De populistische revolutie
Titel | De populistische revolutie |
---|---|
Auteur | Hans Wansink |
Uitgever | Prometheus, Amsterdam |
ISBN | 9789044631999 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 206 |
Prijs | € 19.99 |
Hans Wansink, journalist bij de Volkskrant, heeft er een boek over geschreven. ‘De centrale boodschap van elke populistische beweging luidt: “De politiek is van ons, het soevereine volk heeft het recht op directe zeggenschap over het beleid. Maar we worden van de macht uitgesloten door corrupte politici en een niet-representatieve elite die onze belangen verraadt, onze opvattingen negeert en ons met minachting bejegent.”
Hans Wansink, journalist bij de Volkskrant, heeft er een boek over geschreven. ‘De centrale boodschap van elke populistische beweging luidt: “De politiek is van ons, het soevereine volk heeft het recht op directe zeggenschap over het beleid. Maar we worden van de macht uitgesloten door corrupte politici en een niet-representatieve elite die onze belangen verraadt, onze opvattingen negeert en ons met minachting bejegent.”
Er is dus altijd een vijand, die compromisloos bestreden moet worden: de kliek van degenen die aan de touwtjes trekken. Populisten nemen functies over die van oudsher werden uitgeoefend door politieke partijen en door volksvertegenwoordigers die het vertrouwen hadden van een vastomlijnde groep kiezers.
‘De hoogtijdagen van de klassieke volkspartijen zijn definitief voorbij,’ schrijft Wansink. ‘De kiezers en gekozenen leven in verschillende werelden. De mankementen van de vertegenwoordigende democratie roepen als het ware populistische bewegingen op. De politicologen die het populisme afdoen als een rechts-extremistische randverschijnsel miskennen dat het populisme een wezenlijke functie vervult in een democratie: het functioneert als een soort rookmelder. Als er sprake is van misstanden in de samenleving waarop de gevestigde politiek geen antwoord heeft, steken populistische bewegingen de kop op.’
Maar is dit allemaal wel zo? ‘In het populisme van de eenentwintigste eeuw zien we het resultaat van een langdurig proces van ontvoogding en onthechting van de kiezers en parallel daaraan een gestaag opgebouwd wantrouwen tegen de instituties van de parlementaire democratie: partijen, parlement, regering en media,’ schrijft Wansink.
Daarin heeft hij ongetwijfeld gelijk. De wereld zit midden in een langdurige periode van fundamentele maatschappelijke en culturele veranderingen. De grote volksverhuizing waarvan het einde nog lang niet in zicht is; de spectaculaire ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en techniek die door bijna niemand te overzien zijn en door velen als een bedreiging ervaren wordt; het onderwijs dat wereldwijd een ongekende emancipatie en mondigheid van mensen tot gevolg heeft; en de ongecontroleerde globalisering van de economie waardoor weliswaar wereldwijd de welvaart is toegenomen maar waarvan de negatieve gevolgen nog nauwelijks bestudeerd zijn, leiden tot een langdurige overgangsperiode met een zeer onduidelijke uitkomst.
‘Nederland kreeg te maken met een etnische onderklasse en daarmee met een maatschappelijk vraagstuk dat in reikwijdte niet onderdeed voor de ‘sociale kwestie’ van de negentiende eeuw,’ schrijft Wansink terecht. En: ‘Alle populistische bewegingen bestaan uit buitenstaanders die zich uit naam van het ‘gewone volk’ richten tegen het gevestigde politieke bestel, dat onvoldoende oog zou hebben voor de vraagstukken die de kiezers bezighouden.’
Uiteraard heeft Wansink ook hierin gelijk, maar is er daarom sprake van een ‘populistische revolutie’? Is het populisme niet eerder een laatste stuiptrekking voor mensen die de maatschappelijke en culturele verandering niet meer kunnen volgen, waarbij gevoelens van onveiligheid en onvrede de overhand hebben?
‘Populisten beloven het volk de macht terug te geven, waarbij ze de natie voorstellen als een organisme met een gemeenschappelijke identiteit en een collectieve wil. Directe democratie is voor populisten dan ook superieur aan getrapte vertegenwoordiging in parlementaire organen,’ schrijft Wansink.
Maar, hebben populisten überhaupt al eens op bestuurlijk gebied iets voor elkaar gekregen? ‘Uit een onderzoek naar 25 populistische partijen in zeventien Europese landen blijkt dat deze voor het begin van de economische crisis van 2008 samen 19 procent van de kiezers trokken en na de crisis 23,1 procent.’ Wansink vertelt niet hoeveel van deze populistische partijen in hun eigen land bestuurlijke verantwoordelijkheid hebben gedragen. In Nederland heeft Wilders’ PVV van oktober 2010 tot april 2012 het Kabinet Rutte-1 ‘gedoogd’. Zelf meeregeren was er niet bij, regeringsvoorstellen werden, na voorafgaand beraad in de achterkamertjes, ondersteund. Sinds september 2004 opereert de PVV in de Nederlandse Tweede Kamer. Op de anderhalf jaar als ‘gedoogpartij’ na zit Wilders met zijn PVV voor spek-en-bonen in het parlement. Om alle populistische partijen op één hoop te gooien doet ook wat merkwaardig aan. Natuurlijk zijn ze allemaal tegen de islam en tegen de Europese Unie, maar verder? Het Front National van Marine Le Pen in Frankrijk heeft bijvoorbeeld sterk antisemitische trekken terwijl Geert Wilders een idolate verering voor Israël heeft.
Van een ‘populistische revolutie’ is geen sprake, noch in Nederland, noch in Europa. Wansink’s conclusie dat we ‘anno 2017 onder een populistisch-bureaucratisch regime’ leven is onjuist. Zijn conclusie onderbouwt hij met een zeer somber verhaal over de economische toekomst in Nederland en in Europa. De wereld verandert echter snel. Door de huidige economische groei, met name die in Nederland, zijn Wansinks conclusies bij het uitkomen van zijn boek reeds achterhaald.
Wansink geeft veel stof tot overdenken en daarom alleen al is zijn boek zeer de moeite waard. Wansink haalt de Amerikaanse econoom Tyler Cowen aan: ‘Optimisten spreken van een nieuwe industriële revolutie waarin auto’s zonder bestuurders perfect hun weg weten te vinden en robots zich ontfermen over alles wat ziek, zwak of der dagen zat is. Maar voordat dit digitale paradijs op aarde zal neerdalen, zitten we de komende twintig jaar in een pijnlijke periode van aanpassing.’ Een ‘digitale revolutie’ in plaats van een ‘populistische revolutie’ dus.
De Nederlandse publicist Henk Jurgens (1942) is politicoloog (UvA). Hij schrijft regelmatig in Doorbraak over Nederland en de Nederlandse politiek.
Jan Renkema probeert de ‘Nederlander’ is een beperkt aantal pagina’s te doorgronden.