JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Laten we een punt zetten achter de Belgische komedie!

Jules Gheude6/8/2018Leestijd 7 minuten
Olivier Chastel (MR) wil geen institutionele discussies, ook niet als de
MR-jongeren een proefballonnetje oplaten

Olivier Chastel (MR) wil geen institutionele discussies, ook niet als de MR-jongeren een proefballonnetje oplaten

foto © Reporters / QUINET

Confederalisme, of toch maar rattachisme? Hoe zit het: moet er nu een zevende staatshervorming komen, of is dat een achterhaald idee?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In de Grondwet staat sinds 1993 geschreven: Artikel 1, België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten.’ Drie gewesten: het Vlaamse, Waalse en Brusselse Gewest. Drie gemeenschappen: de Vlaamse, de Franse, en de Duitstalige Gemeenschap.

Sindsdien zijn deze grondwettelijke bepalingen twee keer geschonden: in mei 2011, toen het parlement van de Franse gemeenschap besloot om systematisch de benaming ‘Fédération Wallonie-Bruxelles’ te gebruiken; en in maart 2017, toen de Duitstalige Gemeenschap koos voor de naam ‘Ostbelgien’.

‘Institutionele millefeuille’

Het Belgische federalisme op poten zetten ging ontzettend moeizaam. Sinds 1970 noodzaakte dit al zes staatshervormingen, waarbij de centrale staat meer en meer bevoegdheden als ballast moest uitwerpen. De institutionele millefeuille waar we vandaag mee zitten is danig complex, en dat maakt politieke besluitvorming moeilijker en moeilijker. Wat betreft gezondheidszorg, mobiliteit, energie en buitenlandse handel immers, hebben de onderscheiden bestuursniveaus hun prerogatieven behouden.

In een poging om hier een eind aan te maken, stellen diverse politieke verantwoordelijken nu voor om bepaalde bevoegdheden te ‘herfederaliseren’. Om met andere woorden die bevoegdheden weer in de schoot van de centrale staat onder te brengen.
Dat is het geval met Maggie De Block, federaal minister (VLD) van Volksgezondheid, die laatst in juni de opdeling van de gezondheidspolitiek onder acht ministers aanklaagde:

‘Gezondheidszorg is het sterkst gefragmenteerde departement, en er bestaat geen hiërarchie tussen de gefedereerde eenheden. Niemand kan dus zeggen: dat moet er gebeuren. Maar als men tot het besef komt dat een genomen maatregel idioot is, dan moet men die kunnen herstellen.’

Maar de N-VA en de CD&V hebben hier onmiddellijk een eind aan gesteld en het voorstel onontvankelijk genoemd. Bart De Wever heeft al laten verstaan dat het confederale project op tafel zal komen na de wetgevende verkiezingen van 2019. Dit project wil dat de federale staat maximaal uitgekleed wordt ten voordele van de Vlaamse en Waalse staat. Wat het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreft: dat zou bevoegd blijven voor de grondgebonden materies, en voor wat onder de huidige achttien gemeenten valt, voor de OCMW’s en voor de zes politiezones. Wat de persoonsgebonden materies betreft zou elke Brusselaar, los van zijn taal of herkomst, dienen te kiezen tussen Vlaanderen of Wallonië. Die keuze zou ook op de personenbelasting slaan, op de sociale zekerheid en ziekteverzekering, jeugdbescherming, immigratie en integratie, en op het stemrecht voor het Vlaamse of Waalse parlement. De keuze zou niet definitief zijn, en na een wachttijd kunnen worden aangepast.

Het is overigens niet de N-VA die aan dat confederale ontwerp ten gronde ligt. De partij bestond nog niet begin jaren negentig, toen de christendemocraat en Vlaams minister-president Luc Van den Brande dit idee lanceerde. En in 1999, toen het Vlaams Parlement zich in die zin uitsprak, was ze er evenmin al. De huidige voorzitter van de CD&V, Wouter Beke, was heel duidelijk in 2007, toen hij aan het Québecse blad Le Devoir toevertrouwde: ‘Wij willen een echte confederatie, waar elk zal kunnen doen wat hem bevalt.’

De Franstalige politiek verantwoordelijken hebben na bijna twintig jaar nog steeds niet door dat Vlaanderen op confederalisme wil afstevenen. Vandaag lanceren meerdere Franstalige liberalen een oproep om een aantal bevoegdheden die in het verleden naar de deelstaten waren overgeheveld, opnieuw bij de federale staat onder te brengen. Bij de ondertekenaars van de open brief vinden we twee federale ministers, Sophie Wilmes (Begroting) et François Bellot (Mobiliteit en Transport), Christine Defraigne, senaatsvoorzitster, en ook een aantal volksvertegenwoordigers.

