JavaScript is required for this website to work.

De prijs van onafhankelijkheid

Externe Auteur25/2/2018Leestijd 5 minuten
TitelExiteconomie
SubtitelDe prijs van onafhankelijkheid
AuteurJo Reynaerts en Jacob Vanschoonbeek
UitgeverLannooCampus
ISBN9789401440943
Onze beoordeling
Aantal bladzijden200
Prijs€ 24.99

Waarom vond er in de 20e eeuw een trendverschuiving plaats naar het uiteenvallen van landen? En kan een afscheiding de economische welvaart verhogen? Exiteconomie biedt een stand van zake van de nog relatief jonge onderzoekstroming inzake politiek-economische oorzaken en gevolgen van het opsplitsen van landen. Het blijft niet bij een overzicht van de theoretische inzichten. Er wordt uitgebreid aandacht besteedt aan zowel historische-anekdotische, als statistische analyse om af toetsen welke verklaring het best de realiteit weerspiegelt en voorspelt.

Twee delen

Het eerste en omvangrijkste (3/4) deel spitst zich toe op de vraag wat zijn de politiek-economische oorzaken zijn van separatisme/staatsdesintegratie. Het tweede deel is gewijd aan de vraag naar de economische gevolgen van staatsdesintegratie: wat is de kostprijs van de verworven onafhankelijkheid?

Wat dat laatste betreft is de betrokkenheid van economische wetenschap duidelijk, wat het eerste deel is dat minder duidelijk op het eerste gezicht. De diepere beweegredenen voor onderscheiden natievorming die mogelijks culmineert in een onafhankelijke staat, heeft te maken met een aparte geschiedenis, aparte cultuur, aparte taal, een ruim verspreid aangevoelde tekortkoming en/of aangevoeld tekortgedaan zijn, e.d. nochtans zijn er ook economische afwegingen (tussen kosten en baten) die een rol spelen. De economie van staats(des)integratie sluit aan bij de toepassing van het economische gereedschapskist op het menselijk gedrag zoals huwelijk, misdaad, aantal kinderen… waarvoor G. Becker in 1992 de Nobelprijs economie kreeg. In het geval van exiteconomie gaat het over het politiek gedrag i.v.m. staatsvorming.

Meer en kleinere landen

Gedurende de jongste 100 jaar werd de wereld geconfronteerd met een proces van staatsdesintegratie waarbij het aantal onafhankelijk landen gestaag toenam van 58 in 1900 naar 195 in 2016 en tegelijkertijd de landen in omvang verminderde. Bovendien steeg de wereldwijde vraag naar separatisme uitgedrukt in aantal actieve afscheidingsbewegingen. Dat is het uitgangspunt voor de onderzoeksvraag; zijn er economische factoren die dit afscheidingsproces beïnvloeden veroorzaken en/of vormgeven?

Centraal in de economische benadering van staats(des)integratie staat de afweging tussen schaalvoordelen en heterogeniteitskosten waarbij deze laatsten zowel kunnen voortvloeien uit politieke verdeeldheid als uit inkomensongelijkheid tussen regio’s. Grotere staten zijn vooral interessant om belastingkosten te spreiden, een grotere binnenlandse afzetmarkt zonder handelsbarrières te creëren en de militaire armslag te vergroten. Als deze schaalvoordelen toenemen in belang, dan voorspelt deze theorie een ontwikkeling naar politieke integratie en een wereld met minder maar grotere landen. De voornaamste reden om kleinere landen te vormen, is om de kloof tussen overheid en burger te dichten: als politieke verdeeldheid of inkomensongelijkheid het moeilijk maken om grote gebieden tevreden te stellen met eenzelfde overheidsbeleid, voorziet deze theorie een trendverschuiving naar secessie en een wereld met meer maar kleinere landen.

De uitkomst van deze centrale afweging wordt eveneens beïnvloed door de binnenlandse politiek-institutionele context. Autoritaire regimes worden minder blootgesteld aan de politieke kosten van een verdeelde bevolking omdat ze hun politieke macht voornamelijk funderen op repressie in plaats van democratische legitimiteit. Democratische regimes hebben het moeilijker om politieke minderheden te negeren en daarvoor meer vatbaar voor separatisme. Meer democratie leidt dan alles gelijk blijvend tot meer landen.

Ook de internationale context is relevant. Zo wegen de schaalvoordelen die grote landen kunnen bieden zwaarder door naarmate internationale handelsbarrières en militaire conflicten toenemen. Vrijhandelsakkoorden en militaire samenwerkingen werken daarentegen staatsdesintegratie in de hand, omdat ze de levensvatbaarheid van landen minder afhankelijk maakt van de omvang van het staatsterritorium. Voorts speelt de internationale gemeenschap via het internationaal erkenningsregime een belangrijke rol. De kans op separatisme is groter onder een liberaal erkenningsregime.

De empirische bevindingen suggereren dat staats(des)integratie vooral beïnvloed werd door de internationale context. Met name maken drie wijzigingen in de internationale context afscheidingen aantrekkelijker sinds 1945: enerzijds holden de naoorlogse proliferatie van internationale handelsorganisaties en militaire samenwerkingsverbanden de schaalvoordelen die grote landen kunnen bieden uit; anderzijds verhoogde de internationalisering van het principe van zelfbestemming de legitimiteit van afscheidingsbewegingen. Wijzigingen in de binnenlandse afweging tussen schaalvoordelen en heterogeniteitskosten blijken op zichzelf (verrassend genoeg) slechts een beperkte impact te ressorteren, maar bepalen wel welke landen het meest gevoelig zijn voor eventuele desintegratie.

