JavaScript is required for this website to work.

Breaking news: de republiek is dood!

Pieter Van den Bossche29/8/2020Leestijd 6 minuten
TitelCicero. De republiek of de dood.
SubtitelPhilippicae en brieven
AuteurJohn Nagelkerken
UitgeverAthenaeum-Polak & Van Gennep
ISBN9789025310714
Onze beoordeling
Aantal bladzijden412
Prijs€ 29.99
Koop dit boek

Donald Trump die neergeschoten wordt tijdens een samenkomst van de senaat; het gevolg van een complot gesmeed door enkele tot op het bot gefrustreerde democratische afgevaardigden. Met de dodelijke gevolgen van Covid-19 in het achterhoofd besluiten ze alles op alles te zetten om de Amerikaanse democratie veilig te stellen.

Het gevolg: chaos, oproer en paniek. Een sfeer waarin plots niets meer ondenkbaar lijkt. De samenzweerders raken heel snel alle controle kwijt. Enkele ambitieuze figuren slaan de handen in elkaar en weten het machtige Amerikaanse militaire apparaat aan zich te binden. Vrijheden worden ingeperkt, opstandige elementen genadeloos aangepakt. De zieke republiek wordt vervangen door een vitale dictatuur met een duidelijke marsrichting. Weg met de besluiteloze zwakte die inherent lijkt aan elke democratie!

Klinkt (niet) plausibel? Spoiler alert: dit is allemaal ooit al eens gebeurd. Met andere figuren op andere plekken in het verleden met allicht minder voelbare gevolgen voor ons vandaag. Niets nieuws onder de zon, met andere woorden. Toch vormen zulke periodes van geschiedkundige transitie ondanks alle geweld en bloedvergieten ook gefundenes Fressen voor historici en politieke analisten. Niets zo interessant als een goede crisis – dat bewijzen kijkfiles iedere dag opnieuw.

Weg met de tiran

De moeder van alle politieke crisissen vond plaats in het oude Rome, gemakshalve gesitueerd in het jaar 44 voor Christus. Op 15 maart, de vermaledijde Iden, kwam Gaius Iulius Caesar aan z’n eind. Een gevolg van een complot gesmeed door enkele idealistische senatoren die dachten met hun daad de glorie van de republiek in ere te kunnen herstellen. Weg met de tiran, u weet wel.

Caesar was na zijn overwinning op Pompeius benoemd tot dictator, een welomlijnde functie binnen de politieke structuur van de Romeinse republiek. Een dictator kreeg een specifiek mandaat met quasi onbeperkte bevoegdheden wanneer de staat in zwaar weer verkeerde. Weliswaar beperkt in tijd. Zodra zijn opdracht vervuld was of een periode van zes maanden verstreken, moest hij aftreden. Caesar evenwel niet.

Met zijn indrukwekkende militaire successen (hij veroverde het huidige Frankrijk en België) en de daaruit voortvloeiende rijkdom wist Caesar z’n troepen aan zich te binden. Zijn soldaten waren bereid voor hun veldheer door het vuur te gaan en voelden weinig tot geen affiniteit voor de stoffige politieke klasse in Rome. Met de bekende gevolgen.

Caesar trok de Rubicon over, versloeg zijn rivaal Pompeius en installeerde zich in Rome. Alea iacta est en zo. Hij bleek echter verbazend vergevingsgezind ten aanzien van oude politieke concurrenten die de kant van de later vermoorde Pompeius gekozen hadden.

Mannelijke moed, kinderlijk inzicht

Marcus Tullius Cicero was 62 op het ogenblik van de moord op Caesar en had al heel wat watertjes doorzwommen. Consul geweest, afgerekend met een samenzwering, zelf aangeklaagd wegens misbruik van zijn ambt en in vrijwillige ballingschap gegaan… Een oude krokodil, gepokt en gemazeld in de Romeinse politiek, die door de samenzweerders niet belangrijk genoeg bevonden werd om te betrekken bij hun plannen. De ideale ooggetuige voor wat komen ging, met andere woorden.

‘(…) Voor mij bestaat er geen twijfel over dat er een gewapend conflict komt. Want die grootse daad is met mannelijke moed uitgevoerd, maar met kinderlijk inzicht. Wie heeft niet gemerkt dat de erfgenaam van de tirannie is overgebleven? (…)’ Twijfel en onzekerheid over de toekomst blijven een rode draad doorheen Cicero’s persoonlijke briefwisseling: de tiran is dood, de tirannie ook?

De interne keuken van een wereldmacht

Het eerste hoofdstuk van deze uitgave laat Cicero aan het woord tijdens de periode tussen 15 maart, de dag van de moord op Caesar, en 2 september. De lezer krijgt een onthutsend heldere inkijk in de interne keuken van een wereldmacht waarvan de potten overkoken. Mateloos interessant hoe de toenmalige kopstukken hun pionnen verschuiven en nillens willens naar een gewapend conflict toewerken.

Marcus Antonius, generaal en vertrouwenspersoon van de betreurde Caesar, trok de macht naar zich toe. Cicero overwoog naar het buitenland te trekken, maar deed dat helemaal niet van harte. ‘Verder verontrust me de vermoeienis van de zeereis, die niet alleen niet strookt met mijn leeftijd maar ook niet met mijn positie, en het tijdstip van mijn vertrek mist alle logica. Want we laten de vrede achter ons om terug te keren naar de oorlog. En de tijd die doorgebracht kon worden op mijn heerlijke landelijke verblijfsplekjes, zo fraai gebouwd en bijzonder lieflijk, verspillen we nu aan een buitenlandse reis. (…)’

Stom toeval hield Cicero in Italië: de zuidenwind blies zijn schip letterlijk terug naar de haven waaruit hij vertrokken was. Hij besloot terug te keren naar Rome zodat hij de senaatszitting van 1 september kon bijwonen. De relatie tussen hemzelf en Marcus Antonius was ondertussen danig bekoeld.

In volle overtuiging Demosthenes achterna

De volgende hoofdstukken draaien ruwweg rond de bekende Philippische redevoeringen die Cicero uitsprak in of voor de senaat en de volksvergadering. Philippische redes, genoemd naar niemand minder dan Cicero’s grote literaire voorbeeld Demosthenes die enkele eeuwen voordien geprobeerd had zijn Atheense medeburgers te waarschuwen voor het gevaar dat uitging van Philippus II, koning van Macedonië. Tevergeefs, overigens.

In niet minder dan veertien wereldberoemde speeches werd Marcus Antonius door Cicero aan het kruis genageld. ‘Waarom zou mijn redevoering effect op jou hebben? Als de dood van Caesar er niet voor kan zorgen dat je liever geliefd dan gevreesd bent, zal een redevoering van wie dan ook nooit succes bij of invloed op jou hebben.’ Klinkt een beetje als redelijk proberen converseren met meneer Trump.

Cicero’s tweede vlammende aanklacht tegen Antonius leidde tot een definitieve breuk tussen beide heren. ‘Wat is een gunst van geboefte anders, heren senatoren, dan dat ze kunnen vertellen dat ze het leven hebben geschonken aan degenen wie ze het niet hebben ontnomen?’ Cicero trok alle registers open en beschuldigde Antonius onder andere van hoererij en drankmisbruik. Intussen geraakten de gemoederen zodanig verhit dat het tot een open strijd kwam tussen Marcus Antonius en Decimus Brutus, vroegere vertrouweling van Caesar. Vanaf dan laveerde de senaat behoedzaam tussen oorlog en vrede. Cicero bespeelde de oude heren meesterlijk en probeerde een mogelijk bestand met Antonius consequent te torpederen. Tot de gebeurtenissen de politicus inhaalden.

Een belofte uit overtuiging weegt zwaarder door dan geld

De jonge Octavianus, door Caesar tot erfgenaam benoemd, had intussen namelijk niet stilgezeten. Tot groot verdriet van Cicero, die in zijn laatste overgeleverde brief enkele woorden schreef waar heel wat moderne politici een puntje kunnen aan zuigen. ‘Terwijl ik dit schrijf, overvalt me een groot verdriet omdat ik nauwelijks tot stand lijk te kunnen brengen wat ik beloofd heb toen de republiek me aanvaardde als borg voor de jongeman die nog bijna een kind is. Een belofte die je met hart en ziel en vol overtuiging doet is in zaken van het hoogste belang zwaarder en lastiger dan een die met geld te maken heeft.’

Cicero merkte dat hij de greep op de gebeurtenissen aan het verliezen was. Octavianus en Antonius sloten een politieke overeenkomst die uitmondde in een driemanschap met Aemilius Lepidus. De drie besloten elk af te rekenen met hun tegenstanders en vaardigden lijsten uit met namen van mensen die ze het liefst zagen verdwijnen. Bovenaan Antonius’ lijst prijkte de naam van Cicero.

‘Ze lieten zien dat geen enkel wild dier meedogenlozer is dan een man wiens drift gepaard gaat met een machtspositie.’, schreef Plutarchus achteraf. Cicero stierf door de hand van Laena, een onderofficier die ooit dankzij hem vrijgesproken was. Antonius liet Cicero’s hoofd en rechterhand vastspijkeren aan het spreekgestoelte op het Forum.

John Nagelkerken zet de kroon op zijn vertaalwerk

John Nagelkerken heeft met zijn vertalingen van onder andere Tibullus en Appianus bewezen dat hij van vele markten thuis is. Dat geldt ook voor de verdienstelijke manier waarop hij Cicero’s ronkende volzinnen omzet naar het Nederlands. Toch blijft de lezer gespeend van het zwierige, vaak zelfs theatrale Latijn dat Cicero zo graag gebruikte.

De ironische wendingen waarvoor Cicero in de oudheid zo bekend stond, gaan daardoor soms verloren. Wanneer Nagelkerken anderzijds de zinsnede ‘Quin tu abis in malam pestem malumque cruciatum?’ vertaalt met ‘Ach man, ik wens je de vreselijkste ziektes en martelingen toe!’, slaat hij de nagel op de kop. Nagelkerken zet met deze uitgave de kroon op zijn vertaalwerk.

Eindredacteur, doe uw werk!

De inleiding van is een gemiste kans. Drie en een halve bladzijde om de stand van zaken in de republiek te beschrijven in de eerste eeuw voor Christus lijkt niet alleen onvergeeflijk kort, maar is het ook. Sommige thema’s vragen nu eenmaal meer ruimte dan door eindredacteurs wenselijk wordt geacht. Een terugkerend euvel de jongste jaren bij Athenaeum-Polak & Van Gennep.

Een groot contrast met vroegere uitgaves, waarbij de lezer ruimschoots de kans kreeg zich de context eigen te maken waarin de vertaalde brontekst vorm gekregen had. Nagelkerken had zijn lezers veel beter bij de hand moeten nemen. De zo belangrijke begrippenlijst bijvoorbeeld was beter vooraan in het boek geplaatst. Dezelfde bemerking voor de opsomming en beschrijving van de hoofdrolspelers. Die mist duidelijkheid en structuur, zodat de aandachtige lezer regelmatig zélf informatie zal moeten opzoeken om zijn of haar weg door dit historische doolhof te vinden. Extra jammer omdat het notenapparaat achteraan zo uitgebreid is. (Gewaagd, 154 voetnoten voor één hoofdstuk!)

Toch zet Nagelkerken zoals gezegd een prachtprestatie neer. Het verschil tussen de huiselijke sfeer in Cicero’s privébrieven en de vaak pedante toon die hij aanslaat in zijn redevoeringen, komt schitterend tot uiting. Een unieke gelegenheid om tweeduizend jaar na de feiten de mens achter de functie te leren kennen. Extra interessant ook omdat Cicero, in tegenstelling tot de huidige bewoner van het Witte Huis, wél de gave van het woord had.

Wie Cicero: De republiek of de dood leest, verneemt hoe een wereldmacht op zijn grondvesten davert en tot een nieuwe orde vervelt, en kijkt daarna met een andere bril naar de huidige generatie politieke wereldspelers.

Pieter Van den Bossche is vader, leraar en classicus. In die volgorde. Als leraar geeft hij Latijn, Grieks en filosofie in het Sint-Vincentiusinstituut te Gijzegem, maar in zijn vrije tijd experimenteert hij met hout, baksteen en metaal.

Commentaren en reacties