het was een garantie voor elke ouder. Inmiddels zijn de onderlinge verschillen veel groter geworden.’
‘En als ik nog volgende kanttekening mag maken? Het zijn vooral de koepels die zich vandaag op onderwijsvrijheid beroepen, vaak als argument om inmenging van overheidswege af te wenden. Alleen is die onderwijsvrijheid er niet voor de verstrekkers, maar wel voor de kinderen en de ouders! Wanneer een schoolkeuze aan de orde is, moeten ze daar de gevolgen van kennen. Wanneer ik lezingen geef en zeg dat één vijfde van onze afgestudeerden als laaggeletterd moeten bestempeld worden, reageert men met ongeloof. Bij de tienjarigen is de leesvaardigheid van onze kinderen de vierde laatste van de EU. Er moet dus dringend wat gebeuren. Deze ONDERWIJZER-tool kan daar een rol in spelen.’
Criteria lezen
Eigen berichtgeving van Het Nieuwsblad heeft het over meer dan 400.000 Vlamingen die inmiddels al van de module gebruik hebben gemaakt. Concreet houdt men bij ONDERWIJZER rekening met verschillende criteria. Zo bijvoorbeeld het aandeel van de kinderen die niet het Nederlands als thuistaal hebben. Of het aantal afgeleverde A-, B- of C-attesten. Hoeveel stromen er door naar het hoger onderwijs? En hoeveel van die groep haalt binnen de voorziene drie jaar daadwerkelijk een bachelor-diploma? Telkens wordt vergeleken met een gemiddelde, opgebouwd uit soortgelijke scholen (ASO wordt niet met BSO of TSO vergeleken en vice versa) die dezelfde richtingen als de onderzochte school aanbieden.
‘Deze resultaten geven een beeld van een school, maar moeten kritisch worden gelezen’, stelt Johan De Donder, leerkracht in het Brusselse Maria-Boodschaplyceum en lid van de Expertencommissie die zich in opdracht van minister Weyts over de toekomst van het onderwijs heeft gebogen. ‘In onze school vindt 85% van onze leerlingen hun weg naar het hoger onderwijs, in het Sint-Jan Berchmanscollege hier wat verderop zou dat slechts een goede helft zijn. Moeilijk te geloven. Wellicht kan dit verklaard worden omdat heel wat van die leerlingen hun opleiding in een Franstalige of internationale hogere instelling voortzetten en dus niet in de Vlaamse cijfers gedetecteerd worden.’
‘Hetzelfde kan gezegd worden over de thuistaal’, aldus Duyck. ‘Niet-Nederlands als thuistaal kan zowel slaan op kinderen in een achtergestelde buurt als op leerlingen met hoogopgeleide expats als ouder.’
‘En wat doe je met de tweetaligheid’, vult De Donder aan. ‘In heel wat gezinnen in Brussel en de rand worden thuis beide talen gesproken. Dit hoeft niet per se op enige taalachterstand te wijzen die dan weer repercussies op de schoolprestaties heeft.’
Kwaliteit opkrikken
Kwaliteit of net de daling ervan loopt als een rode draad doorheen het onderwijsverhaal. Vanaf 2024 zullen als antwoord op de trend de zogenaamde Vlaamse toetsen ingevoerd worden. Op vier momenten (vierde en zesde leerjaar en het tweede en zesde jaar secundair) zullen centrale toetsen ingericht worden. Op die manier gaat men de onderwijskwaliteiten in de gaten houden, op een uniforme manier bij elke leerling, ongeacht de plek waar hij school loopt. ‘We waren bijna het enige land in de EU die dergelijke peilingen nog niet had’, legt Wouter Duyck uit. ‘Ik heb eerlijk gezegd de weerstand ertegen nooit goed begrepen. Hiermee gaan we trouwens niet enkel de output meten – wat kan een leerling op net dat moment – maar ook de leerwinst in kaart brengen: welke vorderingen heeft hij gemaakt? Doordat we ook die vooruitgang in kaart kunnen brengen, zal de informatie waarover we beschikken fijnmaziger zijn. Dit wordt een nuttig instrument in het proces van rechttrekking wat al die jaren fout is gelopen.’
‘Ik heb gemengde gevoelens bij deze toetsen’, meent Johan De Donder. ‘Ze zijn een goede barometer, maar het is niet enkel door te peilen dat je het niveau terug zal opkrikken. Vergeet niet wanneer de juiste stappen gezet worden, het nog ettelijke jaren zal duren voor we terug op het peil van voor de achteruitgang staan. Onze daling op de internationale lijsten gebeurde geleidelijk aan. Ook de herstelbeweging, als die er komt, zal zo verlopen. We moeten het warm water niet uitvinden.’
‘Ik zie twee grote problemen’, vervolgt De Donder. ‘Sinds ongeveer 2000 is men begonnen met leerplannen waarbij op inhoudelijk vlak behoorlijk aan kwaliteit en kwantiteit is ingeboet. Men had het dan over vaardigheden, terwijl basiskennis steeds meer onder druk kwam te staan. Een tweede probleem is de manier waarop men aan vakken en richtingen is gaan sleutelen. Men jongleert dan met vakken als burgerzin of financiële geletterdheid. Mij niet gelaten, maar het is wel een probleem dat die ten koste van basisvakken als geschiedenis of aardrijkskunde ingevoerd werden.’
Leerkracht herwaarderen
Hoe cruciaal is de leerkracht in dit alles? De vraag klinkt retorisch, en dat is ze ook. ‘Ik sta inmiddels al 35 jaar voor de klas, en met evenveel enthousiasme’, legt Johan De Donder uit. ‘Maar de realiteit is dat ik veel collega’s, vaak jonge leerkrachten, in de eerste graad zie afhaken. De ernst is daar helemaal aan het verdwijnen. Leerlingen kiezen richtingen en vakken, maar die blijken dan niet bindend te zijn. Welke signaal stuur je zo uit?’
‘Ook de opleiding kan beter’, klink het. ‘Ik merk dat tijdens die jaren onvoldoende de nadruk wordt gelegd op vakinhoud en klasmanagement, wat aansluit bij het probleem van die leerplannen dat ik net schetste. Naarmate de opleiding vordert is het belangrijk dat men de studenten de nodige zin voor didactiek bijbrengt. Want als vakkennis een onontbeerlijk begin is, moet je die nog altijd aan de leerlingen kunnen overdragen. Tot slot, moeten ook de werkomstandigheden, te beginnen met het respect, verbeterd worden. Hou je met dit alles rekening, dan kom je al een heel eind.’