Proefballonnetje

Dat proefballonnetje werd naar men zegt opgelaten op initiatief van Jong-MR, maar er kwam al een reactie van partijvoorzitter Olivier Chastel: ‘Het is niet het moment voor institutionele discussies’.

Olivier Chastel krijgt het nog flink moeilijk om binnen zijn partij de sterk uiteenlopende meningen te verzoenen, want de Waalse MR-ministers Jean-Luc Crucke en Pierre-Yves Jeholet hebben al laten horen dat hun voorkeur uitgaat naar een verdeling van België in vier entiteiten (Waals, Vlaams, Brussels en Duitstalig), waarmee ze het bestaan zelf van de Franse Gemeenschap op losse schroeven zetten. Dit standpunt verdedigt ook professor en filosoof Philippe Van Parijs in zijn jongste boek Belgium – Een utopie voor deze tijd, waar hij als trait d’union zijn toevlucht neemt tot het Engels. Echt iets om l’Organisation internationale de la Francophoniemee te plezieren!

Jean Defraigne, vader van Christine, zal zich anderzijds omdraaien in zijn graf, hij die in 1996 verklaarde: ‘De Walen moeten hun dossier in gereedheid brengen, een inventaris opmaken en zeggen wat hen op het moment van de scheiding moet toevallen (…) want als de Vlamingen hun zakken zullen volgestopt hebben met euro’s, zullen ze ons losgooien’.

België, laat ons daarmee ophouden!

Tot nog toe hebben de francofone verantwoordelijken zich altijd opgesteld als demandeurs de rien, maar gaven ze tenslotte toe aan de Vlaamse eisen. De ontmanteling van België is een fenomeen dat niets nog in de weg zal staan. Achterhoedegevechten zijn vergeefs.
In 2011, in zijn laatste interview zag François Perin enkel nog ‘een uitweg waar de (Waalse) politici toe niet besluiten: geleidelijk een Frans gewest worden. Wat voor nut heeft het om hardnekkig een Belgische regering te willen? Wel, het levert een groot aantal ministerposten op, en ministeriële kabinetten. Daar maakt men dan gretig gebruik van. België, laat ons daarmee ophouden!’

Op het eind van zijn leven heeft Jean Gol, naar wie het huidige Studiecentrum van de MR is genoemd, uitdrukking gegeven aan zijn scepsis ten aanzien van de levenskansen van België. Ook hem was duidelijk geworden dat onze toekomst Frans zou zijn.

vertaling Marc Vanfraechem

[su_spoiler title=”Lees hier de oorspronkelijke Franstalige tekst” icon=”arrow”]Mettons un terme à la comédie belge !

Jules Gheude

C’est inscrit officiellement dans la Constitution depuis 1993 : La Belgique est un Etat fédéral qui se compose des communautés et des régions.
Trois régions : la flamande, la wallonne et la bruxelloise. Trois communautés : la flamande, la française et la germanophone.

Depuis lors, le prescrit constitutionnel a été violé à deux reprises : en mai 2011, lorsque le Parlement de la Communauté française a décidé de faire systématiquement usage de l’appellation « Fédération Wallonie-Bruxelles » ; en mars 2017, lorsque la Communauté germanophone a fait le choix de l’appellation « Ostbelgien ».

La mise sur pied du fédéralisme belge fut extrêmement laborieuse. Elle aura nécessité, depuis 1970, six réformes de l’Etat, au terme desquelles l’Etat central s’est vu progressivement délester de ses compétences.

Le millefeuille institutionnel auquel nous sommes confrontés aujourd’hui est d’une grande complexité, qui rend la prise de décision politique de plus en plus difficile. Car, en matière de santé, de mobilité, d’énergie ou de commerce extérieur, les différents niveaux de pouvoir conservent des prérogatives.

C’est pour tenter de mettre un terme à cette situation que divers responsables politiques proposent de « refédéraliser » certaines compétences. En d’autres termes, de ramener ces compétences dans le giron de l’Etat central.

Tel est le cas de Maggie De Block, la ministre fédérale de la Santé publique (Open VLD), qui, en juin dernier, dénonçait la fragmentation de la politique de santé entre huit ministres : Les soins de santé sont le département le plus fragmenté et il n’y a pas de hiérarchie entre les entités fédérées. Donc personne ne peut dire : c’est ça qu’il faut faire. Quand on réalise qu’une idiotie a été faite, on doit pouvoir la réparer.

