JavaScript is required for this website to work.
radio

Goedlachse rasta Omar in Zanzibar

foto © Pixabay

Het guesthouse dat Alain uitkoos in Zanzibar blijkt uit één personeelslid te bestaan: de immer goedlachse rasta Omar.

Omar zag me er een fijne kerel uit. Hij had een rastakapsel, inclusief een indrukwekkende zwarte baard en snor, die dreigden in elkaar over te lopen. Ware het niet dat wanneer Omar lachte er een rij blikkerend witte tanden de grens aangaven tussen daar waar de snor eindigde en de baard begon.

Veel haar

Omar schatte ik ergens in de veertig, al kan hij ook dertig of vijftig zijn geweest. Bij sommige mensen is dat moeilijk om te raden.  Ik zou een belabberde getuige zijn moest ik ooit een overval meemaken en bij zo’n robotfototekenaar terechtkomen. ‘En hoe zag de verdachte eruit, meneer Grootaers?’ Meer dan ‘veel haar, meneer de tekenaar’, zou er niet uitkomen. Als de man een beer zou tekenen zou ik nog zeggen dat het verbazend gelijkend was.

Maar Omar, dus. Ik ontmoette hem toen ik in Zanzibar op zoek was naar een hutje aan het strand. In de bijbel, door sommige onervaren reizigers ook wel eens de Lonely Planet genoemd, stond het verblijf aangekondigd als een ‘low-key place with a local ambience with basic huts overlooking the sea‘.

Afgelegen

Er stond ook nog bij dat het een beetje afgelegen lag en opzettelijk simpel gehouden zonder airconditioning of zwembad en dat de tuin nogal verwilderd was. Helemaal mijn ding. Ik kon me volledig vinden in het niet moeten onderhouden van een zwembad of het schoffelen van onkruid in de tuin.

Bovendien vermeldde de bijbel ook nog dat er een restaurant en een bar was met bijzonder vriendelijk personeel. Dat personeel bestond dus uit Omar en verder een inderdaad erg vriendelijke jongeman wiens naam ik nooit helemaal heb begrepen omdat hij erg mompelde. Als hij tenminste niet lag te slapen in de hangmat.

Dat kwam omdat hij de neiging had om nogal vaak aan een enorme toeter met marihuana te lurken. Soms verving hij de joint door een alcoholische versnapering, bij voorkeur rum, want ook in Zanzibar geldt het adagium dat je op één been niet kan staan. Beide genotsmiddelen misten hun uitwerking niet en dus lag onze jonge vriend de helft van de tijd in de armen van Morpheus.

Toetertje

Omar, die ook wel eens een toetertje lustte, zo ’s nachts na de gedane arbeid en bij voorkeur met een ‘reggeabeat’ op de achtergrond, was echter veel actiever dan zijn jonge vriend. Toen ik bij de hutjes aankwam in mijn gammele huurauto van ‘cheapcarszanzibar’ was er geen levende ziel te bespeuren.

Het toegangshek hing half uit de hengsels en op de oprit schoot het onkruid alle kanten op. Links en rechts lag wat bouwpuin dat de naïeve reiziger zou kunnen verwarren met het begin van echte verbouwingswerken. Mijn getrainde oog herkende echter meteen de stempel van het betere uitstelgedrag. Er was hier ooit ergens aan begonnen en het was niet afgeraakt, waarna de moed in de schoenen was gezonken en het hele plan was afgeblazen.

Ik dwaalde wat rond op het domein met een prachtig zicht op de Indische Oceaan, palmbomen en een verwilderde tuin, op zoek naar een levende ziel. Het leek er sterk op dat dit hele domein verlaten was. Er was niet één gast of personeelslid te bespeuren. Tot ik wat gestommel hoorde in wat de openlucht bar bleek te zijn.

Rasta

Van achter een hoek kwam het vriendelijke rasta-gezicht van Omar piepen. Of hij misschien nog een hutje vrij had, vroeg ik. Dat moet ik even checken, want het is erg druk, loog hij lachend want er was verder werkelijk geen levende ziel te bekennen. Vervolgens nam hij me mee op een tour langs alle kamers, die er allemaal uitzagen alsof ze al jaren leeg stonden: de verf bladderde van de muren, de kraan in de badkamer lekte, de betonnen douche moest het zonder doucheslang doen en het muskietennet boven het bed vertoonde gaten zo groot dat er gemakkelijk een volwassen vleermuis kon door vliegen.

‘Er is een beetje werk aan de kamers, maar de baas heeft het geld niet om te investeren’, kloeg Omar, ‘maar het ontbijt is inbegrepen. Elke dag verse mango en ananas! En koffie!’, ‘Prima! Ik neem de kamer’, riep ik enthousiast tegen een verbijsterd kijkende Omar, die duidelijk zijn oren niet kon geloven.

‘Jah man!’ riep hij blij.  Hij moet gedacht hebben dat het de koffie was die me over de streep had getrokken. Dat was omdat hij als geboren Zanzibari niet meer zag hoe prachtig het uitzicht vanuit het gammele bed wel was. Door het raam zag ik een parelwit en volledig leeg zandstrand met daarachter een azuurblauwe Indische Oceaan waarop net een lokale visser in zijn Dhow langzaam voorbij zeilde. Uit een ooghoek zag ik in de buitenbar ineens een jongeman uit de hangmat vallen. Dat kwam natuurlijk door al die ‘rastaman vibrations’ hier.

Alain Grootaers (1964) was achtereenvolgens profvoetballer (1 jaar), journalist (altijd al), hoofdredacteur, uitgever, radio- en tv maker, auteur, olijfboer, reisorganisator en documentairemaker. Sommigen zouden zeggen: twaalf stielen en dertien ongelukken maar zelf houdt hij het op: uomo universalis. Hij woont op een boerderij in Andalucía.

Commentaren en reacties