Verwachtingen

De auteurs gaan ook in op de vraag wat we kunnen we verwachten voor de toekomst. ‘Onze bevindingen leren ons dat de huidige trend naar staatsdesintegratie zich zal voortzetten zolang de wereld een democratische, vredevolle en handelsrijke plek blijft. Welke nieuwe landen concreet toegevoegd zullen worden aan het internationale statensysteem, zal in dit scenario cruciaal bepaald worden door de binnenlandse afweging tussen schaalvoordelen en heterogeniteitskosten. Wat betreft Europa wijzen onze resultaten alvast uit dat Catalonië, Vlaanderen en Baskenland (Schotland staat op de vierde plaats) in dat geval de grootste kans maken om een gooi te doen naar meer politieke autonomie.’

In de rangorde van Europese regio’s naar scheurbereidheid levert de empirische simulatie een achtste plaats op voor het Waals gewest (voor bijvoorbeeld Corsica en Lombardije). Het autonomiestreven of het zoeken naar aansluiting bij Frankrijk is naar ons aanvoelen eerder marginaal in Wallonië. In de tekst bij tabel 5 wordt echter niet ingegaan op die speling van de empirische berekening.

EU

In principe kunnen kleine(re) landen goed gedijen en dalen de economische nadelen die gepaard gaan met een beperkte(re) bevolkingsomvang en een kleine(re) binnenlandse afzetmarkt binnen de Europese gemeenschap. Er is nog geen reëel voorbeeld van desintegratie van een lidstaat van de EU. Juridisch zou een afgescheiden, onafhankelijk geworden landsdeel als nieuwe lidstaat EU-toetreding moeten vragen en (unaniem) krijgen. Potentieel krijgen dus alle huidige lidstaten een poortwachtersfunctie. Als er geen automatische toetreding mogelijk is en de toetreding in een politiek mijnenveld dreigt terecht te komen, dan kunnen de onzekerheidskosten tijdens de transitie fors oplopen.

Een min of meer vlot proces om die horde te nemen zal minimaal vereisen dat er een politiek akkoord is tussen de protagonisten zodat het ‘moederland’ zich niet verzet tegen de afscheiding. Een éénzijdige stemming in het parlement van de deelstaat of een éénzijdig referendum in de deelstaat zal geenszins volstaan om een politiek succesvol onafhankelijkheidsproces in gang te zetten.

Ontnuchterend

Deel II bespreekt de gevolgen van staatdesintegratie en gaat na of er een soort onafhankelijkheidsdividend zou bestaan. Er wordt een betrouwbare rekenmethode voorgesteld om dat onafhankelijkheidsdividend te berekenen.

De meest conservatieve schattingen suggereren dat onafhankelijkheid de voorbije tweehonderd jaar gemiddeld genomen een kostprijs had van 10% in termen van het bbp per capita en dus dat nieuwe landen 10 % van hun inkomen in rook zagen opgaan als gevolg van de afscheiding. Het gemiddelde verhult zeer uiteenlopende economische effecten met aan het ene uiterste succesverhalen en aan het andere uiterste ‘failed states’. De empirische analyse leert dat nieuwe landen die op lange termijn de beste prestaties neerzetten vaker lid waren van regionale samenwerkingsverbanden, sterkere handelsbanden onderhielden met de rest van de wereld en meer democratische hervormingen doorvoerden. Onafhankelijkheid leidt zeker niet vanzelf naar betere economische prestaties. Het ontwikkelingsproces voor en na de onafhankelijkheid is alleszins ‘no walk in the park’ en gaat gepaard met transitiekosten die toenemen naarmate de beleidsonzekerheid groeit en afschrikwekkender is.

Wat hebben we geleerd

De conclusie van de empirische analyse is dat de landsgrenzen vooral het product zijn van de internationale omgeving, zou sommige lezers kunnen verleiden tot de bemerking ‘dat konden we wel vermoeden of dat wisten wij al lang’. Die neiging had ik ook, maar zulke snelle conclusie doet afbreuk aan de rijkdom van deze monografie. Lessen trekken uit empirische toetsing op een complex domein met soms moeilijk meetbare grootheden en relatief weinig gevallen – er zijn maar 200 landen – is een probleem. De meeste sociale fenomenen doen zich met duizenden (en meer) gevallen voor of meer. Hoe kleiner het aantal waarnemingen en hoe meer specifieke historische omstandigheden, gebeurtenissen en invloeden, toeval dus een rol zullen spelen. In de praktijk vond het proces van staatsdesintegratie grotendeels in drie — elk speciale — golven plaats: een eerste golf na WO I in Oost-Europa, een tweede bij de dekolonisatie na WO II en een derde met het uiteenvallen van zowel de Sovjet-Unie als Joegoslavië in de jaren negentig.

Het gebeurt niet veel dat er over een deel van het economisch vak in het Nederlands een oorspronkelijk (niet vertaald) overzichtswerk verschijnt. Het overzicht is beknopt (een goede 200 blz) en leesbaar met een minimale inspanning. Ik vermoed dat het boek het resultaat is van jarenlange noeste arbeid. Bovendien is het boek aantrekkelijk gepresenteerd en uitgegeven. Het onderwerp is zeker voor Vlaanderen relevant en actueel.

 

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties