JavaScript is required for this website to work.

De keuze van D66

Henk Jurgens4/2/2017Leestijd 3 minuten
TitelDe keuze van D66
AuteurDaniël Boomsma (samenstelling)
UitgeverBoom
ISBN978905876633
Onze beoordeling
Aantal bladzijden400
Prijs€ 24.9

Nederland heeft op dit ogenblik 81 politieke partijen die zich allen aan een kansje gaan wagen bij de komende Tweede Kamerverkiezingen. Globaal zijn ze in drie categorieën in te delen: traditionele ideologische partijen; one-issue partijen zoals 55+ en de Partij voor de Dieren; populistische partijen waaronder PVV en extreem vele splinters. Om een zetel in de Tweede Kamer te bemachtigen moet een partij de kiesdeler halen. De kiesdeler is het totaal aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door 150, het aantal zetels in de Kamer. In België en Duitsland bestaat een kiesdrempel van 5 % van de stemmen om überhaupt in het parlement vertegenwoordigd te mogen zijn. Nederland kent zo’n drempel niet.

Een van de traditionele ideologische partijen is D66. Deze sociaal-liberale partij bestaat 50 jaar. Voor de partij was het een goede reden om eens stil te staan bij haar ideologische uitgangspunten. In een prachtig boek De keuze van D66 zijn een aantal belangrijke teksten uit de geschiedenis van D66 bijeengebracht.

‘Het was niet de bedoeling dat D66 langer dan een paar jaar zou bestaan’, schrijft de samensteller. ‘Het politieke bestel zou moeten “ontploffen” en uit de puinhopen van het oude zou iets nieuws moeten ontstaan: een opener, democratischer politiek met een sterkere band tussen volk en volksvertegenwoordiging en nieuwe verhoudingen tussen partijen door middel van een concentratie van progressieve en conservatieve partijen. Dat was het doel. Democraten gaan uit van de door rede geleide burger die in vrijheid, en op voet van gelijkheid met andere mensen, vormgeeft aan zijn eigen én het publieke leven.’

Het begon op 15 september 1966 met een ‘Appèl aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie’. ‘Wij zijn van mening dat ons staatsbestel bedroevend functioneert. Het politieke spel moet nog steeds worden gespeeld volgens regels die dateren uit de vorige eeuw.’ Wat de opstellers voor ogen stond was een ‘radicale democratisering van de samenleving.’ D66 werd opgericht.

In zijn congrestoespraak in september 1968 zei de politieke leider van de nieuwe partij Hans van Mierlo: ‘Wij moeten vandaag belangrijke beslissingen nemen. Over onze eigen plaats in de Nederlandse politiek, over onze taak daarin, en over de weg die wij willen bewandelen naar een vernieuwing van die politiek. En we moeten dat doen met een koel hoofd. Met een afweging van de argumenten voor en tegen en met een grote waakzaamheid tegen schijnduidelijkheid van termen en redeneringen. Het slop waar de Nederlandse politieke partijen in zitten is eigenlijk maar een symptoom, een klein onderdeel van de crisis van de hele maatschappij in West-Europa en misschien zelfs van de maatschappij in de rijke landen. Als je die crisis in een paar woorden wilt samenvatten, dan is het dat de machthebbers in de samenleving steeds meer macht krijgen, en dat er een steeds hogere en steeds ondoordringbaarder muur groeit tussen die machthebbers aan de ene kant en de gewone mensen aan de andere.’

De politieke leiders van D66 bleven constant bezig met na te denken over de plaats van hun partij in het politieke krachtenveld. Jan Terlouw, de opvolger van Van Mierlo als politiek leider, verwoordde het in zijn toespraak tot het congres in 1973: ‘Een beweging waren we, met de blik op de lange termijn en internationaal gericht. Over het verschil tussen ons en de VVD hoef ik niet uit te wijden. Als hun politiek leider, de heer Wiegel, twee zinnen heeft uitgesproken kan een kind van zes dat verschil al aangeven, of hoe oud moet een kind zijn om het woord portemonnee te kennen. De VVD is uitgegroeid tot een grote, conservatieve groepering, die met liberalisme natuurlijk niets meer te maken heeft. Dat is het algemene beeld van de VVD in 1973: ontzettend flinke zinnen uit het boekje “Hoe word ik met enkele schriftelijke lessen een succesvol politicus?” voor zalen met 2000 kritiekloze aanhangers.’ In zijn toespraak lanceerde Terlouw het begrip ‘participatiemaatschappij’. Een begrip dat tegenwoordig in de mode is. Terlouw eindigde zijn toespraak met: ‘Een aardbeving schudt de fundamenten van de wereldeconomie: monetaire crisis, energiecrisis, milieucrisis. In zo’n tijd is meer dan ooit nodig een ondogmatische, analytische, redelijke aanpak en moeten oplossingen worden gezocht waarbij geen heilige huisjes worden gespaard.’

In 1976 zei Terlouw in de Tweede Kamer: ‘Nederland is conservatiever geworden in de periode na 1970.’ Die kwalificatie lijkt mij juist voor zover het gaat over een verminderde tolerantie tegenover mensen van een ander ras of waar het gaat over de nog steeds aanwezige neiging tot stigmatisering, tot negatieve beoordeling van de werkloze.

Met een vooruitziende blik zei Gerrit Jan Wolffensperger in 1991 in de Tweede Kamer; ‘73% van de Nederlanders, blijkt uit onderzoek, is tevreden over het functioneren van de democratie. Van de politieke partijen is slechts 4% van de kiezers lid. Het probleem is nu dat de geringe betrokkenheid bij politieke besluitvorming er toe zal leiden dat de legitimatie ervan wordt aangetast.’

Uit dit boek, dat aan te raden is voor iedereen die in politiek geïnteresseerd is, blijkt dat de idealen van D66 nog steeds niet door de tand des tijds zijn aangetast. Of, zoals de huidige leider Alexander Pechthold in zijn nieuwe boek Optimist in de politiek schrijft: ‘Ik wil de open samenleving verder verdiepen. Openheid vraagt om tolerantie die alleen kan bestaan in een zelfverzekerde maatschappij. In de open samenleving zijn persoonlijke vrijheden gegarandeerd en kunnen mensen zich veilig voelen om kritisch te denken.’

 

De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.

Commentaren en reacties