‘Porompompom’ samen met een straatmuzikant
foto © Unsplash
Waarin Alain een straatzanger beledigt en dan maar samen porompompom zingt
Als je in de oude stad van Málaga rondkuiert of op een terrasje zit, is de kans groot dat je een bedelaar of straatmuzikant tegen het lijf loopt. Ze zijn er in alle vormen, maten en nationaliteiten en hanteren al dan niet instrumenten of andere methodes om medelijden dan wel enthousiasme op te wekken.
In de afdeling medelijden is er een jongen van ik schat vooraan in de dertig die beide armen mist. Hij heeft een vast plekje in de Calle Nueva, vlakbij het kerkje van San Francisco de Rioja. Daar staat ook steevast een mannetje dat wierook en mirre verkoopt en zijn waar, waaronder de hier zo geliefde Palo Santo, ook daadwerkelijk in brand steekt, zodat het in de straat ruikt alsof je elk moment te biechten moet gaan.
Tjing, tjing, tjing
De jongen zonder armen zit er altijd in de namiddag als ik me in de straat een weg baan door de toeristen die slenterend op zoek zijn naar koopjes. Hij houdt een plastic bakje tussen de tanden geklemd met daarin wat losse euro’s en beweegt zijn hoofd op en neer zodat het kleingeld in het bakje rinkelt. Tjing, tjing, tjing. De hele namiddag lang, zonder ophouden. Tjing, tjing, tjing. Hij zet het bakje bijna nooit neer, zodat je moeite moet doen om er een euro in te mikken terwijl hij aan het schudden is.
Een marketeer zou hier meteen op ingrijpen, maar bedelaars doen niet aan marketing. In een andere steeg wat verderop zit een verlegen bedelaar. Hij knielt, met het hoofd diep gebogen tot op de grond en de knieën op een stuk karton. Ik zou niet weten hoe hij eruit ziet, in al die jaren dat ik hier woon heb ik alleen maar zijn achterhoofd gezien. Het lijkt me een enorm ongemakkelijke houding en het roept bij de voorbijganger ook een zeker gêne op, zo’n geknielde man, beschaamd om zijn gezicht te laten zien.
Straatmuzikanten
Zijn bedelbakje staat voor hem, wachtend op een aalmoes. Ernaast ligt zijn hond opgekruld te slapen.In de hiërarchie van straatschuimers staan de muzikanten een trapje hoger.Ook hier zijn er verschillende vormen, want je hebt de sedentaire straatmuzikanten die zich installeren op een straathoek en een heel repertoire ten beste geven.
Het zijn vaak prima muzikanten met een hele installatie gemonteerd op wieltjes. De versterker en batterijen zijn vaak op een steekkarretje gemonteerd. Je merkt dat er hier is geïnvesteerd in de toekomst.Een derde en laatste categorie is die van de eenzame straatzanger die van het ene terrasje naar het andere fladdert en daar één of twee nummers brengt, met de hoed rondgaat en dan zijn weg verderzet naar het volgende terras, als ware hij een bezige bij die van de ene bloem naar de andere vliegt, er de nectar uit zuigt en op zoek gaat naar nog meer.
Manolo
Manolo is van de laatste soort. Hij ziet eruit als wijlen de zanger Willy Deville: zo mager dat ik me verbeeld dat ik zijn knoken hoor rammelen als hij stapt. Een ingevallen gezicht, doorgroefd en tandeloos, wat zou kunnen wijzen op slechte mondhygiëne, maar ook op overvloedig drugsgebruik. Ik gok op een combinatie van de twee.
Manolo speelt bijzonder slecht gitaar en heeft maar één nummer op zijn repertoire, dat hij echter met een onvermoed enthousiasme brengt. Het nummer heet ‘Porompompom’ en is u wellicht bekend omdat er niet veel meer tekst is dan – u raadt het al – ‘porompompom’. Mijn gezelschap en ik pomporomponnen dan altijd uit volle borst mee en de euro-oogst is steeds overvloedig voor Manolo, vooral wanneer we een bisnummer vragen en krijgen. Het bisnummer, dat raadt u goed, is ook porompompom.
Vorige week kwam ik op een avond op straat opnieuw Manolo tegen, dit keer zonder gitaar. Ze was in reparatie wist hij me te vertellen. De nek was een beetje scheefgetrokken en nu klonk de gitaar vals zei hij met een uitgestreken gezicht. Ik moest mijn lach inhouden, want de gitaar van Manolo had altijd al vals geklonken. Of hij dan niet gewoon zonder gitaar ‘porompompon’ kon zingen, vroeg ik.
Manolo keek me aan alsof ik gek was. ‘Soy gitarista y cantante!’ riep hij gekrenkt uit. Zelfs slechte straatzangers hebben hun eergevoel bedacht ik me en dus bood ik hem snel een drankje aan op een belendend terras. Twee glaasjes Vermut later zongen we toch nog samen ‘porompompom’. De omstaanders vroegen om een bisnummer, maar dat vond Manolo er te veel aan. Hij ging nog snel met zijn hoed rond, dat dan weer wel.
Alain Grootaers (1964) was achtereenvolgens profvoetballer (1 jaar), journalist (altijd al), hoofdredacteur, uitgever, radio- en tv maker, auteur, olijfboer, reisorganisator en documentairemaker. Sommigen zouden zeggen: twaalf stielen en dertien ongelukken maar zelf houdt hij het op: uomo universalis. Hij woont op een boerderij in Andalucía.
Ook televisiepresentatoren zouden vandaag een ‘voorbeeldfunctie’ hebben. Dat is klinkklare onzin.
‘Moslimhater valt kerstmarkt aan’: het leek voor vele media een haast verfrissend discours. Maar heel wat vragen blijven onbeantwoord.