Mais la N-VA et le CD&V ont immédiatement opposé une fin de non-recevoir à cette proposition. Bart De Wever a d’ores et déjà fait savoir que le projet confédéraliste serait au menu des négociations au lendemain des élections législatives de mai 2019. Ce projet vise à dépiauter au maximum l’Etat central au profit des Etats flamand et wallon. Quant à la Région de Bruxelles-Capitale, elle serait compétentes pour les matières liées au territoire et celles relevant actuellement des dix-huit communes, des CPAS, ainsi que des six zones de police. Pour les matières communautaires, chaque Bruxellois, indépendamment de sa langue et de son origine, aurait à choisir entre la Flandre et la Wallonie. Ce choix concernerait aussi bien l’impôt des personnes et le système de sécurité sociale que l’aide sociale, la protection de la jeunesse, l’immigration et l’intégration, ainsi que le droit de vote pour le Parlement flamand ou wallon. Il ne serait pas définitif et pourrait être modifié après une période d’attente.

Ce n’est d’ailleurs pas la N-VA qui est à l’origine de ce projet confédéraliste. Elle n’existait pas au début des années 90, lorsque le ministre-président flamand Luc Van den Brande – un démocrate- chrétien – en a lancé l’idée. Et elle n’existait toujours pas en 1999, quand le Parlement flamand s’est prononcé dans ce sens. L’actuel président du CD&V, Wouter Beke, a lui aussi été très clair en confiant, en 2007, au journal québécois « Le Devoir » : Nous voulons une véritable confédération où chacun pourra agir comme il l’entend.

Les responsables francophones n’ont toujours pas compris que, depuis près de 20 ans, la Flandre entendait mettre les horloges à l’heure confédéraliste. Aujourd’hui, plusieurs personnalités libérales francophones lancent un appel pour remonter au niveau de l’Etat fédéral des compétences qui, dans le passé, ont été transférées aux entités fédérées. Parmi les signataires de la lettre ouverte, on trouve deux ministres fédéraux, Sophie Wilmes (Budget) et François Bellot (Mobilité et Transports), Christine Defraigne, la présidente du Sénat, ainsi que plusieurs députés.

Un ballon d’essai lancé, dit-on, à l’initiative des Jeunes MR, mais qui a déjà fait réagir le président du parti Olivier Chastel : L’heure n’est pas aux discussions institutionnelles. Olivier Chastel aura fort à faire pour concilier, au sein de son parti, des points de vue bien différents.

Car les ministres wallons MR Jean-Luc Crucke et Pierre-Yves Jeholet ont déjà manifesté leur volonté de voir la Belgique évoluer vers une division en quatre entités régionales (flamande, wallonne, bruxelloise et germanophone), remettant ainsi en cause l’existence même de la Communauté française. Une position que défend aujourd’hui, dans son dernier livre « Belgium – Une utopie pour le temps présent », le professeur et philosophe Philippe Van Parijs. En prenant, comme trait d’union, e recours à la langue anglaise. De quoi plaire à l’Office international de la Francophonie !
Quant à Jean Defraigne, le père de Christine, il doit se retourner dans sa tombe, lui qui déclarait en 1996 : Les Wallons doivent préparer leur dossier pour faire l’inventaire et dire ce qui doit leur revenir au moment de la séparation (…) car, quand les Flamands auront les poches pleines d’euros, ils nous largueront.

Jusqu’ici, les responsables francophones se sont toujours présentés en « demandeurs de rien » pour céder finalement aux exigences flamandes. Le démantèlement de la Belgique est un phénomène que rien ne pourra entraver. Les combats d’arrière-garde sont vains.

Dans son interview-testament en 2011, François Perin ne voyait plus qu’une issue à la laquelle les politiques (wallons) ne se résolvent pas : devenir une région de France, graduellement. Quel est l’intérêt de s’acharner à vouloir un gouvernement belge ? C’est que cela fournit un grand nombre d’emplois de ministres, et de cabinets ministériels. Alors, on tire sur la corde. La Belgique, finissons-en !

A la fin de sa vie, Jean Gol, dont le Centre d’Etudes du MR porte aujourd’hui le nom, avait également exprimé son scepticisme quant à la viabilité de la Belgique. Pour lui aussi, il était devenu évident que notre avenir serait français.
[/su_spoiler]

Jules Gheude (1946) is oud-medewerker en biograaf van François Perin. Hij publiceerde meerdere essays over de Belgische communautaire kwestie. In 2009 was hij voorzitter van de Staten-Generaal van Wallonië, een burgerinitiatief om de Waalse geesten van het post-Belgische tijdperk bewust te maken. Sinds 2010 bezielt hij de Gewif (Groupe d’Etudes pour la Wallonie intégrée à la France). Van 1982 tot 2011 was hij directeur aan Wallonie-Bruxelles International (WBI).

Commentaren en reacties